Loading AI tools
soort uit het geslacht Viscum Van Wikipedia, de vrije encyclopedie
De maretak (Viscum album) is een groenblijvende plant uit de sandelhoutfamilie (Santalaceae). De plant leeft op bomen. Het is een halfparasiet. De maretak wordt ook vogellijm of mistel genoemd, of met de Engelse naam mistletoe aangeduid. De maretak wordt ook wel gekweekt.
Maretak | ||||||||||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Taxonomische indeling | ||||||||||||||||||
| ||||||||||||||||||
Soort | ||||||||||||||||||
Viscum album L. (1753) | ||||||||||||||||||
Vruchten | ||||||||||||||||||
Afbeeldingen op Wikimedia Commons | ||||||||||||||||||
Maretak op Wikispecies | ||||||||||||||||||
|
Maretak is een groenblijvende struik met een dikwijls sterk vertakte groeiwijze. De plant is onbehaard en heeft leerachtige, tegenoverstaande bladeren.
Maretak is een op levend hout levende halfparasiet die in het hout wortelt van de gastheer, waarvoor zij afhankelijk is van water en zouten. De gastheersoort verschilt per ondersoort.
De besachtige vrucht wordt door vogels verspreid. De bessen worden genuttigd in de oksel van een boomtak, het zaad blijft plakken en ontkiemt. De wortel groeit dan in de boom. Zaden worden niet verteerd en hebben een kleverige laag, vandaar ook de naam 'vogellijm'. De zaden zijn voor de mens giftig.
Onder de insecten is de maretakbloemwants een bijzondere soort die uitsluitend op/van maretak leeft.
Maretak is kensoort van de naar haar vernoemde maretak-klasse (Viscetea albi). Deze klasse omvat in bomen en struiken groeiende vegetatie waarin maretak uiterst aspectbepalend optreedt.
De maretak is in Nederland en België zeldzaam. Uitzonderingen zijn het zuiden van Zuid-Limburg, de Voerstreek, de Leemstreek en het zuiden van de Maasvallei, daar is de soort vrij algemeen.
Binnen de soort worden verscheidene ondersoorten onderscheiden. In Nederland en Vlaanderen komt uitsluitend Viscum album subsp. album voor.
Deze ondersoort is bekend uit Centraal-Europa en groeit enkel op zilversparren. De vruchten zijn wit van kleur en de bladeren zijn lang, tot 8 cm.
Dit betreft de meest algemene ondersoort. Het verspreidingsgebied strekt zich uit van Europa, Zuidwest-Azië tot in Nepal. Ze komt vooral voor op populier, wilg, appel en linde.
Deze ondersoort is enkel bekend uit Centraal-Europa en groeit uitsluitend op de naaldbomen van Larix, Pinus en Picea. De vruchten zijn geel.
Deze ondersoort komt voor in Zuidoost-Azië, waar ze groeit op loofbomen, waaronder hoofdzakelijk esdoorn, Carpinus, Juglans, Prunus en Sorbus.
Dit betreft een zeldzame ondersoort die bekend is uit Kreta.[1] Ze parasiteert op Turkse den. De vruchten zijn wit en de bladlengte is opvallend kort.
Bijnamen die aan de wintergroene struik worden gegeven zijn boomkruid, duivelsgras, duivelsnest, hamschel, hamspoen, heksennest, holster, hulster, kersterhout, lijmkruid, mattekruid, mistel, mistletoe, priemst, raamsch, slangentong, viscus en vogellijm.
Seamless Wikipedia browsing. On steroids.
Every time you click a link to Wikipedia, Wiktionary or Wikiquote in your browser's search results, it will show the modern Wikiwand interface.
Wikiwand extension is a five stars, simple, with minimum permission required to keep your browsing private, safe and transparent.