Top Qs
Tijdlijn
Chat
Perspectief

Manoel

soort uit het geslacht Otocolobus Van Wikipedia, de vrije encyclopedie

Manoel
Remove ads

De manoel of pallaskat (Otocolobus manul) is een kleine, solitair levende, katachtige van gemiddeld 55 cm kop-romplengte, een staart van rond 25 cm en een gewicht van ongeveer 2½ kg. Hij heeft een dikke kop met kleine, afgeronde oren met daarachter een zwarte vlek, en in het gezicht zwarte en lichte strepen. De lange, lichtgrijze vacht strekt zich uit over de korte poten en de korte staart die getekend is met enkele smalle zwartige ringen en een zwarte punt. Het is de enige soort in zijn geslacht. Hij komt voor in Azië van Armenië en Kazachstan in het westen tot noordelijk Yunnan in China in het zuidoosten en Kraj Transbaikal in de Russische Federatie in het noordoosten. In 2020 werd de manoel vermeld als "veilig" op de Rode Lijst van bedreigde soorten van het IUCN, met een geschat aantal van 58.000 volwassen exemplaren, hoewel de populatie mogelijk afneemt.[2]

Snelle feiten Taxonomische indeling, Soort ...
Remove ads

Beschrijving

Samenvatten
Perspectief
Thumb
De manoel heeft een gele iris met een ronde pupil, op de wang twee parallelle zwarte strepen en ronde oren laag op de kop.

De manoel is een kleine, zelden geziene, kortbenige katachtige. De korte, ronde, wijd uit elkaar en laag op de kop geplaatste oren met een zwarte vlek er achter onderscheiden de manoel van andere kleine katachtigen. In plaats van een verticale spleet bij andere katachtigen, trekt de pupil van de manoel overdag samen tot een kleine cirkel of ovaal. De iris is geel. de De snorharen zijn wit en tot ongeveer 8 cm lang. De dikke vacht van lange, zachte haren kan sterk verschillen, maar is meestal bleekwit of gelig grijs. De dekharen zijn gestreept met een brede witte band en meestal 22 tot 32 mm lang, met uitschieters tot 64 mm. Witte haarpunten geven de vacht een zilverachtige tint. De tekening van de kop en de bovenste delen van de poten is vaag. De voetzolen zijn bedekt met haar en hebben een vergelijkbare kleur als de poten. Beter afgegrensde en wijd gescheiden dunne zwarte strepen komen voor op het achterlichaam. De staart is kort met weinig smalle zwarte ringen en de staartpunt is zwart. De vacht rond de ogen heeft een zwart-wit-zwarte streep. De buik is wit. Roodachtige exemplaren komen voor in de zuidwestelijke delen van zijn verspreidingsgebied. De wintervacht van het zilvergrijze exemplaar is over het algemeen zwarter met meer zwarte vlekken op de kop en meer duidelijke strepen op de staart en rug. Katers en poezen verschillen niet in vachtkleur.[2]

Verse uitwerpselen van de manoel zijn zwart, cilindrisch en licht gedraaid. Ze zijn doorgaans zo'n 8 cm lang, hebben een diameter van ongeveer 1,5 cm en wegen omstreeks 4,4 gram.[2]

Ontwikkeling

Een pasgeborene met gesloten ogen en oren woog ongeveer 90 g, ongeveer 15 cm kop-romplengte, een staartlengte van 5½ cm en een lengte van de achterpoot van bijna 3 cm. Een placenta woog 26 g. Pasgeborenen hebben een dikke vacht, grijs tot zwart op de rug, lichter op de flanken, buik en voeten, met vlekken op het voorhoofd en 5 tot 7 zwarte ringen op de zwartgepunte staart. De helderblauwe ogen veranderen naar groen na 45 dagen en vervolgens naar geel na ongeveer 60 dagen. Jongeren ruien naar een volwassen vacht als ze ongeveer 2 maanden oud zijn en 500 tot 600 g wegen.[2]

Anatomie

De tandformule van de volwassen manoel is 3.1.2.13.1.2.1 × 2 = 28, dat wil zeggen drie snijtanden, een hoektand, twee valse kiezen en een ware kies in elke helft van zowel de bovenkaak als de onderkaak. Dit is identiek aan de elementen van het gebit van de kat. De onderhoektand heeft een diepe holte langs de voorste rand en een prominente kam van voor naar achter op de onderste kies. Snijtanden en hoektanden komen door na ongeveer 26 dagen, de premolaren zijn aanwezig na 42 dagen wanneer de tandformule is 2.1.2.02.1.2.0 × 2 = 20. Het korte uitsteeksel van de hamer en een naar buiten uitstekende rand op het aambeeld zijn mogelijk kenmerkend. Het voorste profiel van de neus is steil en concaaf.[2]

Remove ads

Taxonomie

Samenvatten
Perspectief
Thumb
pagina uit Proceedings of the Zoological Society of London (vol. 1907 issue 2, page 305) van Reginald Innes Pocock

De manoel werd voor het eerst voor de wetenschap beschreven door de Pruisische natuuronderzoeker Peter Simon Pallas in 1776 in zijn boek Reise durch verschiedene Provinzen des Rußischen Reichs, en hij gaf het dier de naam Felis manul. Hij had zijn beschrijving gebaseerd op een verzameling exemplaren afkomstig uit de provincie Transbaikal (voorheen Tsjita). Het leefgebied werd omschreven in het Latijn als frequens in rupestribus, apricis totius Tatariae Mongoliaeque desertae [veel voorkomend in de rotsachtige, zonnige woestijnen van Tataria en Mongolië]. Johann Friedrich von Brandt vond de soort zodanig afwijken dat hij deze in 1842 onderbracht in een eigen ondergeslacht en hij creëerde zo de combinatie Felis (Otocolobus) manul. Eveneens in 1842 beschreef de Brit Brian Houghton Hodgson, die in Nepal werkte voor de Britse Oost-Indische Compagnie, een katachtige uit Tibet die hij Felis nigripectus noemde. De Russische zoöloog Konstantin Aleksevitsj Satunin gaf de manoel in 1904 een eigen geslacht en creëerde op die manier de nieuwe combinatie Trichaelurus manul. In 1905 vond hij exemplaren uit Mongolië zodanig afwijken dat hij een nieuwe ondersoort voorstelde met de naam Trichaelurus manul mongolicus. Dit is niet dezelfde vorm als de dieren die René Primevère Lesson de naam Felis tigris mongolica (tegenwoordig Panthera tigris) gaf. Hij plaatste ook de soort van Hodgson in zijn nieuwe geslacht en maakte zo de combinatie Trichaelurus nigripectus. Richard Lydekker plaatste Saturnin's ondersoort uit Mongolië in 1907 in het geslacht Felis en maakte zo de combinatie Felis manul mongolica, om vervolgens de ondersoortnaam te vervangen om verwarring met de naam van Lesson te voorkomen, waarmee Felis manul satuni ontstond. Reginald Innes Pocock realiseerde zich dat wanneer de manoel in een eigen geslacht wordt geplaatst, de naam van het door Von Brandt gemaakte ondergeslacht prioriteit heeft en was in 1907 de eerste die de huidige naamcombinatie Otocolobus manul gebruikte. Voor de ondersoort van Satunin creëerde hij de naam Otocolobus manul mongolicus en de soort van Hodgeson noemde hij Otocolobus nigripectus, en mocht deze de rang van ondersoort krijgen, stelde hij Otocolobus manul nigripectus voor. In 1928 onderscheidde Sergej Ivanovitsj Ognjov een vorm uit de Kopet-Dag, een gebergte op de grens van Turkmenistan en Iran en gaf die de naam Otocolobus manul ferrugineus. Er worden vooralsnog geen ondersoorten onderscheiden hoewel er regionale verschillen zijn in vachtkleur. De soort wordt gerekend tot de orde de Roofdieren, familie Katachtigen, onderfamilie Felinae. Er wordt slechts een soort tot het geslacht Otocolobus gerekend.[2]

Ondersoorten

Er is onvoldoende kennis over de genetische variatie om te kunnen bepalen of er een, twee of drie ondersoorten moeten worden onderscheiden.[2] Het zou dan kunnen gaan om:

Naamgeving

De geslachtsnaam Otocolobus is een samentrekking van de Oudgriekse woorden ώτης (ṓtēs) "oor" en κολοβός (kolobós) "kort" of "afwijkend", een verwijzing naar de relatief korte oren van de manoel. De soortnaam manul is een van de namen voor het dier in het Kazachs, Kirgizisch en Tataars. In het Engels wordt het dier manul, Pallas’ cat en Pallas’ Tibetan cat genoemd. Andere regionale namen zijn kamennaya, koshka, mala, malem, mana, manol, sabanchi, stepnaya en yalam. Verder noemt men het dier dromba (Tibetaans), gorbe-ye Palas (Perzisch), manuul mii (Mongools), sabanshy (Kazachs) en 兔猻 (tù sūn) (Chinees).[2]

Verwantschap

Vergelijking van homoloog DNA heeft meer inzicht in de verwantschap van de roestkat gegeven. De manoel is het meest verwant aan de tijgerkatten (geslacht Prionailurus).[3][4]

 onderfamilie Felinae 
Remove ads

Gedrag

Samenvatten
Perspectief

De manoel is een carnivoor die is gespecialiseerd op kleine zoogdieren, met name fluithazen en kleine knaagdieren, en vogels. In Mongolië voedt de manoel zich met woestijnmuizen, springmuizen, en argali-lammeren. Fluithazen zijn de voornaamste prooien op het Tibetaans Hoogland, in Centraal-Mongolië en de Transbaikal-regio. De manoel jaagt op drie manieren: besluipen, opjagen en vanuit een hinderlaag. Tijdens het besluipen zakt het dier door de poten tot laag bij de grond, beweegt langzaam en gebruikt de beschikbare dekking om de prooi te naderen voordat hij toeslaat. Bij het opjagen rent de manoel snel door kreupelhout om de prooi te verrassen en te grijpen terwijl deze vlucht. De katten liggen soms in een hinderlaag buiten de holen van een prooidier tot het tevoorschijn komt en gepakt wordt. De meeste prooien worden gevangen in de buurt van het hol, maar soms tot wel 1 km ervandaan. Het eten van knaagdieren begint de manoel bij de kop, maar de staart en het spijsverteringskanaal worden niet gegeten. Kleine vogels worden in hun geheel gegeten. Prooien kunnen soms naar een hol worden gebracht om op te eten. De manoel eet soms met zijn lijf in een hol en de kop buiten. Poezen brengen levende prooien naar hun jongen om mee te spelen en zo hun jachttechniek te oefenen. De vrouwtjes laten ook hele dode prooien buiten het hol vallen.[2]

Leefwijze

In India kunnen de caracal, moeraskat, Afrikaanse wilde kat en woestijnkat in hetzelfde gebied voorkomen. Op het Tibetaans Hoogland is Tibetaanse zandvos een specialistisch predator van fluithazen en dus in concurrentie met de manoel. DNA van de manoel werd geïdentificeerd in uitwerpselen van Himalayawolven in Tibet. In de Chinese provincie Gansu komt de manoel samen voor met de Himalayawolf, Aziatische wilde hond, Tibetaanse zandvos, vos, Euraziatische lynx en sneeuwpanter. In Mongolië kunnen manoels in hetzelfde gebied leven als de Himalayawolf, Euraziatische lynx, das, steppebunzing, gevlekte bunzing, steppevos en vos.[2]

Remove ads

Voortplanting

In gevangenschap en in het wild is de voortplanting sterk seizoensgebonden. In Mongolië paren manoels van december tot en met maart, waarbij de vrouwtjes van eind maart tot en met mei bevallen. Vrouwtjes copuleren meer dan 1 mannetje, en individuele mannetjes met 1 tot 4 vrouwtjes. Voormalige marmottenholen kunnen worden gebruikt voor de paring. Ovulatie kan plaatsvinden zonder paring. Seksuele ontvankelijkheid bij een gevangen vrouwtje duurde 26 tot 42 uur. Eén copulatie duurde ½ tot 1 minuut. Eén vrouwtje nam in gewicht toe tijdens de dracht van 4 tot 5 kg. De draagtijd is 66 tot 75 dagen. De worpgrootte is 1 tot 9 kittens, maar meestal 4 tot 6. Kittens worden vaak grootgebracht in de spleten van kale rotsen. In Iran heeft een vrouwtje een nest van 4 kittens grootgebracht en verplaatst tussen 2 jeneverbesboomholtes op ongeveer 610 m afstand van elkaar. Gedurende 14 dagen verliet het vrouwtje haar hol rond zonsopgang en keerde rond zonsondergang terug om de kittens te verzorgen en te zogen.[2]

Remove ads

Bescherming

Vroeger werd er in Afghanistan, Rusland, China, Pakistan en Mongolië veelvuldig gejaagd op de manoel voor de pels. Tegenwoordig is de manoel beschermd in het grootste deel van het verspreidingsgebied.

Verspreiding

De manoel komt voor in een groot maar gefragmenteerd gebied in bergachtige graslanden, struikachtige steppen en droge gebieden in Azië, van de Kaukasus tot Oost-China. De aanwezigheid van fluithazen, de favoriete prooi, en de mogelijkheid om holen te graven beïnvloeden de lokale verspreiding. De soort is te vinden in Afghanistan, Armenië, Bhutan, China, India, Iran, Kazachstan, Kirgizië, Mongolië, Nepal, Pakistan, de Russische Federatie, Siberië, Tibet en Turkmenistan. In Nepal, Sikkim, Tibet en Sichuan wordt de manoel vaak waargenomen op aanzienlijke hoogte (3.800 tot 5.500 m), meestal boven de 4.500 m. Vóór 1960 kwam de soort ook voor in Tadzjikistan en Oezbekistan, maar is inmiddels uitgestorven. Mogelijk komt de soort nog voor in Azerbeidzjan.[2]

In dierentuinen is de manoel te zien in Zie-ZOO en Diergaarde Blijdorp.

Remove ads
Loading related searches...

Wikiwand - on

Seamless Wikipedia browsing. On steroids.

Remove ads