Kort na de start ontstond er een kopgroep bestaande uit Franck Bonnamour, Cristian Rodríguez, Danny van Poppel, Anthony Perez en Ide Schelling, waarbij zich enige tijd later Connor Swift aansloot. De voorsprong van het zestal werd echter nauwgezet gecontroleerd, en bedroeg nooit meer dan enkele minuten. Op de Côte de Stang reed Schelling weg van de rest van de kopgroep, en bouwde al snel een voorsprong op die opliep tot 2'30", waarna de andere vijf werden opgeslokt door het peloton.
Een toeschouwer die een kartonnen bord vasthield en daarmee Tony Martin raakte, veroorzaakte een massale valpartij waarbij onder meer Primož Roglič betrokken was. Nadat de slachtoffers van de valpartij de gelegenheid kregen om terug te keren in het peloton, werd Schelling gegrepen. Ruim 8km voor de finish volgde een tweede valpartij, ditmaal veroorzaakt in het peloton zelf. Chris Froome behoorde tot de hardst getroffenen. Hij reed de etappe wel uit, maar met grote achterstand en zichtbare verwondingen. Ook klassementsrenners zoals Steven Kruijswijk, Miguel Ángel López en Richie Porte verloren tijd door deze valpartij.
Op de Côte de la Fosse aux Loups, de slotklim, ging Julian Alaphilippe in de aanval. Primož Roglič en Tadej Pogačar probeerden hem bij te halen, maar tevergeefs. Alaphilippe reed naar de overwinning met 8 seconden voorsprong op de eerste groep van 20 man en meer op de rest van het verbrokkelde peloton. Hij boekte daarmee de honderdste etappezege voor zijn ploeg Deceuninck–Quick-Step in een grote ronde. Schelling werd door zijn ontsnapping leider in het bergklassement.