Loading AI tools
Belgisch rechtssysteem Van Wikipedia, de vrije encyclopedie
Belgisch recht is de verzamelnaam voor het in België geldende recht. Het komt voort uit, en is in grote delen nog hetzelfde, of zeer vergelijkbaar, met het Franse recht. Het Belgisch recht behoort daarmee tot de Napoleontische (of Romaanse) rechtsfamilie. Net zoals de meeste Europese systemen is het een continentaalrechtelijk systeem, in tegenstelling tot de common law, het rechtssysteem dat onder andere het Verenigd Koninkrijk hanteert.
Het recht is in België in verschillende rechtsbronnen terug te vinden, die samen het Belgisch rechtssysteem vorm geven.
De belangrijkste bron is, zoals in de meeste rechtssystemen, de wetgeving. Daaronder wordt verstaan een document met algemene draagwijdte, dat regels bevat die op elke rechtsonderhorige van toepassing zijn.
België kent verschillende soorten van wetgeving, afhankelijk van welk parlement de wetgeving tot stand heeft gebracht:
Wetten, decreten en ordonnanties staan op gelijke voet, hoewel ordonnanties in theorie wel aan een grotere rechterlijke controle onderworpen zijn.
Er zijn ook bepaalde koninklijke besluiten met kracht van wet (zie zo bijvoorbeeld de genummerde KB's), maar die komen vooral in uitzonderlijke situaties tot stand.
Onder wetgeving in de ruime zin van het woord vallen, naast de wetgeving in de enge zin, ook de besluiten van de uitvoerende macht. Deze besluiten moeten in overeenstemming zijn met de wetgeving in de enge zin van het woord. Hier zijn de volgende bronnen te vermelden:
Onder de noemer van wetgeving vallen ook de verdragen, die zowel de federale Staat als de deelstaten kunnen sluiten, binnen de grenzen van hun bevoegdheid. De verdragen maken automatisch, integraal deel uit van het Belgisch recht, en ze kunnen dan ook ingeroepen worden voor de rechter, die ze moet toepassen met voorrang op de nationale wetgeving, wanneer zij "rechtstreekse werking" hebben. Bekende voorbeelden van bepalingen uit verdragen die rechtstreekse werking hebben, zijn artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en van de fundamentele vrijheden, en artikel 3 van het Verdrag inzake de rechten van het kind. Dikwijls leggen verdragen enkel verplichtingen aan de verdragsluitende landen op. In dit geval hebben de verdragen geen rechtstreekse werking, maar kan daaruit wel soms een verbod voor het verdragsluitende land worden afgeleid om de bestaande wetgeving strenger of minder streng te maken (dit wordt doorgaans een "standstill"-verplichting genoemd).
Wetgeving moet geïnterpreteerd en toegepast worden. Dat gebeurt in eerste instantie door de rechters en raadsheren van de rechterlijke macht. Zulke interpretatie kan soms een heel andere inhoud geven aan bestaande wetgeving, of deze op essentiële punten verfijnen. Vooral de rechtspraak van de hoogste rechtscolleges van het land, het Hof van Cassatie, de Raad van State en het Grondwettelijk Hof (voorheen Arbitragehof) is daarbij van groot belang.
Men heeft eigenlijke rechtspraak en oneigenlijke rechtspraak.
De rechtsleer, ook wel doctrine genoemd, is een verzamelnaam voor de wetenschappelijke publicaties over het recht. Daarin geven juristen hun beeld over de huidige wetgeving en rechtspraak, en over hoe die volgens hen zou moeten zijn. Ze zoeken bijvoorbeeld een algemene lijn in de vaak niet coherente rechtspraak over een bepaald onderwerp. De rechtsleer heeft een grote invloed op het nieuwe wetgevend werk van de verschillende parlementen, en op de interpretaties die gevolgd worden in de rechtspraak.
Een zeer oude bron van het recht is het gewoonterecht. De gewoonte, het generaties lang op dezelfde manier beoefenen van een bepaalde praktijk, wordt een rechtsregel, omdat het op basis van die lange traditie algemeen aanvaard wordt. De meest bekende voorbeelden in België zijn het aanstellen van een formateur door de Koning, bij de vorming van een nieuwe federale regering, en het feit dat men geen verbintenissen kan aangaan voor een periode van meer dan 99 jaar.
Wanneer er in een bepaalde rechtzaak geen geschreven recht of geen gewoonterecht voorhanden is waar de rechter op kan terugvallen, zal deze zich laten leiden door wat billijk is. De rechter mag niet weigeren om een uitspraak te doen, omdat er geen wet is die de oplossing voorschrijft. Wanneer hij dat wel doet begaat hij het misdrijf van rechtsweigering.
Soms schrijft de wet uitdrukkelijk voor dat de rechter moet oordelen naar billijkheid. Een voorbeeld is de hoogte van de vast te stellen schadevergoeding, voor de schade veroorzaakt door geestesgestoorden (art. 1386bis BW).
Een ander toevluchtsoord voor de rechter zijn de algemene rechtsbeginselen, die gemeenschappelijk zijn aan de verschillende rechtsdisciplines. Een voorbeeld is dat goede trouw steeds vermoed wordt, dat en kwade trouw bewezen moet worden. De rechter kan besluiten dat er een algemeen rechtsbeginsel is, wanneer dat duidelijk naar voren komt uit het geheel van het recht.
De bekendste algemene rechtsbeginselen zijn :
Het Belgisch recht is onder te verdelen in verschillende disciplines, rechtstakken genoemd, die elk hun eigenheid hebben maar toch ook een onderlinge samenhang kennen waardoor het recht toch een geheel vormt. De verschillende rechtstakken maken meestal het voorwerp uit van een aparte studieonderdeel in de rechtenopleidingen aan de universiteiten.
De grootste opdeling (summa divisio) die men maakt binnen het recht is die tussen publiekrecht en privaatrecht. Het publiekrecht betreft grosso modo de regeling van de relatie tussen de burger en de overheid en de werking van de overheid. Het privaatrecht focust op de verhoudingen tussen de burgers onderling.
Het arbeidsrecht bestaat uit twee onderdelen:
Het bestuursrecht is de rechtstak die de werking van de uitvoerende macht bestudeert. Het omvat deelgebieden zoals ruimtelijke ordening, ambtenarenrecht, onteigeningen, overheidsopdrachten, milieurecht, de organisatie van gemeenten en provincies enz. Voor deze rechtstak bestaat er nog geen basisdocument, hoewel men al verscheidene malen heeft geprobeerd een Algemene Wet Bestuursrecht in te voeren.
Het burgerlijk recht is een erg uitgebreide rechtstak en behandelt eigenlijk het hele leven van de burger, van geboorte tot de dood. Deze rechtstak wordt in beginsel beheerst door het Burgerlijk Wetboek.
Binnen het burgerlijk recht zijn te onderscheiden:
Het financieel recht organiseert de werking van financiële instellingen, beleggingen, betalingsmiddelen enz. Belangrijke wetgeving in dit verband (niet-limitatief):
Het fiscaal recht is de rechtstak die het recht met betrekking tot de belastingen bestudeert. Het bevat de regels over wat belastbaar is, welke heffing er wordt geheven, hoeveel, wanneer, wie de schuldenaar is enz. Het fiscaal recht is verspreid over het Wetboek van Inkomstenbelastingen, Wetboek btw en Wetboek registratierechten.
Het gerechtelijk recht bevat de regels omtrent de organisatie van de verschillende hoven en rechtbanken en de procedurevoorschriften die voor deze hoven en rechtbanken gelden. De voornaamste bron van het gerechtelijk recht is het Gerechtelijk Wetboek.
Het handels- en economisch recht regelt het economisch verkeer. Het gaat bijvoorbeeld om de bescherming van intellectuele eigendom zoals merken, kartelrecht enz. Vroeger werd deze materie vooral geregeld door het Wetboek van Koophandel, vandaag vinden we de meeste regels terug in het Wetboek van Economisch Recht (WER).
Het internationaal en Europees recht maken ook integraal deel uit van het Belgisch recht. Ze worden hier, vanwege hun eigenheid, echter niet verder behandeld.
Het insolventierecht regelt de verschillende situaties waarin een persoon of een bedrijf geconfronteerd wordt met schulden waarbij ze moeilijkheden hebben die te betalen. Het bevat de regeling in geval van faillissement en gerechtelijk akkoord, de collectieve schuldenregeling, de regels over het leggen van beslag en de openbare verkoop, ...
Het socialezekerheidsrecht bevat de regels met betrekking tot de organisatie van de sociale zekerheid en in welke gevallen men recht heeft op een uitkering, de omvang van die uitkering, de controle op de uitkeringsgerechtigden, ...
Het Staatsrecht is de rechtstak waarin het functioneren van de Staat en de deelstaten wordt bestudeerd, de staatshervorming enz. Het omvat de regels over de werking van de parlementen, de regeringen, ... Daarnaast omvat deze rechtstak ook de mensenrechten en de verschillende manieren waarop die beschermd worden.
Omdat de Grondwet een cruciale rol speelt in deze discipline, spreekt men ook weleens van grondwettelijk recht, hoewel dat een te beperkte omschrijving is.
Het strafrecht bestudeert de handelingen die strafbaar gesteld zijn, welke straffen daarop staan, zaken als medeplichtigheid en mededaderschap enz. Het Strafwetboek van 1867 is daarvoor het basisdocument in het Belgisch recht.
Het strafprocesrecht behandelt de procedure die gevolgd moet worden tijdens het onderzoek (zoals de regels voor huiszoeking, telefoontap, enz.), volgens welke regels het strafproces moet verlopen, voorwaardelijke invrijheidstelling enz. Die materie wordt voornamelijk geregeld door het Wetboek van Strafvordering.
Het vennootschapsrecht regelt de werking van de verschillende vennootschapsvormen zoals de naamloze vennootschap, de besloten vennootschap en de vereniging zonder winstoogmerk. Deze materie wordt geregeld door het Wetboek van Vennootschappen en Verenigingen 23 maart 2019. Daarvoor was de wetgeving verspreid over onder meer het Wetboek van Vennootschappen (1999) en de Vzw-wet (1921).
De rechter is een lid van de zittende magistratuur. De staande magistratuur bestaat uit vertegenwoordigers van het openbaar ministerie.
Zij maken deel uit van de staande magistratuur en zijn de hoogste hoeder van de openbare orde. Het O.M. heeft echter geen rechtsprekende bevoegdheid. Zij vervolgen misdrijven en vorderen de toepassing van de strafwet bij een strafrechter.
De leden van het O.M. worden op dezelfde wijze benoemd als zittende magistraten, namelijk door de Koning. (zie art. 152 G.W. voor rechters & art. 153 G.W. voor O.M.). Ze zijn afhankelijk van de uitvoerende macht, echter minder onafhankelijk dan de zittende magistratuur. In burgerlijke zaken treden zij op als hoofdpartij (eiser) of als gevoegde partij (op de zitting aanwezig en advies verstrekkend), al is het geen procespartij.
Zijn diegenen die het werk voorbereiden voor de raadsheren en de leden van het parket. Zij zijn eigenlijk administratieve, juridische medewerkers.
De magistraten van het openbaar ministerie bij de rechtbank van 1e aanleg worden bijgestaan door parketjuristen.
De magistraten van de zetel van de hoven van beroep en van de rechtbanken van 1e aanleg worden bijgestaan door referendarissen.
Dit zijn openbare ambtenaren, die, onder leiding van de hoofdgrifier: de rechter bijstaan, de boekhouding van de griffie voeren, de minuten (het origineel v.e. vonnis/akte), registers, het archief en de verzamelingen (cd's, boeken, enz.) bewaren, grossen, uitgiften of expedities en uittreksels afleveren, een proces verbaal maken van terechtzitting (op een zittingsblad)
Zij dragen een toga in de uitoefening van hun functie.
Seamless Wikipedia browsing. On steroids.
Every time you click a link to Wikipedia, Wiktionary or Wikiquote in your browser's search results, it will show the modern Wikiwand interface.
Wikiwand extension is a five stars, simple, with minimum permission required to keep your browsing private, safe and transparent.