Loading AI tools
rallysport Van Wikipedia, de vrije encyclopedie
Het Ford World Rally Team vertegenwoordigt de sportieve resultaten van de Europese afdeling van het oorspronkelijk Amerikaanse automerk Ford in het Wereldkampioenschap Rally. De auto's werden tot aan 1996 gebouwd en geprepareerd in het Britse Boreham, maar dit veranderde toen Ford de operatie in handen gaf van het bedrijf M-Sport van Malcolm Wilson in Cumbria, die het merk sinds 1997 representeert.
Ford World Rally Team | ||||
---|---|---|---|---|
Het team van Ford gesitueerd tijdens een rally in 2011 | ||||
Algemene informatie | ||||
Nationaliteit | Verenigd Koninkrijk | |||
Basis | Cumbria, Groot-Brittannië | |||
Hoofd | Malcolm Wilson | |||
Technisch hoofd | Christian Loriaux | |||
Opgericht | 1996 | |||
Statistieken in het Wereldkampioenschap rally | ||||
Actieve jaren | 1997 - heden | |||
Deelnames | 227 | |||
Kampioenschappen | 3 (1979, 2006, 2007) | |||
Overwinningen | 82 | |||
Eerste rally | Monte Carlo 1997 | |||
Eerste overwinning | Griekenland 1997 | |||
Laatste overwinning | Groot-Brittannië 2012 | |||
Laatste rally | Catalonië 2012
Noot: Actieve jaren en deelnames bepaald enkel de resultaten onder M-Sport | |||
2012 seizoen | ||||
Auto | Fiesta RS WRC | |||
Rijders | Jari-Matti Latvala Petter Solberg | |||
Startnummers | 3 en 4 | |||
Deelnames | 13 | |||
Overwinningen | 2 | |||
Punten | 309 | |||
Plaats in stand | 2 | |||
|
Ford is sinds de incarnatie van het WK Rally in 1973 actief in dit kampioenschap en het heeft in bijna veertig jaar tijd tot op heden 81 overwinningen behaald, werden drie keer wereldkampioen bij de constructeurs (in 1979 in hun oorspronkelijke staat en in 2006 en 2007 onder de vlag van M-Sport) en konden twee keer ook een wereldtitel voor een van hun rijders vieren (in 1979 met Björn Waldegård en 1981 met Ari Vatanen, al deed hij dit niet als fabrieksrijder). Deze statistieken maakt Ford een van de meest succesvolle maar ook loyale constructeurs uit het WK Rally. In 2012 is het actief met de Ford Fiesta RS WRC, met Jari-Matti Latvala en Petter Solberg als hun rijders.
Buiten het WK om heeft Ford door de jaren heen ook successen behaald in onder meer het Europees Kampioenschap Rally en veelal nationale kampioenschappen en internationale rally's.
Ford heeft een rijke geschiedenis opgebouwd in de rallysport. Het eerste grote succes kwam met het winnen van de Rally van Monte Carlo in 1936 met de Roemeen Johann Zamfirescu achter het stuur van een Ford V8. De Nederlanders Gerard Bakker Schut en Maus Gatsonides zouden in Monte Carlo ook winnen voor Ford, in 1938 en 1953 respectievelijk (Gatsonides inmiddels met een Ford Zephyr). Met deze modellen werden verschillende internationale successen behaald, maar Ford, onder leiding van Stuart Turner, pakte het vanaf de jaren zestig professioneler aan toen het hun auto's vanuit een centraal punt ging bouwen en prepareren, in Boreham, Groot-Brittannië. Het eerste product dat daar uit stal kwam was de Ford Lotus Cortina (de motor werd door Lotus geprepareerd) en Ford Cortina GT. Deze auto's behaalden eveneens dergelijke successen voor het merk bij elkaar, onder meer ook in verschillende marathon evenementen. In 1966 werd deze auto gehomologeerd in Groep 1. Naast succesvolle resultaten door rijders als Roger Clark en Vic Elford, kwamen de grootste overwinningen op naam van Bengt Söderström, die in 1966 de Rally van Groot-Brittannië (RAC Rally) won en in 1967 de Rally van Zweden.
Eind jaren zestig werd de compactere en lichtere Ford Escort (Mark I) geïntroduceerd, waarvan de competitieve versie bekend werd als de Ford Escort Twin Cam (TC), die bewees sterker en beter handelbaar te zijn dan zijn voorganger. In 1969 werd deze omgedoopt als de Escort RS1600, die vanaf dat moment ook beschikte over een Cosworth BDA (staand voor 'Belt Drive, A type') motor. Natuurlijkerwijs wist de auto weer grote overwinningen binnen te halen. Zo won Hannu Mikkola de Rally van Finland drie keer op een rij in 1968, 1969 en 1970, en schreef in het laatstgenoemde jaar ook de London to Mexico World Cup Rally (met de zogenaamde Escort 1850GT) op zijn naam en de Safari Rally in 1972. Roger Clark won er de Rally van Griekenland mee in 1969 en in 1972 de RAC Rally.
Naast de Escort, ontwikkelde Ford in 1970 ook een auto die puur bedoeld was voor de rallysport, genaamd de GT70 (geklasseerd als GT auto). Dit terwijl de Lancia Stratos wordt gezien als de pionier hierin, die echter pas vier jaar later zou verschijnen. Het GT70 project zag echter geen doorgang, omdat deze weinig tot geen marktwaarde had en de Escort al zijn potentie had bewezen.
De overkoepelende organisatie FIA introduceerde in 1973 het Wereldkampioenschap Rally, waarvan in het eerste jaar dertien ronden deel uitmaakte. De meeste constructeurs concentreerden zich in de beginjaren van het WK nog op individuele rally's, zo ook Ford, waardoor de fabrieks-Escort RS1600's maar in geselecteerde evenementen te zien waren. De eerste WK-overwinning kwam op naam van Timo Mäkinen, die dat jaar in Finland won en later in het seizoen ook in Groot-Brittannië. In 1974 was Timo Mäkinen wederom succesvol tijdens de 1974 editie van de RAC Rally, terwijl Mikkola dat jaar voor Ford zou winnen in Finland. In de tweede helft van het seizoen 1975 introduceerde Ford de Escort RS1800 (Mark II), die in de handen van Mäkinen tegen het einde van het jaar gelijk won in Groot-Brittannië (officieel als privé-inschrijving). In de tweede helft van de jaren zeventig werden er meerdere WK-rally's gewonnen (de RAC Rally werd tot aan 1979 enkel gewonnen door Escorts), grotendeels door Mikkola en Björn Waldegård, en het team streed inmiddels ook serieus mee om de titel bij de constructeurs. Het meest succesvolle seizoen van de Escort RS1800 werd uiteindelijk 1979, toen Ford met vijf overwinningen beslag wist te leggen op de constructeurstitel, terwijl ook Waldegård wereldkampioen werd bij de rijders.
Ford trok zich na afloop van het seizoen 1979 terug als officieel fabrieksteam, om zich vervolgens te bezigen met de ontwikkeling van een nieuwe rallyauto, die minder conventioneel moest zijn dan zijn voorgangers. Desondanks bleef het merk gerepresenteerd in het WK Rally door preperateur David Sutton en zijn team. Met sponsoring van Rothmans International reed het nog steeds een groot programma in het WK met de Escort RS1800. Hun kopman Ari Vatanen won in 1980 in Griekenland, maar zou dit overtreffen met het behalen van de wereldtitel in het seizoen 1981, waarin hij ook drie keer won. Tot op heden is Vatanen hiermee de enige die als privé-rijder een WK-titel heeft weten te winnen.
Het programma werd niet voortgezet in 1982, waardoor de aandacht nu volledig op de ontwikkeling van de nieuwe rallyauto lag, die bekend werd als de Escort RS1700T (gebaseerd op de Mark III Escort). De auto maakte nog steeds gebruik van achterwielaandrijving, en dat bleek met de bewezen successen van de Audi quattro op dat moment een overbodig systeem. De twijfels die het project met zich mee bracht, deed Ford de moeilijke beslissing maken het stop te zetten en weer van voren af aan te beginnen, ondanks dat er al uitvoerig was getest met de auto. Hierdoor werd de terugkeer van Ford ook voor een paar jaar uitgesteld. In 1984 kwamen de eerste schetsen van de opvolger naar buiten, de Ford RS200, bedoeld voor de twee jaar eerder geïntroduceerde Groep B klasse. De auto, nu met vierwielaandrijving, had een gewaagd maar innovatief ontwerp, dat weinig tot niets weg had van een normale productie auto (enkel het voorraamwerk werd rechtstreeks nagemaakt van de bestaande Ford Sierra). De auto maakte zijn competitieve debuut in 1985, maar werd een jaar later pas gehomologeerd en maakte zijn WK-debuut in Zweden in het seizoen 1986. Terwijl kopman Stig Blomqvist uitviel, eindigde teamgenoot Kalle Grundel de rally als derde. In de volgende ronde in Portugal verongelukte een Ford-gastrijder, Joaquim Santos. Hij kwam met zijn auto in het massaal toegestroomde publiek terecht, waarbij vier mensen het leven lieten en er tientallen gewonden vielen. Ford trok zich gelijk terug uit het evenement, zo ook alle andere fabrieksteams. De Groep B klasse wankelde op dat moment en kreeg uiteindelijk zijn genadeslag later in het seizoen in Corsica, waar Lancia-rijder Henri Toivonen en navigator Sergio Cresto dodelijk verongelukten. Groep B kreeg een competitieverbod opgelegd ingaand vanaf het seizoen 1987, en het RS200-project kwam daarom ongelukkig tot een vroegtijdig einde, zeker gezien de potentie die het in een zijn geringe optredens wist te tonen.
Het kampioenschap werd vanaf 1987 gecontinueerd met Groep A als de vervangende klasse, waarin de auto's weer meer gelijkenis vertoonden met het productiemodel, maar daardoor ook in technisch opzicht minder ontwikkeld waren. Ford bracht het Sierra-model naar voren als vervanger, en beschikte over de optie om de vierwielaangedreven Sierra XR 4×4 in te zetten of de achterwielaangedreven, maar ook krachtigere, Sierra RS Cosworth, gelegen aan waar of op welke ondergrond de auto het best tot zijn recht kwam. Uiteindelijk werd de Cosworth versie permanent ingezet door het team en deze won in Corsica in het seizoen 1988 met Didier Auriol achter het stuur. In 1990 stapte Ford over naar de vierwielaangedreven versie van de Sierra RS Cosworth, waarmee het vervolgens nog drie seizoenen actief bleef in het WK Rally. Ondanks meerdere podium resultaten bleef een overwinning uit, maar kon het zich wel weer mengen in de strijd om de constructeurstitel.
In 1990 kondigde Ford echter al aan dat ze wederom bezig waren met een auto die puur ontwikkeld werd om succesvol te zijn in de rallysport. Deze werd wederom gebaseerd op het Escort-model (inmiddels Mark V) en werd bekend als de Escort RS Cosworth. De auto won datzelfde jaar gelijk in zijn debuut in een Spaans nationale rally en zou in de komende twee jaar in ontwikkeling blijven, terwijl het team in het WK nog steeds actief was met de Sierra. De auto maakte uiteindelijk zijn langverwachte WK-debuut in Monte Carlo in het seizoen 1993, nadat het eerder die maand zonder problemen de homologatie had doorstaan. Met rijders François Delecour en Miki Biasion behaalde het team bijna een top twee resultaat, waar het niet dat Toyota-rijder Auriol hun op het laatste moment voorbleef en won. Delecour won uiteindelijk in Portugal, Corsica en Catalonië en zou als runner-up eindigen in het kampioenschap, terwijl Biasion won in Griekenland. Ook Ford eindigde als tweede bij de constructeurs en was hierin niet ver verwijderd van kampioenen Toyota. Het seizoen 1994 begon succesvol toen Delecour alsnog won in Monte Carlo. Maar titelkandidaat Delecour raakte buiten de rallypaden gewond bij een auto-ongeluk en was voor een tijd uitgeschakeld, wat een groot effect leek te hebben op het programma met de Escort RS Cosworth. Biasion wist het team niet op sleeptouw te nemen en ook Delecours vervangers wisten niet te winnen, op Tommi Mäkinen na, die tijdens een eenmalig optreden voor het team in Finland overtuigend won, maar tot Fords spijt vervolgens bij Mitsubishi tekende. Mede door financiële problemen en schermutselingen bij de leidinggevenden werd uiteindelijk aangekondigd dat het na afloop van het seizoen hun activiteiten in Boreham zou stoppen en het programma over te laten aan een extern bedrijf. Uiteindelijk werd het Belgische R.A.S. Sport aangetrokken als nieuwe preparateur, maar ontstond er alsnog een compromis om enkele auto's toch in Boreham te blijven prepareren. Ondanks een aantal podium resultaten bleek het seizoen 1995 niet succesvol en eindigde de werkrelatie tussen Ford en R.A.S. Sport ook na afloop van het seizoen.
De operatie keerde voor 1996 volledig terug naar Boreham en het team wist tweevoudig wereldkampioen Carlos Sainz aan te trekken als nieuwe kopman. In het laatste seizoen met de Escort RS Cosworth profileerde Sainz zich gedurende het seizoen als titelkandidaat en won ook Fords eerste WK-rally na bijna twee jaar droogte in Indonesië, maar zou uiteindelijk als derde eindigen in het kampioenschap. Tegen het einde van het jaar besloot de directie van Ford Europa het complex in Boreham alsnog te sluiten en de operatie in handen te geven van het externe M-Sport van voormalig rallyrijder Malcolm Wilson, die jarenlang fabrieksrijder was voor Ford en ook belangrijk was in de ontwikkeling van onder meer de Escort RS Cosworth. De werkzaamheden verhuisde daarom geleidelijk aan van Boreham naar de nieuwe thuisbasis in Cumbria.
Het seizoen 1997 zag ook de introductie van de World Rally Car klasse, en Ford ging in zijn nieuwe gedaante verder met de Escort WRC. Met Sainz behouden als eerste rijder, won het in Griekenland hun eerste WK-rally voor het M-Sport team en zou het later dat seizoen ook zegevieren in Indonesië. Toch bleek het wederom geen probleemloos seizoen te zijn voor Sainz en hij moest weer content zijn met een derde plaats in de titelstrijd, terwijl Ford tweede eindigde bij de constructeurs achter Subaru. Sainz stapte voor 1998 over naar Toyota, waardoor Juha Kankkunen (die halverwege 1997 zich aansloot bij het team) nu de nieuwe kopman werd. Er zat echter nog maar weinig ontwikkeling in de Escort WRC, die daarom wat meer gedateerd leek dan zijn concurrenten, wat het winnen van rally's niet makkelijker maakte. Kankkunen eindigde gedurende het seizoen geregeld op het podium, maar een overwinning bleef uit, terwijl ze bij de constructeurs ook teleurstellend als vierde eindigden.
Een schifting vond plaats met ingang van het seizoen 1999, toen het team de Ford Focus WRC introduceerde in het kampioenschap en voormalig wereldkampioen Colin McRae bij Subaru wegtrokken als hun nieuwe kopman. In de handen van McRae won de auto in zijn derde optreden tijdens de Safari Rally, direct gevolgd door eveneens een zege voor McRae in Portugal. Het resterende seizoen verliep minder gelukkig, waar grotendeels de kinderproblemen aan het materiaal parten speelde voor een goed resultaat. In het seizoen 2000 keerde Sainz nogmaals terug bij Ford, nu als teamgenoot van McRae. De term 'RS' (staand voor 'Rallye Sport') keerde vanaf dit jaar ook terug in de naam van de auto; Ford Focus RS WRC. Het seizoen verliep redelijk succesvol waarin beide McRae en Sainz wisten te winnen, maar het materiaal niet altijd even betrouwbaar was. McRae was betrokken bij een heftig ongeluk in Corsica, waarna het een paar uur duurde om hem te bevrijden uit het wrak. Hij zou echter in de daaropvolgende ronde in San Remo alweer terugkeren. Ford moest zich uiteindelijk weer genoegen stellen met een tweede plaats bij de constructeurs. In 2001 ging het team in deze vorm verder en beide rijders profileerden zich dat jaar als titel kandidaten. Terwijl Sainz het vooral van zijn regelmatigheid moest hebben, wist McRae na een ongelukkige start drie keer op rij te winnen en zich op die manier weer vooraan te melden in het kampioenschap. Beiden misten uiteindelijk de titel, waarbij McRae één punt tekortkwam na in de slotronde te verongelukken. Nogmaals zou Ford tweede eindigen bij de constructeurs. Het seizoen 2002 kende min of meer dezelfde karakteristieken, al kon het dit keer de dominantie van Peugeot en hun rijder Marcus Grönholm niet bedwingen en streed het vooral daarachter mee om de plaatsen. McRae en Sainz wonnen bij elkaar drie keer en loodsten Ford wederom naar de runner-up positie in het kampioenschap voor de constructeurs, waarin het voor het derde jaar op rij werd verslagen door Peugeot.
In het seizoen 2003 ging het team voor verjonging en kwam het aanzetten met rijders Markko Märtin en François Duval. Na een aantal rally's introduceerden ze ook een radicale nieuwe versie van de Focus RS WRC, waarin de aerodynamica van de auto een veel grotere rol speelde dan voorheen, onder meer te zien aan een grote voor- en achtervleugel. De auto was snel, maar tegelijkertijd ook onbetrouwbaar. Desondanks bezorgde het in Griekenland Märtin zijn debuut overwinning in het WK, en hij zou later in het seizoen ook nog winnen in Finland, terwijl Ford niet verder kwam dan plaats vier in het competitieve veld bij de constructeurs. Het seizoen 2004 verliep vrij identiek, waarin het vooraan gewoon meedeed, maar de consistentie weer een probleem was, en het daarom niet was opgewassen tegen het bijna vlekkeloze seizoen van Citroën en hun uiteindelijke wereldkampioen Sébastien Loeb. Ford vocht zich weer terug tot een tweede plaats in het constructeurskampioenschap. Zowel Märtin als Duval verlieten het team na afloop van dat seizoen en Toni Gardemeister en Roman Kresta werden voor 2005 binnengehaald als hun vervangers. Ondanks een bemoedigende start liep het uit tot een vrij onzichtbaar seizoen, waarin er voor het eerst sinds 1998 niet werd gewonnen en het team op afstand als derde zou eindigen bij constructeurs. Een groot detail was echter wel de introductie van een geheel nieuwe versie van de Focus RS WRC tijdens de slotronde in Australië, die nu was gebaseerd op de tweede generatie Ford Focus (MK II).
Eind 2005 werden Marcus Grönholm en Mikko Hirvonen gecontracteerd voor 2006, waarin het nu een volledig seizoen ging afwerken met de vernieuwde Focus RS WRC. Het team maakte een succesvolle start mee met gelijk twee overwinningen voor Grönholm tijdens de eerste twee ronden in Monte Carlo (zijn eerste zege op asfalt) en Zweden. Het team zou nog vaker winnen gedurende het seizoen (Hirvonen won zijn eerste WK-rally, in Australië) en streed op beide fronten mee om het kampioenschap. Grönholms voornaamste concurrent Sébastien Loeb blesseerde zich echter buiten de rallybaan en miste daarom de laatste vier ronden van het kampioenschap, waardoor het team van Kronos Racing, die dat jaar Citroën representeerden in het kampioenschap na de terugtrekking van de PSA groep, verzwakt was. Ford kon hiervan profiteren door voor het eerst sinds 1979 aan de haal te gaan met de titel bij de constructeurs, alhoewel Loeb genoeg punten bij elkaar had gesprokkeld om Grönholm achter zich te houden in het rijderskampioenschap, al scheelde dit uiteindelijk maar tot één schamel punt. In 2007 reed Ford misschien wel hun meest succesvolle seizoen door in totaal acht overwinningen te boeken (vijf voor Grönholm en drie voor Hirvonen) en dit keer overtuigend de weer volledige fabrieksinschrijving van Citroën (actief met de nieuwe Citroën C4 WRC) te verslaan in de strijd om de titel in het constructeurskampioenschap, waarin zij nu voor het tweede opeenvolgende wonnen. Ook Grönholm had een grote kans om voor de derde keer wereldkampioen te worden, maar door twee onnodige ongelukken in Japan en Ierland verspilde hij deze mogelijkheid en eindigde wederom achter Loeb als runner-up in het kampioenschap. Grönholm kondigde al eerder dat jaar aan zijn carrière als actief rallyrijder te stoppen na afloop van het seizoen.
Ford ging in 2008 verder met Hirvonen als kopman, terwijl Jari-Matti Latvala zich aansloot bij het team als tweede rijder. In Zweden schreef Latvala zijn eerste WK-rally op zijn naam en werd daarmee de jongste winnaar uit de geschiedenis van het WK Rally. Ford eindigde dit keer als tweede bij de constructeurs, nu het hierin weer verslagen werd door Citroën. Hirvonen won drie keer gedurende het seizoen en kon zich in de strijd om het kampioenschap lange tijd meten met Loeb, maar de overmacht van de Fransman bleek uiteindelijk te groot en Hirvonen moest content zijn met plaats twee. Het seizoen 2009 verliep intenser, waarin Citroën en kopman Loeb minder consistent waren in hun resultaten, terwijl Hirvonen dit juist wel was, tot op de hoogte dat hij vier keer achtereenvolgend wist te winnen. Loeb wist tijdens de laatste twee ronden van het kampioenschap echter de resultaten weer naar zich toe te trekken en ging Hirvonen in de slotronde in Groot-Brittannië uiteindelijk langszij, om hem uiteindelijk met één punt verschil te verslaan in het kampioenschap. Ford zou ook wederom achter Citroën als tweede eindigen bij de constructeurs. De dominantie van Citroën in het seizoen 2010 bleek te groot en Loeb behaalde vrij eenvoudig zijn zevende wereldtitel binnen, terwijl Citroën voor de zesde keer won bij de constructeurs. Hirvonen startte het seizoen nog goed met een overwinning tijdens de openingsronde in Zweden, maar speelde in het restant van het seizoen nauwelijks een rol. Latvala profileerde zich echter als kopman dat jaar en won twee keer gedurende het seizoen, en zou uiteindelijk als runner-up eindigen in het kampioenschap. Dit bewees het laatste seizoen te worden voor de 2-liter Ford Focus RS WRC, aangezien een wijziging in de World Rally Car-reglementen vanaf 2011 ervoor zorgde dat de auto's van 1.6-litermotors gebruik moesten maken, naast verschillende andere technische wijzigingen.
Door de invoering van de nieuwe reglementen introduceerde Ford als opvolger van de Focus de Ford Fiesta RS WRC in het kampioenschap. Het seizoen begon sterk met een top drie resultaat tijdens de openingsronde in Zweden, met Hirvonen wederom op de hoogste trede van het podium. Het team werd gedurende het seizoen echter geregeld geconfronteerd met het technisch falen van het materiaal, dat op momenten hoge klasseringen in de weg zat. Terwijl Latvala hiervan het grootste slachtoffer bleek, wist Hirvonen nog consistent te zijn in het behalen van podium resultaten en zich daarom tot kanshebber te maken op de rijderstitel. Hirvonen won voor een tweede keer dat seizoen in Australië, en behield uiteindelijk tot de laatste ronde in Groot-Brittannië de kans om het wereldkampioenschap, waar hij echter schade opliep na en spin en met motorproblemen moest uitvallen. Concurrent Loeb zou de rally ook niet finishen, maar hij had nog een voorsprong op Hirvonen om voor de achtste keer op rij de wereldtitel op zich te nemen. De enige troostprijs voor Ford, die Citroën ook wederom voor zich zagen eindigen bij de constructeurs, was Latvala's eerste overwinning dat seizoen daar.
In het seizoen 2012 is Latvala behouden en heeft hij de rol op zich genomen als kopman, terwijl Hirvonen overgestapt is naar Citroën. Petter Solberg, die tussen 1999 en 2000 ook reed voor Ford, keerde dit jaar terug bij het team. Het won hun eerste rally in Zweden, met Latvala achter het stuur. In het kampioenschap bij de constructeurs staan ze momenteel als tweede achter Citroën.
Periode | Naam |
---|---|
2012 | Ford World Rally Team |
2011 | Ford Abu Dhabi World Rally Team |
2008-2010 | BP Ford Abu Dhabi World Rally Team |
2005-2007 | BP Ford World Rally Team |
1996-2004 | Ford Motor Co Ltd. |
1995 | R.A.S. Ford |
1992-1994 | Ford Motor Co Ltd. |
1990-1991 | Q8 Team Ford/Ford Motor Co Ltd. |
1973-1989 | Ford Motor Co Ltd. |
Seamless Wikipedia browsing. On steroids.
Every time you click a link to Wikipedia, Wiktionary or Wikiquote in your browser's search results, it will show the modern Wikiwand interface.
Wikiwand extension is a five stars, simple, with minimum permission required to keep your browsing private, safe and transparent.