Na vele jaren van klachten over de onderkomen toestand van zowel het circuit als de andere faciliteiten hadden de Zweden nu eindelijk gezorgd voor nieuw asfalt en verbeterde persvoorzieningen. Toch was er nog veel aan te merken: het asfalt was hobbelig, de parkeerplaats een modderpoel, er was geen afwatering in het rennerskwartier, waar zich bovendien grote aantallen onbevoegden bevonden en de pitstraat lag nog steeds een halve ronde van start/finish. Bovendien was er nauwelijk interesse van de Zweedse televisie. De weersomstandigheden wisselden vooral tijdens de trainingen sterk. Dat was vervelend voor coureurs die in de eerste droge sessie niet snel genoeg waren geweest. Zo konden Domenico Brigaglia, Stefan Dörflinger en Luis Miguel Reyes zich in de regen niet meer kwalificeren en Egbert Streuer/Geral de Haas moesten zich tevreden stellen met de achttiende startplaats. Jacques Cornu kreeg een aanbod om een van de 500cc-ROC-Honda's van Dominique Sarron te rijden, maar paste om zich te concentreren op de 250cc-race. Dat deed ook Luca Cadalora, die op de 500cc-Yamaha van Freddie Spencer mocht rijden.
Twee koplopers in het wereldkampioenschap zagen hun kansen grotendeels verdampen. Zowel Wayne Rainey (500 cc) als Ezio Gianola (125 cc) verloren hun leidende positie door valpartijen.
De training
Wayne Gardner ging met een nieuwe, experimentele Honda NSR 500 onderuit na een botsing met Niggi Schmassmann en reed de veertiende tijd. Die reed hij op vrijdag met een defect ATAC-systeem. Wayne Rainey was bijna een seconde sneller dan Kevin Schwantz en Eddie Lawson.
Nadat hij drie GP's op rij door Eddie Lawson verslagen was, wist Wayne Rainey dat het tijd werd om zijn voorsprong van slechts 6,5 punt in het WK verder uit te bouwen. Hij startte dan ook als snelste en bouwde een kleine voorsprong op op Lawson en Kevin Schwantz. Halverwege de race nam Lawson de leiding over, maar Rainey volgde hem en wist dat hij in de doorlopende bocht sneller was. Daar wilde hij Lawson in de laatste ronde passeren. Twee ronden voor het einde gaf hij echter te veel gas en werd hij van zijn machine geslingerd. Lawson had het niet gemerkt, hij ontdekte pas dat Rainey gevallen was toen hij pitsignalen kreeg om het rustig aan te doen. Kevin Schwantz was door een defecte zuiger ook uitgevallen en Lawson had bijna zes seconden voorsprong op Christian Sarron. Wayne Gardner kwam voor het eerst sinds April weer eens op het podium. Adrien Morillas werd achtste en evenaarde daarmee het beste seizoensresultaat van Dominique Sarron, waarvoor hij inviel.
Nog steeds waren de Honda's de sterkste in de kwalificatie, maar Luca Cadalora, die er een start in de 500cc-race voor had laten schieten, zette zijn Yamaha toch op de eerste startrij. Sito Pons, toch al niet vaak snel in de kwalificatie, werd vierde, maar hij had de wereldtitel al binnen.
Ondanks zijn twaalfde startpositie nam Toshihiko Honma twee ronden lang de leiding. Toen werd hij overrompeld door een hele stoet Honda's: Carlos Cardús, Sito Pons, Reinhold Roth en Jacques Cornu. Honma zakte terug in de achtervolgende groep met Masahiro Shimizu, Martin Wimmer, Didier de Radiguès en Luca Cadalora. Cardús en Roth mochten enkele ronden lang leiden, maar daarna nam Pons het initiatief over en hij reed weg van de groep. Roth werd tweede voor Cornu en Cardús.
Àlex Crivillé was de snelste in de trainingen, bijna twee seconden sneller dan Ezio Gianola, die slechts de achtste tijd reed. Dat was belangrijk, want Gianola stond in het WK slechts twee punten voor op Crivillé en kon zich dus niet veroorloven achter hem te finishen. Hans Spaan, die van twee motorblokken één had moeten maken, reed de tweede tijd. Ook hij was nog in de race voor de titel, maar moest daarvoor hopen op pech van zijn concurrenten.
Àlex Crivillé nam meteen de leiding voor Ezio Gianola. Hans Spaan, Koji Takada en Jorge Martínez. Zowel Gianola als Spaan passeerden Crivillé, maar in de vierde ronde remde Gianola duidelijk te laat aan het einde van het rechte stuk en hij eindigde in de grindbak. Spaan kwam zo aan de leiding. Hij kon profiteren van de hoge topsnelheid van zijn Honda RS 125 op het rechte stuk, maar in de bochten stuurde de machine slecht en ook de voorvork functioneerde niet goed. Het was duidelijk dat Crivillé makkelijk kon volgen en in de achtste ronde nam hij de leiding over. Hij won makkelijk, maar Spaan moest nog veel moeite doen om Koji Takada van de tweede plaats af te houden. Crivillé was vooral dankzij de val van Gianola spekkoper: hij hoefde in de GP van Tsjecho-Slowakije slechts zesde te worden om de wereldtitel te grijpen.
In de zijspankwalificatie stonden de meeste gebruikelijke combinaties op de eerste startrijen: Steve Webster/Tony Hewitt, Rolf Biland/Kurt Waltisperg en Alain Michel/Jean-Marc Fresc. Men miste daar Egbert Streuer en Geral de Haas. Tijdens de droge training was een van Streuer's kniesteunen afgebroken en in de latere natte trainingen kon hij zijn achttiende startplaats niet meer verbeteren. Het leek wat dat betreft op de Zweedse GP van 1988, toen Streuer exact hetzelfde meemaakte door een gebroken versnellingsbakas en als twintigste moest starten. Hij werd toen nog derde in de race.
Na de start ontstond er meteen een kleine kopgroep met Steve Webster, Rolf Biland en Alain Michel, maar de als achttiende gestarte Egbert Streuer lag na een ronde al op de zesde plaats. Na acht ronden begon zijn combinatie echter al te trillen door de grote blaren op de achterband. Hierdoor kon hij zijn aanval op de kopgroep niet doorzetten en moest hij zich tevreden stellen met de vierde plaats. De drie leiders bleven intussen bij elkaar, ook Michel die het in de rest van het seizoen niet had kunnen volgen. Na veertien ronden nam Biland de leiding over en Webster liet ook Michel gaan omdat ook hij zijn banden wilde sparen en zag dat Streuer niet dichterbij kon komen.
Bij de solorijders was er concurrentie tussen Dunlop en Michelin, waarbij geen duidelijk voordeel bestond. In de zijlijn acteerde Pirelli, dat nog niet op hetzelfde niveau was, waarvan de enige gebruiker Pierfrancesco Chili het slachtoffer was. De zijspanrijders hadden echter wel een probleem. Voor hen werden geen speciale banden ontwikkeld. Ze waren afhankelijk van banden voor de Formule 3-autoraces, van Avon Rubber en Yokohama. Daar lag het probleem van Egbert Streuer: Steve Webster kreeg zijn banden van Avon en Rolf Biland en Egbert Streuer van Yokohama. Biland had echter 14 inch velgen, waarvoor Yokohama de Compound C voor warm en droog asfalt maakte. Streuer had 13 inch velgen en in die maat had Yokohama deze compound uit productie genomen. Dat was ook de reden dat Streuer na de race werd aangesproken door een functionaris van Avon met het aanbod "eens te komen praten".
Marco Gentile
Na afloop van de Zweedse Grand Prix raakten Marco Gentile en zijn teambaas Claude Fior betrokken bij een ernstig auto-ongeluk. Gentile werd met inwendige verwondingen opgenomen in het ziekenhuis van Värnamo en Fior liep rugletsel op. Gentile herstelde van deze verwondingen, maar toch was dit zijn laatste race geweest. Op 19 november verongelukte hij toen hij op het Circuit Paul Armagnac een door Fior gebouwde kart testte.
Steve Webster/Egbert Streuer
Na deze Grand Prix had Steve Webster aan één punt in de GP van Tsjecho-Slowakije genoeg om wereldkampioen te worden. Toch was hij er niet gerust op. In het seizoen 1988 had Rolf Biland aan twee punten genoeg gehad, maar toen was hij uitgevallen en was Webster alsnog wereldkampioen geworden. Dat zou nu ook met Webster en Streuer kunnen gebeuren.
Kevin Magee had na de finish van de GP van de Verenigde Staten een ernstig ongeval veroorzaakt door achter een blinde heuvel een burnout te maken. Daardoor werd hij aangereden door Bubba Shobert. Magee brak daarbij een onderbeen, Shobert hield er een ernstige hoofdwond aan over. Hij was een tijdje in coma gehouden, maar werd intussen thuis door zijn ouders verzorgd. Het Cabin-Honda-team had Rob McElnea als vervanger aangetrokken.