Loading AI tools
geslacht uit de familie wilgenfamilie Van Wikipedia, de vrije encyclopedie
Wilg (Salix) is een geslacht van tweehuizige bomen en struiken uit de wilgenfamilie (Salicaceae). Wilgen zijn bladverliezende bomen met verspreide bladstand. De knop heeft één knopschub. De bloeiwijze van de wilg heeft de vorm van een katje en groeit uit de zijknoppen van een eenjarige twijg. De wilgenkatjes zitten of staan, dit in tegenstelling tot de hangende katjes bij populieren.
Wilg | ||||||||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Wilgen in de Biesbosch | ||||||||||||||||
Taxonomische indeling | ||||||||||||||||
| ||||||||||||||||
Geslacht | ||||||||||||||||
Salix L. (1753) | ||||||||||||||||
Knotwilgen bij Oudewater | ||||||||||||||||
Afbeeldingen op Wikimedia Commons | ||||||||||||||||
Wilg op Wikispecies | ||||||||||||||||
|
De pluizige zaden worden door de wind verspreid, maar zijn slechts korte tijd kiemkrachtig. De meeste soorten zijn te vermenigvuldigen door middel van stekken.
Wilgen zijn pioniersoorten met een grote lichtbehoefte. Wilgen komen in Nederland en België veel voor langs sloten en plassen. Wilgen houden namelijk over het algemeen van een vochtige bodem en groeien zeer snel.
Wilgen zijn pioniersplanten, die bijvoorbeeld langs rivieren ontkiemen in ooibossen op de grens van land en water. Doordat de wortels de grond luchtig maken en door de humusvorming van blad en takafval, wordt de grond geschikt voor soorten die volgen, zoals de es of de eik. Sommige wilgensoorten (zoals Salix jejuna) fungeren als pioniersplant in kale, rotsachtige gebieden.
De watermerkziekte en torsiekrachten van de wind zorgen ervoor dat een wilg meestal niet ouder wordt dan veertig tot vijftig jaar.
Wilgen zijn voor insecten een belangrijke leverancier van stuifmeel. Met name diverse solitaire bijen zijn afhankelijk van bloeiende wilgen.
Het geslacht omvat ongeveer driehonderd soorten, waarvan een twaalftal in Nederland en België voorkomt.
Andere soorten die niet van nature in Nederland en België voorkomen, zijn:
De flora van Heimans, Heinsius en Thijsse (21ste druk) noemt de volgende soorten, die moeilijk van elkaar te onderscheiden zijn:
De meeste wilgensoorten maken een stam. Salix alba wordt schietwilg genoemd en kan tot 25 m hoog worden. Schietwilgen kunnen worden geknot. In een vlak en open landschap is dit soms noodzakelijk om te voorkomen dat de bomen door een najaarsstorm worden geveld.
De wilg kan op ongeveer 2 m hoogte afgezaagd worden en heet dan knotwilg. Aan de stam groeien vervolgens waterloten, die wilgentenen worden genoemd. Ze worden tegenwoordig vooral gebruikt om manden en tuinschermen te maken. Vroeger werden wanden van hutten gemaakt van vlechtwerk van wilgentenen, afgedicht met klei, en funderingen van dijken werden gelegd op matten van gevlochten wilgentenen. Deze zinkstukken blijven op hun plaats door ze af te zinken met basaltstenen. Ze beschermen de bodem tegen erosie.
Knotwilgen bepalen in belangrijke mate het typisch Hollandse en Vlaamse landschap. Het is belangrijk dat eenmaal geknotte wilgen regelmatig opnieuw geknot worden, omdat de anders te dik wordende loten na een aantal jaren de boom uit elkaar scheuren. Nu de vraag naar wilgentenen afneemt, wordt dit werk vaak door vrijwilligers gedaan. Knotwilgen bieden door hun dichte kruin en hun vaak holle stam veel nest- en schuilgelegenheid voor vogels, marters, vleermuizen en insecten. Zij verrijken daarom vaak de fauna van een gebied.
Sommige wilgen zijn goed tot 'knotstruiken' te kweken. Zo is het ras Salix alba 'Chermesina' met oker/oranjekleurige takken in de winter niet alleen fraai als knotwilg, maar in kleinere tuinen goed te kweken als 'knotstruik' door deze elk of om het voorjaar tot bijna bij de grond af te snoeien. Fraaie wintercombinaties zijn dan ook mogelijk met bijvoorbeeld witte kornoelje.
Soorten als de grauwe wilg en de amandelwilg vormen in de regel meer dan 3 m hoge struiken. De geoorde wilg wordt meestal niet hoger dan 3 m en komt langs waterkanten voor.
De kruipwilg (Salix repens) blijft laag en was vroeger nuttig als vastlegger van stuifzand en komt voor in de duinen, op zandgrond en in moerassen. De kruipwilg komt algemeen voor in Nederland. De plant houdt van een niet te droge bodem; vanuit een vochtige kiemplaats kan zij zich sterk uitbreiden, ook naar drogere terreinen. Het zachte zaadpluis van de kruipwilg wordt door zangvogels gebruikt om hun nest mee te vullen. Kruipwilgstruwelen van de waddeneilanden zijn vermaard om hun rijke paddenstoelenflora, met veel bijzondere soorten.
De namen krulwilg en kronkelwilg worden vaak door elkaar gebruikt, waardoor het van belang is de bijbehorende botanische naam te vermelden. De botanische namen zijn ontleend aan de Naamlijst van houtige gewassen [1] die voor de boomkwekerijgewassen in Nederland als leidend wordt beschouwd.
Er zijn verschillende krulwilgen.
Salix babylonica 'Tortuosa' (synoniem: Salix matsudana 'Tortuosa'). De boom wordt tot 12 m hoog. De takken en twijgen zijn bochtig gedraaid. Het groene blad is gekruld. De takken zijn populair voor het versieren van bloemstukken.
Er zijn verschillende treurwilgen. De botanische namen zijn ontleend uit de Naamlijst van houtige gewassen die voor de boomkwekerijgewassen in Nederland als leidend wordt beschouwd.
De dunne opschietende takken van wilgen, de zogeheten wilgentenen zijn zeer flexibel. Deze worden onder meer gebruikt voor het vlechten van manden en voor schuttingen en wilgenmatten. Het jaarlijks knotten van de wilgen levert veel wilgentenen op. Wilgen worden met dit doel ook gekweekt op griendlanden.
De schors van enkele soorten, zoals amandelwilg en schietwilg, bevatten salicine, dat lang geleden gebruikt werd als pijnstiller. Er werd daarvoor op de wilgenbast gekauwd, of er werd een drank van getrokken. Salicylzuur werd vroeger uit wilgenbast bereid maar kan tegenwoordig synthetisch worden verkregen door middel van de Kolbe-Schmitt-reactie. Zo ontstaat de pijnstiller die ook wel bekend is als aspirine.
Salicine wordt ook gebruikt als looistof, voor het looien van leer. Wilgenhout wordt net als het hout van populieren gebruikt voor het maken van klompen en papier. Om een windmolen af te remmen wordt een 'vang' bestaande uit blokken wilgenhout gebruikt. Voor de teelt van wilg als biobrandstof is sinds kort zaad van enkele snelgroeiende rassen beschikbaar.
De houtskool van de wilg wordt gebruikt in buskruit; het heeft een veel hogere verbrandingssnelheid dan bijvoorbeeld barbecue-houtskool.
De belangrijkste ziekte is de watermerkziekte (Brenneria salicis) die de vaten verstopt, waardoor delen van de boom of gehele bomen afsterven. Op de grens van levend en dood hout ontstaan bossige vormen van waterlot. De wilgenhoutrups leeft in en van wilgenhout. Door het vreten van een uitgebreid gangenstelsel worden de takken en stam van de wilg ernstig verzwakt. Bij de teelt van tenen kunnen insecten heel wat schade aanrichten.
De wilg komt voor in het spreekwoord: De lier aan de wilgen hangen. (Uit de Bijbel, Psalm 137).
Seamless Wikipedia browsing. On steroids.
Every time you click a link to Wikipedia, Wiktionary or Wikiquote in your browser's search results, it will show the modern Wikiwand interface.
Wikiwand extension is a five stars, simple, with minimum permission required to keep your browsing private, safe and transparent.