VN-verklaring aangenomen in 1948, algemene morele en juridische standaard Van Wikipedia, de vrije encyclopedie
De Universele Verklaring van de Rechten van de Mens (UVRM) is een verklaring die op 10 december 1948 is aangenomen door de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties (A/RES/217) om de Rechten van de mens (basisrechten/grondrechten) te omschrijven. De UVRM is tot op heden van grote betekenis als algemene morele en juridische standaard, als vaak gebruikte bron voor een nieuw internationaal verdrag of een nationale grondwet en als basis van het werk van mensenrechtenactivisten en -organisaties.
| |||||
Internationaal recht | |||||
|
Het eerste mensenrechtenverdrag was het Engelse Magna Carta (Groot Handvest), dat dateert uit 1215. Het bevatte bepalingen zoals: 'De kerk moet vrij zijn en haar rechten mogen niet worden geschonden ... Het is iedereen toegestaan ons koninkrijk te verlaten en er weer terug te keren ... Geen vrije burger mag worden gearresteerd of gevangengezet tenzij na een veroordeling door de rechters volgens de wetten van het land ... Als rechters en gerechtsdienaren zullen alleen diegenen worden aangesteld die de wetten van het koninkrijk kennen en die er oprecht naar streven die na te leven ...'
Op 26 juli 1581 werd het Plakkaat van Verlatinghe getekend in Den Haag. Het stelt dat 'een vorst is door God aangesteld om heerser over zijn volk te zijn, het tegen onderdrukking en geweld te verdedigen als een herder zijn schapen ... en wanneer hij zich niet zo gedraagt maar hen onderdrukt dan is hij niet langer een vorst maar een tiran en dan mogen zij wettig overgaan tot de keuze van een andere vorst.'
Het Plakkaat van Verlatinghe diende Thomas Jefferson tot inspiratie voor de Amerikaanse Onafhankelijkheidsverklaring van 1776, waarin veel rechten van (vrije) burgers werden vastgelegd.
De Amerikaanse verklaring was een voorbeeld voor de Verklaring van de Rechten van de Mens en de Burger (1789) van de Franse Revolutie. De Franse verklaring somde, vanuit het idee van de zelfbeschikking van het volk en het individu, een lange reeks rechten op. Ze stelde dat mensen vrij en gelijk in rechten zijn geboren. Ze verbood gevangenschap zonder proces. Ze bracht rechten zoals die op godsdienstuitoefening, bezit en controle op de rechtvaardigheid van belastingen. Ze stelde dat burgers vrijelijk mochten spreken, schrijven en hun ideeën in druk mochten laten verschijnen, zolang dat althans geen inbreuk was op de wet.
De Britse schrijver Herbert George Wells, toentertijd waarschijnlijk de meest gelezen auteur ter wereld, schreef in oktober 1939, toen hij 73 jaar was, een ingezonden brief aan het dagblad The Times. Daarin stelde hij voor een nieuwe verklaring van de rechten van de mens op te stellen. Het voorstel legde hij dat jaar persoonlijk voor aan de Amerikaanse president Franklin D. Roosevelt. Roosevelt ontvouwde in januari 1941 de 'Vier Vrijheden': vrijheid van meningsuiting, vrijheid van godsdienst, vrijwaring van gebrek en vrijwaring van vrees. Later is een prijs hiernaar vernoemd: de Four Freedoms Award.
De ontzetting over de Holocaust was echter doorslaggevend in de formuleringen voor en debatten over de UVRM (Morsink, 1999). Artikelen zoals over recht op huwelijk, recht op werk en beroep, recht op vrije keuze van onderwijs voor kinderen en geloofsvrijheid, zijn direct terug te voeren op bescherming tegen het soort discriminerende maatregelen dat de nazi's namen tegen Joden.
De auteurs van de belangrijkste studies (zie #Bibliografie) melden het volgende over de totstandkoming van de UVRM:
Onder meer de jonge afgevaardigden Marga Klompé (KVP) en Hilda Verwey-Jonker (PvdA) waren aanwezig bij vergaderingen over de UVRM, maar ze hadden geen belangrijke inbreng. De meest prominente Nederlandse gedelegeerde was pater Leo Beaufort (1890-1965). Hij maakte zich voor de vermelding van God sterk. Aanvankelijk kreeg hij enige bijval, maar geleidelijk rees bij steeds meer gedelegeerden de vrees dat christenen, moslims, boeddhisten en atheïsten het nooit over een verwijzing naar een Opperwezen eens zouden worden. Toen Beaufort merkte dat er nogal wat bezwaar was, voegde hij aan zijn pleidooi toe dat wie het daar niet mee eens was, de desbetreffende zin in de verklaring gewoon kon negeren. Waarop de vertegenwoordiger van Polen opmerkte dat de staten dan vrij zouden zijn om alles te negeren wat hun niet beviel (Samnøy, 1993). Uiteindelijk werd God in de UVRM buiten beschouwing gelaten. Mensen zijn, volgens artikel 1, 'begiftigd met verstand en geweten', maar het wordt in het midden gelaten door wie of wat ze daarmee begiftigd zouden zijn. (Morsink, 1999)
De UVRM is een heel ‘dichte’ tekst; er zijn niet minder dan 65 verschillende rechten in vervat.[2] Ze bevat een preambule, waarin de 'inherente waardigheid en onvervreemdbare rechten van de mens' worden erkend, en dertig artikelen. Artikelen 1-21 hebben betrekking op burgerrechten en politieke rechten. Daaronder zijn integriteitsrechten zoals die op leven, op erkenning als persoon voor de wet en op vrijwaring van marteling. Enkele artikelen van de UVRM formuleren de hoofdlijnen van een democratie: recht op inspraak in bestuur, op gelijke benoeming in openbare functies en stemrecht in vrije verkiezing. Artikelen 22-27 gaan over economische, sociale en culturele grondrechten. Dat zijn onder meer de rechten op werk, rust en vrije tijd, beloning, sociale zekerheid, onderwijs, huisvesting en medische verzorging.
Deze rechten zijn later in het internationaal recht wel uitgewerkt. Van andere rechten is de status tot op heden betwist:
Kritiek en aanvullingen op de UVRM kwamen sinds 1948 vanuit heel verschillende invalshoeken (Bronkhorst 2001):
10 december, de dag waarop de UVRM in 1948 in het leven werd geroepen, is de internationale dag van de mensenrechten.[12]
Seamless Wikipedia browsing. On steroids.