Loading AI tools
afspraken over verdeling van vermogen van partners voor of tijdens een huwelijk Van Wikipedia, de vrije encyclopedie
Met huwelijkse voorwaarden wordt in Nederland bedoeld een overeenkomst tussen echtgenoten, waarin het recht op huwelijksvermogen (bezit, inkomen en schulden) van beiden wordt geregeld. Huwelijkse voorwaarden komt men overeen als men wil afwijken van het wettelijk vermogensstelsel van de gemeenschap van goederen. De wettelijke gemeenschap van goederen ontstaat van rechtswege (dat wil zeggen automatisch) bij het aangaan van een huwelijk. Hetzelfde geldt voor geregistreerd partnerschap, de voorwaarden heten dan partnerschapsvoorwaarden. Tot 1 januari 2018 was de wettelijke hoofdregel dat alles wat de partners aan privévermogen en schulden hadden vóór aangaan van het huwelijk in de huwelijksgemeenschap van goederen viel met alles wat per datum huwelijk is verkregen. Bij huwelijken gesloten na 1 januari 2018 valt alleen alles wat per datum huwelijk is verkregen in de huwelijksgemeenschap.[1] Het nieuwe wettelijk stelsel wordt wel beperkte gemeenschap van goederen genoemd maar dat begrip is verwarrend, de gemeenschap is niet beperkt, alles wat per datum huwelijk wordt verkregen valt er in. Men doelt op het verschil met de oude situatie, maar de oude situatie bestaat per 1 januari 2018 dus niet meer.
De notaris moet van de huwelijkse voorwaarden een akte opmaken, anders zijn ze niet geldig. Hij kan de akte van huwelijkse voorwaarden inschrijven in het openbaar huwelijksgoederenregister bij de rechtbank van de plaats waar het huwelijk wordt gesloten. Het openbaar huwelijksgoederenregister kan door iedereen worden ingezien. Indien de huwelijkse voorwaarden niet worden ingeschreven, werken ze alleen tussen de echtgenoten onderling. Bepalingen in de huwelijkse voorwaarden kunnen dan niet door de echtelieden tegen derden worden ingeroepen.
Huwelijkse voorwaarden kunnen zowel vóór het sluiten van het huwelijk, als tijdens het huwelijk worden gemaakt. Tot 1 januari 2012 moesten ze door de rechtbank worden goedgekeurd om te voorkomen dat schuldeisers werden gedupeerd, de Wet aanpassing wettelijke gemeenschap van goederen (Stb 2011, 205) veranderde dit, goedkeuring is niet meer vereist.
Wettelijke bepalingen over huwelijkse voorwaarden zijn opgenomen in titel 8 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek. Deze regels gelden ook voor een geregistreerd partnerschap, al wordt in het spraakgebruik daarvoor de term 'partnerschapsvoorwaarden' gehanteerd.
Een verrekenbeding is een afspraak tussen partners om inkomsten en/of vermogen met elkaar te verrekenen om een bepaalde reden. Verrekenbedingen worden gerekend tot huwelijksvoorwaarden.
Voor het opstellen van huwelijkse voorwaarden zijn een aantal hoofdredenen te onderscheiden:
Ruwweg zijn de voorwaarden door het notariaat in drie soorten stelsels onderverdeeld, deze begrippen staan niet in de wet:
De begrippen zijn namen voor modelregelingen uit het notariaat en de advocatuur. Elke soort heeft eigen voor- en nadelen. In de praktijk komen mengvormen van deze drie soorten veel voor. Ieder echtpaar heeft namelijk specifieke wensen en een eigen motivering om de voorwaarden op te stellen. Bij de wetswijziging in 2001 van het burgerlijk wetboek inzake huwelijkse voorwaarden werd de volgende tabel gegeven van het voorkomen van verschillende soorten van huwelijkse voorwaarden in 1996:
Verrekeningstelsels | 72,7% | (verrekenbedingen) |
Koude uitsluiting | 13,5% | (koude uitsluiting) |
Gemeenschap van goederen met uitzondering van bepaalde goederen | 2,2% | (beperkte gemeenschap) |
Gemeenschap van inboedel | 1,8% | (beperkte gemeenschap) |
Gemeenschap van woonhuis | 1,0% | (beperkte gemeenschap) |
Wettelijk deelgenootschap | 0,7% | (beperkte gemeenschap) |
Gemeenschap van vruchten in inkomsten | 0,2% | (beperkte gemeenschap) |
Gemeenschap van winst en verlies | 0,1% | (beperkte gemeenschap) |
Overige stelsels | 8,6% |
Bij 'koude uitsluiting' wordt door middel van de huwelijkse voorwaarden iedere vorm van gemeenschappelijk vermogen (bezit, inkomen, schulden) uitgesloten. Het is een uitsluiting van gemeenschap (NL) of een scheiding van goederen (B). De betekenis van het woord 'koud' is dubbel. Deze verwijst enerzijds naar de omstandigheid dat de echtgenoten niets gemeenschappelijk maken en ook niets met elkaar verrekenen, economisch blijven zij dus koud tegenover elkaar staan. Anderzijds is er een link met het 'de koude kant', een uitdrukking die gebruikt wordt voor de aangetrouwde tak van de familie, die geen bloedverwant is (bloed is 'warm'). De regeling komt uit de tijd dat de gehuwde man zeggenschap had en de vrouw niet, de man regelde dit voor het huwelijk met de notaris, ook nagenoeg uitsluitend man.[2]
Na het sluiten van dit soort huwelijkse voorwaarden bestaat tussen de echtelieden een minimum aan financiële banden. Het enige wat hen aan elkaar bindt, is de wettelijke verplichting om elkaar 'het nodige' te verschaffen waaronder de meer concrete verplichting de kosten van de huishouding te dragen en het geld daarvoor te verschaffen. Dit is de Nederlandse terminologie. In België heet het dan dat de echtgenoten naar evenredigheid van hun vermogen moeten bijdragen in de lasten van het huwelijk. Bij een scheiding hoeft in de regel niets verdeeld te worden van vermogen.
Bij beperkte gemeenschap van goederen is er sprake van een gemeenschappelijk deel en een privédeel. Er kan bijvoorbeeld gekozen worden voor een vastgelegd gemeenschappelijk deel, bijvoorbeeld de inboedel van het huis, waarbij de rest privébezit van de afzonderlijke echtelieden is. Ook kan voor het omgekeerde gekozen worden, dus dat er gemeenschap is in alle goederen, behalve bepaalde vastgelegde zaken (bijvoorbeeld goederen die men al bezat voorafgaand aan het huwelijk, schenkingen of erfrecht).
Een praktisch probleem van deze voorwaarden is dat het vaak moeilijk is om privébezit en gemeenschappelijk bezit uit elkaar te houden. Voor deze vorm van huwelijkse voorwaarden wordt dan ook in Nederland niet zoveel gekozen. In het buitenland is deze vorm overigens zeer gebruikelijk. In 2003 is een wetsvoorstel ingediend bij de Tweede Kamer, waardoor de beperkte gemeenschap van goederen de standaard wordt, in plaats van de algehele gemeenschap van goederen.
Bij de gemeenschap van vruchten en inkomsten bleef alles wat men heeft voor het huwelijk persoonlijk eigendom. Alles wat men tijdens het huwelijk verkreeg is gemeenschappelijk, behalve als het voor meer dan de helft uit het persoonlijk vermogen van een van de echtgenoten was betaald. Het bedrijf van een echtgenoot bleef persoonlijk eigendom, maar de winst of het verlies uit het bedrijf was gemeenschappelijk. Erfenissen, schenkingen en giften die tijdens het huwelijk werden ontvangen horen niet bij de gemeenschap. Schulden ‘volgen’ de goederen: als de goederen persoonlijk eigendom zijn, is de schuld die voor die goederen gemaakt is ook persoonlijk. Als de goederen gemeenschappelijk zijn, is de schuld ook gemeenschappelijk. Als bij ontbinding van de gemeenschap, bijvoorbeeld bij echtscheiding of overlijden, er meer schulden zijn dan bezittingen, moet de schuld worden betaald door de echtgenoot die de schuld is aangegaan.
Dit stelsel is vervallen met de inwerkingtreding van de Wet van 18 april 2011 tot wijziging van de titels 6, 7 en 8 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek (aanpassing wettelijke gemeenschap van goederen).
De gemeenschap van winst en verlies was gelijk aan de gemeenschap van vruchten en inkomsten, alleen werd bij ontbinding van de gemeenschap een eventueel overblijvende schuld gelijk verdeeld.
Dit stelsel is vervallen met de inwerkingtreding van de Aanpassing wettelijke gemeenschap van goederen.
Een stelsel van huwelijkse voorwaarden dat van 1970 tot 2002 in de wet was opgenomen. Vanzelfsprekend is dit stelsel nog steeds van kracht voor echtparen bij wie het in die periode in de akte van huwelijkse voorwaarden is opgenomen. Bij dit stelsel is er geen gemeenschap van goederen. Wel moet de vermeerdering van het vermogen worden gedeeld bij het einde van het huwelijk. Erfenissen en schenkingen vallen buiten de verdeling. Het vermogen aan het begin van het huwelijk, plus de erfenissen en schenkingen die men heeft ontvangen tijdens het huwelijk vormen samen het stamvermogen. Het bedrag dat men moet delen berekent men door aan het eind van het huwelijk het totale vermogen te verminderen met het stamvermogen.
Een inkomsten-verrekenbeding wordt vaak gecombineerd met een uitsluiting van algehele gemeenschap van goederen of met een beperkte goederengemeenschap. In het geval van het periodieke verrekenbeding komt men overeen na een bepaalde periode, meestal een jaar, het inkomen van beiden, verminderd met de kosten van de gezamenlijke huishouding, samen te voegen en het saldo bij helfte te delen. De minst verdienende echtgenoot krijgt door de verrekening van inkomsten een vordering op de ander, die volgens de wet in geld moet worden uitbetaald. Het gaat alleen om de batige saldi van beiden. Als het inkomen van een echtgenoot door ondernemingsverlies negatief is, wordt dat niet in de inkomstenverrekening betrokken. In januari kan dan weer met een schone lei begonnen worden. Dit wordt ook wel het Amsterdamse verrekenbeding genoemd, naar ontwerpen van Lubbers (1935) — het "oude Amsterdams model" — en Van der Ploeg (1959) — het "nieuwe Amsterdams model".
Een praktische methode is het hele jaar het verdiende geld op een "gezamenlijke bankrekening" te storten en daaruit alle uitgaven voor de gezamenlijke huishouding te betalen. Die bankrekening behoort, omdat er geen gemeenschappelijk vermogen is, tot het vrije mede-eigendom van beiden; na afloop van een jaar dient het saldo alsnog verdeeld te worden, bijvoorbeeld door storting op de privé-rekeningen. Zo'n bankrekening houdt namelijk alleen in dat beiden bevoegd zijn te beschikken: het zegt niets over de mate van gerechtigheid van beide echtgenoten; alleen als die niet meer bewezen kan worden, zal gelden dat ieder tot de helft gerechtigd is.
De rechtspraak toont aan, dat het inkomstenverrekenbeding voor de nodige uitvoeringsproblemen zorgt. Uitvoeringsproblemen komen dan aan het licht in het kader van echtscheidingsprocedures. Oorzaak van die problemen blijkt voornamelijk te zijn dat de echtparen verzuimden tijdens het huwelijk de verrekening uit te voeren. Zo staat in oudere akten van huwelijkse voorwaarden vaak een termijn waarbinnen de verrekening plaats moet vinden. Na die termijn kan niet meer met terugwerkende kracht worden verrekend. In het geval dat één partner geen inkomen heeft en er tijdens het huwelijk nooit verrekend is, staat die partner bij echtscheiding alsnog met (bijna) lege handen. Halverwege de jaren 90 heeft de Hoge Raad (HR 19 januari 1996, NJ 1996, 617 (Rensing-Polak)) bepaald dat een beroep op zo een vervaltermijn naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar moet worden geacht, tenzij blijkt van omstandigheden die een beroep op het beding rechtvaardigen. De accountskamer oordeelde in 2020 dat de accountant in deze een zorgplicht heeft.[3]
Sindsdien wordt een korte vervaltermijn steeds minder in de akte van huwelijkse voorwaarden opgenomen.
In het geval van het 'finale verrekenbeding' wordt de waarde van alle eigendommen van een echtpaar gelijk verdeeld bij het eindigen van de huwelijksovereenkomst, alsof het echtpaar in gemeenschap van goederen getrouwd was. Deze vorm van verrekenbeding kan dienen als aanvulling op een van de vorige genoemde drie soorten voorwaarden. Men kan hiervoor bijvoorbeeld kiezen, wanneer men tijdens het huwelijk een strikte scheiding wil tussen elkaars eigendommen - omdat een van beiden bijvoorbeeld een eigen bedrijf heeft - maar men al het geld na overlijden of echtscheiding toch eerlijk verdeeld wil hebben.
De meeste van de hieronder genoemde bepalingen hebben betrekking op de meest voorkomende stelsels: het inkomensverrekenbeding en de koude uitsluiting.
Bij het opstellen van de huwelijkse voorwaarden zullen er bij de notaris een aantal vragen naar voren komen. Dit kunnen bijvoorbeeld de volgende aandachtspunten zijn:
Voor het opstellen of wijzigen van huwelijkse voorwaarden is medewerking van beide partijen nodig. In de regel worden ze opgesteld voorafgaand aan het huwelijk. De voorwaarden moeten worden vastgelegd in een notariële akte. De huwelijkse voorwaarden zijn pas geldig vanaf het moment dat het huwelijk tot stand is gekomen. Het maken van huwelijkse voorwaarden kost, afhankelijk van de notaris, zo tussen de 500 en 1000 euro.
Achteraf wijzigen of alsnog aangaan van huwelijkse voorwaarden is ook mogelijk. Rechterlijke goedkeuring is hiervoor per p 1-1-2012 niet meer nodig .
Ook wanneer twee geregistreerde partners huwelijkse voorwaarden willen opstellen wanneer ze willen trouwen, of wanneer ze ze willen wijzigen op het moment dat ze gaan trouwen, worden deze voorwaarden in huwelijkse voorwaarden omgezet, zonder dat er tussenkomst van rechter of notaris nodig is.
De Wet van 24 april 2017 tot wijziging van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek en de Faillissementswet teneinde de omvang van de wettelijke gemeenschap van goederen te beperken, die op 1 januari 2018 inging, beperkt de wettelijke gemeenschap van goederen. Verdergaande gemeenschap van goederen moet dan in huwelijkse voorwaarden worden geregeld, terwijl anderzijds voor sommige bruidsparen de behoefte aan huwelijkse voorwaarden door de wetswijziging zal vervallen. De wijziging is niet van toepassing op tot en met 2017 gesloten huwelijken.
Seamless Wikipedia browsing. On steroids.
Every time you click a link to Wikipedia, Wiktionary or Wikiquote in your browser's search results, it will show the modern Wikiwand interface.
Wikiwand extension is a five stars, simple, with minimum permission required to keep your browsing private, safe and transparent.