chemische verbinding Van Wikipedia, de vrije encyclopedie
Xanthine, vroeger ook aangeduid als xanthinezuur en volgens de IUPAC 3,7-dihydro-purine-2,6-dion, is een purinebase die voorkomt in de meeste organen en weefsels van praktisch alle organismen. Verbindingen waarvan het centrale deel van het molecuul gevormd wordt door de twee ringen in xanthine, worden aangeduid als xanthines.
Snelle feiten Structuurformule en molecuulmodel, Algemeen ...
Xanthines vormen een groep alkaloïden die veel gebruikt worden vanwege de stimulerende effecten en als bronchodilatatoren, vooral in het behandelen van astma. De effecten zijn echter breed en de therapeutische breedte is smal waardoor ze niet het meestgebruike astmamedicijn zijn. Het therapeutische niveau is 10-20 microgram/mL bloed. Giftigheidtekenen zijn onder andere trillen en misselijkheid.
Xanthine, de stamverbinding, is een metaboliet van purines (uit guanine door guanine desaminase, uit hypoxanthine door xanthine oxidoreductase) en wordt zelf omgezet in urinezuur door het enzymxanthine oxidase. Sommige mensen hebben een tekort aan dit enzym waardoor xanthine niet (voldoende) kan worden omgezet in urinezuur. Deze zeldzame erfelijke aandoening wordt xanthinuria genoemd.
Xanthines zijn purinederivaten en worden in zeer kleine hoeveelheden gevonden in nucleïnezuren.
De verschillende methylxanthines hebben niet alleen effect op de luchtwegen, maar verhogen ook de hartslag en de kracht waarmee het hart pompt, bij hoge doses treden hartritmestoornissen op. In het centraal zenuwstelsel stimuleren zij alertheid, het ademhalingscentrum, en worden ze toegepast ter bestrijding van apneu bij kinderen. Bij hoge dosis treedt misselijkheid op, die niet met anti-braakmiddelen te bestrijden is. Methylxanthines stimuleren de afgifte van pepsine en maagzuur.
Methylxanthines worden in de lever door cytochroom P450 gemetaboliseerd.
Tot de gemethyleerde xanthines behoren naast de al eerder genoemde groep ook aminophylline, IBMX, paraxanthine en pentoxifylline.[2] Deze stoffen werken zowel als
niet-selectieve adenosinereceptor antagonist[6] waarmee het slaperigheid veroorzakende adenosine tegengewerkt wordt.
De verschillende verbindingen vertonen een grote spreiding aan activiteit ten gevolge van het grote aantal subtypes van de receptor. Er is daarom een groot aantal synthetische xanthines ontwikkeld, en lang niet altijd met een of meer methylgroepen, in de zoektocht naar grotere selectiviteit voor het enzym fosfodiesterase of de subtypes van de adenosinereceptor.[7]
UJ. Deree, J.O. Martins, H. Melbostad, W.H. Loomis, R. Coimbra.(2008).Insights into the regulation of TNF-alpha production in human mononuclear cells: the effects of non-specific phosphodiesterase inhibition.Clinics (Sao Paulo). 63pag.: 321–328DOI:10.1590/S1807-59322008000300006
L.J. Marques, L. Zheng, N. Poulakis, J. Guzman, U. Costabel.(1999).Pentoxifylline inhibits TNF-alpha production from human alveolar macrophagesAm. J. Respir. Crit. Care Med.. 159pag.: 508–511
M. Peters-Golden, C. Canetti, P. Mancuso, M.J. Coffey.(2005).Leukotrienes: underappreciated mediators of innate immune responsesJ. Immunol.. 174pag.: 589–594
D.W.MacCorquodale.(1929).The synthesis of some alkylxanthinesJ. Amer. Chem. Soc.. 51pag.: 2245–2251DOI:10.1021/ja01382a042
A. Sunshine, E.M. Laska, C.E. Siegel (RICHARDSON-VICKS, INC).(1989).Analgesic and anti-inflammatory compositions comprising xanthines and methods of using same Internetpagina: WO patent 1985002540, 22 maart 1989 toegekend
Constantin Koulbanis, Claude Bouillon, Patrick Darmenton (L'Oreal).Cosmetic compositions having a slimming action Internetpagina: USpatent4288433, 4 september 1981 toegekend
J.W. Daly, W.L. Padgett, M.T. Shamim.(1986).Analogues of caffeine and theophylline: effect of structural alterations on affinity at adenosine receptorsJ, Medicinal Chem,. 29pag.: 1305–1308DOI:10.1021/jm00157a035
J.W. Daly, K.A. Jacobson, D. Ukena.(1987).Adenosine receptors: development of selective agonists and antagonistsProgress in Clinical and Biological Research. 230pag.: 41–63
O.H. Choi, M.T. Shamim, W.L. Padgett, J.W. Daly.(1988).Caffeine and theophylline analogues: correlation of behavioral effects with activity as adenosine receptor antagonists and as phosphodiesterase inhibitorsLife Sciences. 43pag.: 387–398DOI:10.1016/0024-3205(88)90517-6
M.T. Shamim, D. Ukena, W.L. Padgett, J.W. Daly.(1989).Effects of 8-phenyl and 8-cycloalkyl substituents on the activity of mono-, di-, and trisubstituted alkylxanthines with substitution at the 1-, 3-, and 7-positionsJ. Medicinal Chem.. 32pag.: 1231–1237DOI:10.1021/jm00126a014
J.W. Daly, I. Hide, C.E. Müller, M. Shamim.(1991).Caffeine analogs: structure-activity relationships at adenosine receptorsPharmacology. 42pag.: 309–321DOI:10.1159/000138813
D. Ukena, C. Schudt, G.W. Sybrecht.(1993).Adenosine receptor-blocking xanthines as inhibitors of phosphodiesterase isozymesBiochemical Pharmacology. 45pag.: 847–851DOI:10.1016/0006-2952(93)90168-V
J.W. Daly.(2000).Alkylxanthines as research toolsJournal of the Autonomic Nervous System. 81pag.: 44–52DOI:10.1016/S0165-1838(00)00110-7
J.W. Daly.(2007).Caffeine analogs: biomedical impactCellular and Molecular Life Sciences. 64pag.: 2153–2169DOI:10.1007/s00018-007-7051-9
M.P. González, C. Terán, M. Teijeira.(2008).Search for new antagonist ligands for adenosine receptors from QSAR point of view. How close are we?Medicinal Research Reviews. 28pag.: 329–371DOI:10.1002/med.20108
P.G. Baraldi, M.A. Tabrizi, S. Gessi, P.A. Borea.(2008).Adenosine receptor antagonists: translating medicinal chemistry and pharmacology into clinical utilityChemical Reviews. 108pag.: 238–263DOI:10.1021/cr0682195
Wikiwand in your browser!
Seamless Wikipedia browsing. On steroids.
Every time you click a link to Wikipedia, Wiktionary or Wikiquote in your browser's search results, it will show the modern Wikiwand interface.
Wikiwand extension is a five stars, simple, with minimum permission required to keep your browsing private, safe and transparent.