Loading AI tools
haat voor of afkeer van homoseksuelen en homoseksualiteit Van Wikipedia, de vrije encyclopedie
Homofobie (van de afkorting homo voor "homoseksueel" en fobie, "vrees, angst"; beide woorden komen van het Grieks) betekent letterlijk: angst voor homoseksualiteit. Het woord is in de twintigste eeuw gevormd, echter met als betekenis: een haat voor of afkeer van homoseksuelen en homoseksualiteit. Het meer relevante woord homohaat wordt ook gebruikt voor dit fenomeen.
Homofobie en homohaat kunnen leiden tot het uiten van deze afkeer, variërend van minachtende opmerkingen, roddel en het belachelijk maken van homoseksuele personen, tot antihomoseksueel geweld in de vorm van sterkere verbale of fysieke agressie. Ook verzet tegen rechten en belangen van homoseksuelen kan hieronder begrepen zijn.
Homofobie zou gerechtvaardigd kunnen worden door argumenten tegen homoseksualiteit, maar daar wordt door verdedigers tegenover gesteld[bron?] dat zulke argumenten vaak niet rationeel en bijgevolg van irrationele aard zijn.
Tegenstanders doen de aanname dat homo- en biseksuelen er vaker wisselende partners op na zouden houden. Daarnaast wordt er aangenomen dat men met deze partners, vanwege de veronderstelde losbandigheid, vaker onbeschermde seks heeft. Het slachtoffer van homofobie zou daarmee een verhoogd risico op geslachtsziekten als hiv lopen.
Verder zijn velen van mening dat homoseksuelen niet tot liefde in staat zouden zijn en dat hun geaardheid slechts een excuus zou zijn om hun lusten te botvieren die ze in een monogaam huwelijk niet kwijt kunnen ('wederzijdse zelfbevrediging'). Toenmalig bisschop Eijk van Groningen verwoordde deze laatste mening in 1999,[1] waarop zijn inwijding prompt door een aantal katholieke organisaties (waaronder de katholieke studentenvereniging RKSV Albertus Magnus) geboycot werd.
Een ander argument is dat homoseksualiteit zou zijn 'aangeleerd' door onjuiste opvoeding of seksueel misbruik in de jeugd, waarna men op latere leeftijd eveneens jongere jongens door misbruik homoseksueel zou 'maken'. Hoewel er geen algemene verklaring bestaat voor het ontstaan van homoseksualiteit is het zeer onwaarschijnlijk dat homoseksualiteit op deze wijze 'aangeleerd' kan worden.
Een verouderd idee in de psychiatrie is dat de afkeer tegen homoseksualiteit een "vitale aversie" zou zijn: gedacht werd indertijd dat de afweer tegen gelijkgeslachtelijke voorkeur in de "normale" mens zou zijn "ingeprogrammeerd". Dit denkbeeld is allang verlaten: de "vitale" afkeer bleek allesbehalve universeel te zijn, en enige tijd werd gesproken van een "pseudo-vitale afkeer".[2]
Daarmee zijn de bovengenoemde mogelijke grondslagen voor de afkeer waarschijnlijk terug te voeren op conditionering: opvoeding en omgeving hebben de homofobe persoon afkerig leren zijn van homoseksualiteit.
De term homofobie kent inmiddels een uitgebreide onderzoeksgeschiedenis in de sociale wetenschappen. Het onderzoek richt zich op de afkeer van homoseksualiteit, maar ook op het gedrag dat uit die afkeer voortvloeit. Er kan hierbij worden gekeken naar:[3]
Een vergelijkbaar onderscheid is dat tussen traditionele en moderne homonegativiteit:[4]
Bij traditionele homonegativiteit gaat het vaak om een algehele afwijzing van het verschijnsel homoseksualiteit vanuit religieuze of sterk moralistische overtuigingen. Homoseksualiteit wordt daarbij als een zonde gezien en als iets dat verboden dient te zijn. Deze vorm van homofobie komt in Nederland sinds de jaren 60 steeds minder voor en is met name aanwezig bij mensen met een streng christelijke geloofsovertuiging.[4]
Onderzoek uit 2014 heeft laten zien dat in Nederland meer dan 90% van de niet-gelovigen en de rooms-katholieken positief staan tegenover homoseksualiteit, gevolgd door leden van de Protestantse Kerk in Nederland (PKN). Gereformeerden buiten de PKN, evangelische protestanten en moslims vinden in meerderheid dat homoseksualiteit verkeerd is. Bij deze laatste groepen zijn de opvattingen van jongeren nauwelijks positiever dan die van ouderen. Het merendeel van de Surinaamse en Antilliaanse Nederlanders staat positief tegenover homoseksualiteit, maar wanneer zij tot een kleinere geloofsgemeenschap behoren is de houding negatief.[3]
Bij moderne homonegativiteit is er niet zozeer een afkeer van homoseksualiteit op zich, maar vooral van de zichtbare uitingen ervan, zoals nichterigheid, "overdreven" en/of vrouwelijke gedrag en andere publieke uitingen van homoseksualiteit. Het gaat hierbij dus om afwijkingen van traditionele genderrollen, iets waar volgens enquêtes gemiddeld rond 30% van de bevolking negatief tegenover staat. Veel mensen hebben niets tegen homo's, maar die moeten zich dan wel "normaal" gedragen.[4]
Volgens het onderzoek uit 2014 staat een grote meerderheid van de gelovigen uit de groepen die homoseksualiteit in het algemeen afwijzen (gereformeerden buiten de PKN, evangelische protestanten en moslims) ook sterk afwijzend tegenover homoseksuele uitingen in het openbaar. Ook 43% van de rooms-katholieken en 30% van de niet-gelovigen vindt echter bijvoorbeeld twee zoenende mannen aanstootgevend.[3]
Bij antihomoseksueel geweld blijkt algehele afwijzing van homoseksualiteit vanuit een geloofsovertuiging (traditionele homonegativiteit) geen directe aanleiding te zijn. Oorzaken zijn vooral dat daders aanstoot nemen of zich bedreigd voelen door homoseksuele uitingen in het openbaar (moderne homonegativiteit).
Geïnternaliseerde homofobie verwijst naar homofobe vooroordelen die mensen, die zelf homoseksueel zijn, bewust of onbewust accepteren en op zichzelf en anderen toepassen.[5][6] Dit is de internalisering van de negatieve percepties, intolerantie en stigma's van de samenleving ten opzichte van mensen die zich aangetrokken voelen tot hetzelfde geslacht. Het kan leiden tot zelfhaat.[7] Bij lesbiënnes spreekt men wel over geïnternaliseerde lesbofobie.
Het begrip homofobie wordt vaak als parallel aan racisme of seksisme gebruikt. Indien de houding zich manifesteert in uitingen of in gedragingen, is dan ook van discriminatie sprake: homoseksuele mensen worden dan immers benadeeld op grond van het feit dat zij tot een bepaalde groep behoren. Men kan hier denken aan[bron?]:
Vanuit de overheid en homobelangenorganisaties als het COC wordt op verschillende manieren geprobeerd homofobie te bestrijden en de sociale acceptatie van homoseksualiteit te bevorderen. Dat laatste wordt aangemerkt als de derde fase van de homo-emancipatie.
Een methode daarvoor is voorlichting op scholen. COC Nederland heeft hiervoor een werkgroep onder de naam Jong&Out en ondersteunt lokale activiteiten op scholen.[10] Vanaf 2012 is, mede op aandrang van het COC, voorlichting over seksuele diversiteit op scholen verplicht.[11]
Daarnaast zijn er twee dagen waarop aandacht wordt gevraagd voor homofobie en solidariteit wordt getoond met homoseksuele mannen, vrouwen, jongens en meisjes:
Onderzoek uit 2015 liet zien dat abstracte dialogen over seksuele diversiteit weinig bijdragen aan grotere acceptatie van bijvoorbeeld homoseksuelen. Effectiever blijken concrete voorbeelden uit de eigen kring.[12]
Lesbofobie is een term die specifiek refereert aan homofobie gericht tegen vrouwen. Lesbofobie is de angst voor lesbianisme, met name de angst voor het verschijnsel vrouwelijke homoseksualiteit, de beleefsters hiervan en/of de handelingen en expressievormen die met het voorgaande worden geassocieerd; of de angst om zelf lesbisch te worden; alsmede het gedrag of de houding voortkomend uit deze angst.
De term lesbofobie ontstond om lesbiennes en de vijandigheid tegen hen zichtbaarder te maken. Voorts heeft lesbofobie enkele specifieke kenmerken en oorzaken. Vaak gaat het bijvoorbeeld gepaard met seksisme en machismo.
Seamless Wikipedia browsing. On steroids.
Every time you click a link to Wikipedia, Wiktionary or Wikiquote in your browser's search results, it will show the modern Wikiwand interface.
Wikiwand extension is a five stars, simple, with minimum permission required to keep your browsing private, safe and transparent.