Loading AI tools
overzicht van hoge ambtsdragers in de Nederlandse stad Maastricht, ca. 1260-1795 Van Wikipedia, de vrije encyclopedie
Dit is een lijst van schouten, schepenen en andere hoge ambtsdragers van de stad Maastricht van circa 1250 tot 1795. Tot de komst van de Fransen in 1794 had het tweeherige Maastricht een Luiks en een Brabants hooggerecht, elk met zijn eigen schout en schepenen. Daarnaast vielen delen van de middeleeuwse stad onder het rechtsgebied van het Brabantse Graafschap van de Vroenhof. De buitengebieden van de huidige gemeente Maastricht behoorden eveneens tot verschillende rechtsgebieden: de Vroenhof, Sint Pieter, Pietersheim, Heugem, Heer, Borgharen en Itteren. Ook deze hadden elk hun eigen schout en (meestal zeven) schepenen.
Van oudsher was het bestuur van de stad Maastricht een complexe aangelegenheid. Dat kwam in de eerste plaats door het feit dat de soevereiniteit gedeeld werd door de prins-bisschop van Luik en de hertog van Brabant. De oorsprong van deze dubbele, landsheerlijke jurisdictie, de tweeherigheid van Maastricht, ligt nog grotendeels in het duister, maar gaat vermoedelijk terug tot de karolingische tijd. De tweeherigheid werd vastgelegd in de Alde Caerte van 1284 en aangescherpt in de Dochter Caerte van 1356.[1][2]
Daarnaast waren er tot aan het einde van het ancien régime nog verschillende andere jurisdicties in het binnen en deels buiten de stadswallen gelegen gebied. Grote delen binnen de stad behoorden tot het rechtsgebied van de Vroenhof en viel onder Brabant. De in de late middeleeuwen geannexeerde, relatief kleine Nieuwstad behoorde bij de vrijheid Sint Pieter en viel onder de rechtsmacht van de bisschop van Luik. Dat gold ook voor een klein, deels in, deels buiten de stad gelegen gebied tussen de Jeker en de weg naar Montenaken, dat bekend stond als de Bisschopskommel.[noot 1] Het eveneens kleine gebied van Tweebergen ressorteerde onder de proosdij van Sint-Servaas, terwijl de directe omgeving van de twee kapittelkerken – de zogenaamde claustrale singel – tot de immuniteiten van het Sint-Servaas- en het Onze-Lieve-Vrouwekapittel werden gerekend. In principe vielen de kloosters in wereldlijke zaken onder de Brabantse of Luikse jurisdictie, maar in geestelijke zaken onder de (aartsdiakonale) jurisdictie van de deken en het kapittel van Sint Servaas en in mindere mate onder die van Onze Lieve Vrouwe.[noot 2] Het vanaf 1567 permanent inliggende garnizoen viel buiten het gewone wereldlijke gezag.[4] De rest van de stad (nog steeds het belangrijkste deel), inclusief een beperkt gebied buiten de stadsomwalling, de zogenaamde "Vrijheid van Maastricht", behoorde tot de tweeherige Luiks-Brabantse jurisdictie.[5][6] De hoofdstraten door de stad vielen eveneens onder de tweeherigheid.[noot 3] Bij de Maas was het de brug die de rivier verdeelde: bovenstrooms viel zij onder de bisschop van Luik, benedenstrooms onder Brabant.
Buiten de ommuurde stad was de situatie al even gecompliceerd. De Vroenhof zette zich buiten de stadsomwalling voornamelijk in zuidwestelijke richting voort tot het gehucht Heukelom. Ten noorden ervan lag de heerlijkheid Pietersheim (waartoe het gehucht Caberg behoorde); ten zuiden lag de Luikse heerlijkheid Sint Pieter. Op de oostelijke Maasoever lag de bank Heer, een van de elf banken van Sint-Servaas. De rechtsgeschiedenis ervan is vrij goed gedocumenteerd. De andere banken in deze omgeving, Heugem, Borgharen en Itteren-Meerssenhoven, zijn nog nauwelijks bestudeerd (Itteren en Meerssenhoven vormden waarschijnlijk één bank). Elk rechtsgebied beschikte over zijn eigen schepenbank, soms ook over een eigen rechtszaal, gevangenis en terechtstellingsplaats.[7]
De tweeherigheid van Maastricht bracht met zich mee dat de magistraat (het stadsbestuur) samengesteld moest zijn uit evenveel bestuurders van Maastrichts-Luikse, als van Maastrichts-Brabantse geboorte (nativiteit).[noot 4] Daarom telde het stadsbestuur een Brabantse en een Luikse schepenbank en een Indivieze Raad, waarvan het aantal leden (schepenen, gezworenen, burgemeesters, secretarissen en peymeesters) steeds voor beide nativiteiten even groot moest zijn. Wel varieerde de samenstelling van het bestuur in de loop der eeuwen, naarmate sommige groepen (met name de ambachten) aan politieke macht verloren. Van de vroegmoderne tot de Franse Tijd bestond het stadsbestuur uit een Luikse en een Brabantse hoogschout, een burgemeester van Luikse en een van Brabantse zijde, tweemaal zeven schepenen en tweemaal vier (later elf of twaalf) gezworen 'raden'. Zij werden terzijde gestaan door een Luikse en een Brabantse secretaris voor het Hooggerecht, een Luikse en een Brabantse secretaris voor het Laaggerecht, een Luikse en een Brabantse pensionaris en voor elke nativiteit een peymeester (belasting-inner).[9] Gezamenlijk vormden ze de Indivieze (= ongedeelde) Raad, het volledige stadsbestuur. De magistraatsleden behoorden tot een beperkt aantal regentenfamilies, die de verschillende ambten onder elkaar verdeelden.[10]
In 1224 is voor het eerst sprake van een Brabantse en Luikse schepenbank, elk bestaande uit zeven schepenen.[11] De schout was voorzitter van het hooggerecht en aanklager, maar nam geen deel aan de beraadslagingen.[12] Of men zich tot de ene of de andere schepenbank moest wenden, hing af van de 'nativiteit' (geboorte, nationaliteit) van de rechtzoekenden, die erfelijk was (via de moeder). Gemiddeld was slechts een kwart van de bevolking van Luikse geboorte.[13] Een geding tussen personen van verschillende nativiteiten werd voor de gezamenlijke schepenbanken gevoerd, volgens het principe "des man, des ban".[noot 5] Aanvankelijk waren de schepenen belast met zowel de hoge en lage rechtspraak, als het bestuur en de administratie van de stad. Dat laatste, alsmede een deel van de lage rechtspraak, werd geleidelijk overgenomen door de burgemeesters en gezworenen, die eveneens tweeledig waren samengesteld uit Luikse en Brabantse burgers.[noot 6] Terwijl schouten[noot 7] en schepenen typische vertegenwoordigers van het soevereine gezag waren, vertegenwoordigden burgemeesters en gezworenen de burgerij. Laatstgenoemden kwamen vanaf circa 1377 samen in "De Lanscroon" en "De Liebaert" in de Grote Staat. De schepenbank was vanaf die tijd gevestigd in het Dinghuis aan de Kleine Staat.
Vanaf 1430 namen de hertogen van Bourgondië in het Maastrichtse bestel de plaats in van de Brabantse hertogen, en vanaf 1482 de Habsburgse vorsten, zonder dat er voor de stad veel veranderde. Dat was wel het geval in 1579, toen de stad werd ingenomen door Parma. In 1580 werd een veel autocratischer systeem ingevoerd, waarbij de ambachten alle invloed verloren.[17] Na de inname van de stad door Frederik-Hendrik traden de Staten-Generaal in de rechten van de Brabantse hertogen. Voortaan moesten alle ambten van Brabantse zijde, ook dat van hoogschout, door protestanten worden ingevuld. Dat die een minderheid vormden in het overwegend katholieke Maastricht, maakte geen verschil. Aan Luikse zijde veranderde er in 1632 niets, dus een katholiek kon na 1632 nog steeds Luiks schout of schepen worden, mits hij de Luikse nativiteit bezat.[18] Wie van huis uit Brabants-Maastrichts was en voor zijn nageslacht een bestuurlijk ambt ambieerde, huwde een meisje van Luiks-Maastrichtse afkomst. Haar kinderen kregen immers de Luikse nativiteit. In de achttiende eeuw lieten de hoogschouten, die meestal niet in Maastricht woonden, zich vervangen door vice-hoogschouten uit de plaatselijke burgerij.[12] Vrijwel alle hogere posities werden toen ingenomen door leden van Maastrichtse regentenfamilies, meestal niet meer dan tien, die bovendien door onderlinge huwelijken sterk verwant waren.[19]
De inname van Maastricht door het Franse revolutionaire leger in november 1794 en de inlijving bij Frankrijk in mei 1795, maakten een einde aan het tweeherige bestel. Na een overgangsperiode had Maastricht vanaf 1800, net als elke Franse stad, één burgemeester (maire genoemd), bijgestaan door een mede-burgemeester (adjoint). Gemeenteraadsleden werden tot de invoering van de Gemeentewet in 1851 aangeduid als schepenen. De functie van schout/hoogschout verdween in 1795.[20]
Uit de twaalfde eeuw zijn de namen van drie schouten bekend: Arnoldus, in 1133 vermeld als villicus, Bertholdus, in 1139 eveneens villicus genoemd, en Reinerus, in 1159 aangeduid als dives et scultetus. Niet bekend is of zij schout waren van de hele stad (in dat geval als representanten van de Duitse keizers; de Brabantse hertogen kregen pas na 1204 invloed in Maastricht) of dat er toen ook al schouten in dienst van de Luikse bisschoppen waren.[21]
De Luikse schepenbank vergaderde aanvankelijk in de westbouw van de Onze-Lieve-Vrouwekerk, waarbij mogelijk recht gesproken werd in de open lucht op een platform bij het oostkoor. Vanaf 1377 vergaderden de Luikse (en de Brabantse) schepenen achtereenvolgens in het Dinghuis, de Poort van Gaveren (tussen 1632 en 1642), de Poort van Rekem (na 1642; onzeker) en ten slotte in het Stadhuis op de Markt (vanaf 1664).[11]
Onderstaande namenlijst van het Luikse hooggerecht te Maastricht is deels gebaseerd op de lijst samengesteld door de rijksarchivaris en publicist Pierre Doppler (1861-1938). Zijn artikel verscheen in 1920 in De Maasgouw (zie: Geraadpleegde literatuur). Doppler benadrukte dat het om een eerste aanzet ging.[22] Hoewel sindsdien aangevuld is de lijst nog verre van volledig en vraagt om aanvulling.
Vermelding[noot 8] | Schouten | Schepenen | Overige ambten |
---|---|---|---|
1267-1297 | Johannes Sweef/Suevus/van der Swaf[noot 9] | ||
1283-1288 | Jan van Millen[noot 10] | ||
1316 | Lambertus de Rolingen[noot 11] | 1. Johannes Flormanni 2. Lodewicus Caseus 3. Wilhelmus de Mersene 4. Gosuinus Bruke 5. Renerus de Berne | |
1318-1339 | Henricus Kestelman[noot 12] | 1. Wolterus de Hoegem 2. Arnoldus de Haen 3. Johannes de Hese 4. Johannes Gruter 5. Florentius de Leopardo 6. Johannes de Mulken 7. Johannes Quode | |
1356 | Filip van Herderen[2] | 1. Wouter van Hogen (Heugem?) 2. Johan van Hees 3. Johan Gruter 4. Florentius de Leopardo 5. Johan van Mulcken 6. Johan van Margraten 7. Johan de Missia 8. Henricus de Montenaken (1358-1381)[noot 13] | |
1375 | Theodericus de Bodingen[noot 14] | 1. Rutgherus de Viseto 2. Lambertus de Kestele (1368, 1375) 3. Henricus de Montenaken 4. Everardus de Vernenholt (1368, 1375) 5. Gerardus de Marcha 6. Philippus de Herke 7. Paulus de Spauden | |
1388 | Johannes van den Ceysseers | ||
1389 | 1. Johan van den Hertee[noot 15] 2. Godart van Hese 3. Reynerus van Eytzenrode 4. Godenuel van Spauden 5. Machgiel Neven (1389, 1411) 6. Henriet van Sinte Aghten 7. Johannes van Aken | ||
1391-1394 | Johan van Bloemendale | ||
1399, 1406 | Henric van Riemst (peymeester)[noot 16] | ||
1411 | 1. Theodoricus Thonis[noot 17] 2. Henricus de Bemelen 3. Willem van den Campe 4. Johannes van Hegge 5. Johan Bloemendale (1411, 1425) | ||
1414 | 1. Johannes van Hese (1414, 1421) 2. Johannes de Leodio (1414, 1418) 3. Hermannus de Hese (1414, 1420) 4. Nicholaus de Liebeke (1414, 1424) 5. Theodericus de Lamboy (1414, 1426) | ||
1417-1424 | Anthonys Ysermans[noot 18] | 1. Johannes de Brede (1417, 1424) 2. Johannes de Leodio (1414, 1418) 3. Egidius Gilardi (Gilarts)[noot 19] 4. Arnold de Molendino[noot 20] 5. Mathees Dunnen (1420, 1424) | |
1424-1426? | (...) Meeuwen (Meewen) | ||
1426-? | Gerardus de Leodio | Ghysbrecht de Montenaken (peymeester, 1433)[noot 21] | |
ca. 1475 | Thewalt van Royde[noot 22] | Arnolt/Art Clut (peymeester, 1474, 1475)[noot 23] | |
1478 | Peter Broetz?[noot 24] | ||
1495 | Petrus de Cadier (secretaris, vermeld in 1495) | ||
1504-1522 | 1. Laurens Meijs/Meys[noot 25] 2. Diederick Broetz[noot 26] | ||
1560 | Wilhem Weertz | ||
1570-1574 | Hendrik Schillinx[31] | ||
1577 | Nicolaas van Blitterswyck[noot 27] | ||
?-1593 | Art uut den Broeck, genaamd Samson (vice-hoogschout)[noot 28] | ||
1593-1644 | 1. Vrint Vrints/Vriendt Vriendts (vice-hoogschout, 1593) 2. Willem Selle (schout, 1595-1619)[36] | 1. Mathijs Hermans (1604-1613)[36] 2. Andries Vaes (1606-1612)[36] 3. Lambrecht van Heer (1610-ca. 1646)[noot 29] 4. Daniel Proenen (1612-1616)[36] | 1. Peter de Porta (secretaris, 1616)[noot 30] 2. Lodewyck Loyens (secretaris tot 1640) 3. Petrus Duysters (secretaris vanaf 1640) |
1644-1659? | lic. Claude Ernest de Montaigne[noot 31] | Lodewyck Loyens (secretaris in 1650, 1667)[noot 32] | |
voor 1673 | Theodoor van Brienen[38] | ||
1691-1693 | Andreas Gabriël de Montaigne[noot 33] | ||
1693-1710? | Hubert Jacques de Montaigne | Lambert van Hees[noot 34] | |
1704 | Philip van der Waegen (schout)[40] | ||
1714, 1716 | Philippus Kerens[noot 35] | ||
1730-1755? | lic. Godefridus Augustinus Collette (vice-)hoogschout (?)[noot 36] | Jacob van Brienen (1730, 1732, 1738) | |
1738 | Jacob Ignatius baron de Surlet, graaf de Liedekercke (hoogschout)[44] | ||
1755? | jhr. Carel van Brienen[noot 37] | 1. lic. Joannes Petrus Membrede (1756)[noot 38] 2. L. van Hees (1760)[noot 39] 3. mr. S.I.P. Munix (1760)[noot 40] 4. Philippus Josephius Kerens (1762, 1764, 1780, 1788) 5. lic. F.H. Booten (voor 1768)[noot 41] | |
1774-1793? | Philippus Josephius Kerens (vice-schout)[noot 42] | 1. Charles Clément Roemers[noot 43] 2. Andreas Bernard (ca. 1780)[noot 44] 3. André Charles Membrede (1780, 1783)[noot 45] 4. Matthias Aloysius Kerens (ca. 1780) | Willem Hubertus Cruts (peymeester, 1774) |
Waar de Brabantse schepenen van Maastricht aanvankelijk hun zittingen hielden, is niet met zekerheid bekend. Mogelijk werd gebruik gemaakt van het Bergportaal van de Sint-Servaaskerk, de Hoge Leenzaal van de proosdij of een ander gebouw in het Sint-Servaascomplex. Vanaf 1377 vergaderde de Brabantse (en de Luikse) schepenbank achtereenvolgens in het Dinghuis, de Poort van Gaveren (tussen 1632 en 1642), de Poort van Rekem (na 1642; onzeker) en ten slotte in het Stadhuis op de Markt (vanaf 1664).[11]
Onderstaande namenlijst van het Brabants hooggerecht te Maastricht is deels gebaseerd op de lijst samengesteld door de rijksarchivaris en publicist Pierre Doppler (1861-1938). Zijn artikel verscheen in 1920 in De Maasgouw (zie: Geraadpleegde literatuur). Doppler benadrukte dat het om een eerste aanzet ging.[22] Hoewel sindsdien aangevuld is de lijst nog verre van volledig en vraagt om aanvulling.
Vermelding[noot 8] | Schouten | Schepenen | Overige ambten |
---|---|---|---|
1257-1270 | Arnoldus Cangart (1264)[noot 46] | 1. Baldewinus de Molendino (1257)[50] 2. Godefridus Oze (1257, 1268)[50] 3. Daniël, zoon van Godefridus Florentius (1257, 1267)[noot 47] 4. Arnoldus Cangart (1263) 5. Henricus Grinyart (1263)[24] 6. Gerardus Gosmari filius (1267, 1274)[52] 7. Joannes Suevus (1267-1296)[noot 48] 8. Baldewinus Craus[49] | |
1270-1279/1294? | 1. Ogier van Haren (Ogerus de Haren)[53] 2. Godefridus de Fughte/Fugis[noot 49] | 1. Daniel Florench (1271)[noot 50] 2. Godefridus Florench (1271)[noot 51] 3. Gerardus de Mulinghien (1276)[57] 4. Johannes de Mulinghien (1274, 1276)[57] 5. Baldewinus Caseus (1274-1305)[58] 6. Renerus (1278)[59] 7. Olbertus Colsop (1278-1315)[noot 52] 8. Godefridus de Montenaken (1285)[61] 9. Godefridus Christophori (1285)[62] 10. Robertus de Moneta (1288)[63] 11. Bruno (1289)[64] 12. Johannes Borneken (1291-1305)[65] | |
1296-1299 | Herbertus (de Yseren?) | 1. Herbertus de Yseren (1297-1309) 2. Henricus de Yseren[noot 53] | |
1306-1311 | Lambertus Grinyart[noot 54] | 1. Lambertus Grinyart (1306-1310) | |
1316 | Lambertus de Rolingen[noot 55] | 1. Johannes Flormanni 2. Lodewicus Caseus 3. Wilhelmus de Mersene 4. Gosuinus Bruke 5. Renerus de Berne | |
1317-1326 | Henricus de Loe/Loy[noot 56] | 1. Henricus de Yseren (1326-1351) 2. Florentius de Yseren | |
1338-1351 | 1. Arnoldus Nuest (Nuyst)[noot 57] | 1. Reynerus de Rosis (1339-1351) 2. Nicholaus de Heere (1339)[noot 58] 3. Nicholaus de Mauro 4. Florencius de Vinea 5. Egidius de Heppenart 6. Wynandus de Cigno | |
1356 | Reinier de Rosis[noot 59] | 1. Arnold Miest 2. Colijn van Fraipont 3. Florentius van de Wijngaard 4. Winand van de Zwaan 5. Gobelinus van het Rode Schild 6. Nicolaas de Mauro jr. 7. Johannes Sack (Zak, Sach) de Wyck (ook vermeld in 1379)[noot 60] | |
1363-1364 | Reinoud Thoreel van Bernau[noot 61] | ||
1370-1371 | Nicolaas I Hoen ("Claes Hoen")[noot 62] | 1. Reinoud Thoreel van Bernau (1371, 1379) 2. Everardus de Verrheyt (1371) 3. Arnoldus Nuyst (1371) | |
1371-1404 | 1. Herman II Hoen ("ridder Herman Hoen de Bruecke"; hoogschout) [noot 63] 2. Renerus van Berghe[noot 64] 3. Symon Schaefdriesch (vice-schout, 1380) 4. Florens Welde (vice-schout?, 1390)[noot 65] 5. Goeswijn van Montenaken[noot 66] | 1. Florens Welde 2. Johan van Juyloymont (Julémont?) (1390, 1392) 3. Servaes van Mulcken[noot 67] 4. Johan Sack 5. Henric van Cleermont 6. Johan van Here (1390, 1392) 7. Godart van Vleytingen 8. Henric van Sint Aechten (1392, 1397) 9. Mathees Dunnen (1397, 1414) | Godart Gans (peymeester, 1399-1400)[30] |
1404-1413 | 1. Nicolaas II Hoen ("ridder Nicolaes Hoen de Bruecke"; hoogschout) [noot 68] 2. Henric Elman (vice-schout, voor 1413) | Jacob Happart (1411)[noot 69] | |
1413-1421 | 1. Guilliëlmus (Guillaume) de Merode (hoogschout)[noot 70] 2. Jacob Happart (vice-schout, 1413-1419/1427?) | 1. Mathees Dunnen (1397, 1414) 2. Pauwels van den Byessen (1414) 3. Godenulus (1415) 4. Jacob Happart (1419, 1426) | |
1421-1427 | Nicolaas II Hoen [noot 71] | ||
1428-1442 | Johan III van Wittem ("Jan (Jean) van Wittem")[noot 72] | 1. Godart van Warwelle (1428)[noot 73] 2. Gerart Clut (1435, 1437, 1438, 1440) 3. Servaes Kippe (1435, 1437) 4. Henrich Bovier (1438) 5. Arnolt Clut (1440) | |
1437 | Andries Huyn van Amstenrade[noot 74] | ||
1442-1463 | 1. Dirck van Pallandt, hoogschout [noot 75] 2. Willem van den Biesen, viceschout? (1442-1466)[79] | 1. Gerart Clutten (1417-1452)[noot 76] 2. Dierick Lamboy (1450, 1453) 3. Johan Bovyer (1450, 1453, 1456, 1459)[noot 77] 4. Johan Penre (1453) 5. Gielis van der Sargien (1453, 1458) 6. Cornelys van Dyepenbeke (1453, 1456) 7. Goedart Warwelle (1456, 1458) 8. Johan Clut (1457, 1477)[noot 78] 9. Wilhem van den Biessen (1450-1459) | |
1463-1503 | 1. Frederik van Wittem, erfmaarschalk van Limburg [noot 79] 2. Johan Clut in 't Gruythuys (vice-hoogschout, 1478)[noot 80] 3. Cornelis van der Sargien (vice-hoogschout, 1486-1503)[noot 81] | 1. Johan Clut (1457, 1477) 2. Dyerich Wolff (1466) 3. Gielis van der Sargien (1467, 1478)[noot 82] 4. Loy(e) van Borne (1467, 1469) 5. Peter Tyloy/Tylore (1469, 1473) 6. Dirrik Voerse (1470) 7. Johan van Hese (1470) 8. Heynrick van Gellick (1470, 1478, 1489, 1493, 1504)[noot 83] 9. Arnt van Noertbeeck (1473) 10. Johannes van Erven (1477)[noot 84] 11. Servoes Quadest (1477) 12. Arndt van der Moelen (1477) 13. Arnt Brandenburch (1478, 1493, 1498, 1504)[noot 85] 14. Gielys van Reymerstock (1485) 15. Willem Spinde (1485) 16. Reyner Proenen (1489) 17. Conraert in die Hage (1493)[noot 86] 18. Dieryck Broetz (1494) 19. Goerdt van der Moelen (1494) 20. Hellinck Havet (1500, 1506) 21. Geurt Prenten alias Clut (1500, 1505)[noot 87] 22. Hendrik Huyn van Amstenrade (1477-1496)[noot 88] | 1. Cloes Daems (secretaris, voor 1484)[noot 89] 2. Andries Daems (secretaris, na 1484)[noot 90] |
1503-1516 | Egidius (Gieles/Gilles) van Reymerstock (hoogschout) [noot 91] [noot 92] | 1. Hellinck Havet (1500, 1506) 2. Geurt Prenten alias Clut (1500, 1505) 3. Jan van Eynatten (1504, 1506)[noot 93] 2. Goert van der Moelen (1504) | |
1516-1527 | Conrardus (Conrad) van Gaver(en) (hoogschout) [86] | Peter Broets (1516, 1528, 1530)[noot 94] | |
1537-1539 | Gerard (Gérard) van Ghoor (schout)[noot 95] | Servaas van der Heyden (voor 1538)[noot 96] | |
1540-1554 | Andries van Pallandt (hoogschout of vice-hoogschout)[noot 97] | ||
1554-1565 | Christiaen van Eynatten [noot 98] | ||
1565-1577 | jonker Gerard van Strythagen | Conrardt in di Haghe (1576). [noot 99] | |
1579-1603 | Jacob Maes [noot 100] | Gillis Ruysschen (1584)[noot 101] | |
1603-1607 | 1. Jan (Jean) van Hildernisse [noot 102] 2. Geraert Dries (vice-hoogschout (1612-1613)[95] | 1. Gerard Dries (1612)[noot 103] 2. lic. Andries van Buel (1600-1620)[noot 104] 3. Reyner van Raede (1607-1615)[noot 105] 4. Jan Reyers (1612, 1616, 1619)[36] 5. Andries van Eyck (1612)[95] 6. Gillis Ruyschen[noot 106] | 1. Dirk Verheyden (secretaris, 1600-1615?)[noot 107] 2. Jan Reyers (peymeester, 1613, 1615) |
1612-1613 | Gérard Dries, vervangend schout. [noot 108] | ||
1613-1624 | lic. Ambrosius (Ambroise) de Booms [noot 109] | Andries van Buel (1600-1620) | mr. Dirck Verheyden (secretaris, 1600-1615?) 2. Jan Reyers (peymeester, 1613, 1615)[36] |
1631-1632 | Arnold (Arnoult) Verheyen [noot 110] | ||
1639 | (...) de Jonckheer(?) | ||
1645-1662 | Johan Groulart[noot 111] | Johan Ruse (ca. 1658)[noot 112] | |
1664-1674? | Steven Groulart[noot 113] | Bartholomeus Pyl (ca. 1666) | |
1674 | Jacques (van) Ophoven[noot 114] | Christoffel Mouwen (1686) | 1. Michel de Lovinois fosse (secretaris, 1674) 2. Mangelschot (secretaris, 1676) 3. Gaspar van Hogendorp (secretaris, 1679-1691)[noot 115] |
1696-1720? | Willem de Quade (vice-hoogschout)[noot 116] | Jacob van den Heuvel (1698) | 1. mr. Jacob Martini (secretaris, 1691-1710)[noot 117] 2. mr. Jan (Johan) Lemker (secretaris, 1710-1732)[noot 118] |
1720 | Frederic Louis Rambonet (vice-hoogschout)[106] | ||
1732-1734 | 1. Hendrik Adolf Bentinck[noot 119] 2. mr. Abraham van den Heuvel (vice-hoogschout)[noot 120] | 1. mr. Govert van Slingelandt 2. Hendrik Aemilius van Panhuys (1729) | mr. Govert van Slingelandt (secretaris)[noot 121] |
1734-1754? | Frederik Willem Torck[noot 122] 2. mr. Abraham Breberenus van Dyck (vice-hoogschout, voor 1738) 3. mr. Johan Jacob Lewerixveld (vice-hoogschout, 1738-1755?)[noot 123] | 1. Godert van Slijpe (ca. 1734-1752) 2. Laurens Ghysen (1750)[noot 124] | mr. Hendrik Æmilius van Panhuys (secretaris, 1738-1771)[noot 125] |
1754?-1793 | 1. Assuerus Jan Torck[noot 126] 2. mr. Willem Frederik de Jacobi (vice-hoogschout, 1755-1781)[noot 127] | 1. mr. Abraham George Pillera (ca. 1760-1790)[noot 128] 2. Willem Hendrik van Panhuys (1766, 1770, 1772) | 1. mr. Hubert Æmilius van Panhuys (secretaris)[noot 129] 2. Laurens Kleynen en Hendrik Jentis (landmeters) |
1793-1794 | Willem Anne van Spaen la Lecq} |
Het Graafschap van de Vroenhof was een Brabants leen. Het lag deels in de stad, maar strekte zich buiten de stadsmuren uit over een veel groter gebied. In de stad beschikte de schepenbank van de Vroenhof over een eigen bestuurscentrum, gevestigd in de Hof van Lenculen in de Tongersestraat.[111] Na de verwoesting van dit gebouw in 1579 verhuisde de schepenbank, na enige omzwervingen, naar het Statenhuis op de hoek Vrijthof-Statenstraat. De Vroenhof beschikte over het muntrecht en over een eigen galgenplaats op de Dousberg. Het ambt van schout van de Vroenhof werd vaak gecombineerd met dat van hoogschout bij het Brabants Hooggerecht. Vanaf 1502 werden deze ambten administratief strikter gescheiden, hoewel ze soms toch nog door dezelfde persoon vervuld werden.[83] Ook de schepenen werden soms gerekruteerd uit die van het Brabants Hooggerecht, met dit verschil dat de schepenen van de Vroenhof voor het leven werden benoemd.[112]
Onderstaande namenlijst van het Hooggerecht van de Vroenhof is deels gebaseerd op de lijst samengesteld door de rijksarchivaris en publicist Pierre Doppler (1861-1938). Zijn artikel verscheen in 1920 in De Maasgouw (zie: Geraadpleegde literatuur). Doppler benadrukte dat het om een eerste aanzet ging.[22] Hoewel sindsdien aangevuld is de lijst nog verre van volledig en vraagt om aanvulling.
Vermelding[noot 8] | Schouten | Schepenen | Overige ambten |
---|---|---|---|
1264 | Arnoldus Cangart (1264)[noot 130] | 1. Godefridus genaamd Dives 2. Baldewinus de Molendino 3. ridder Henricus Grinyart 4. Renerus zoon van Conradus 5. Wiricus Alabs 6. Hesselinus de Montenaken 7. Godefridus Suevus | |
1301-1311 | Philippus de Libra (rentmeester)[noot 131] | ||
1330-1335 | Arnoldus Nuest[noot 132] | 1. Florentius de Vinea 2. Johannes de Libra 3. Marsilius de Montenaken 4. Henricus de Yseren 5. Wynandus de Cigno 6. Gerardus de Rosis 7. Arnoldus Nuest 8. Nycholaus de Mauro | |
1393 | Reynaert Huyn van Amstenrade[76] | ||
1403-1404 | Herman II Hoen ("ridder Herman Hoen de Bruecke") | ||
1422-1428 | Lambrecht van den Bossche[noot 133] | 1. Henricus Bavier (Heynrich Bovier/Bovyer) 2. Mathees Dunnen 3. Johannes Peters van Valkenborch 4. Goedart Warwellis 5. Laureyns Haybayken (Haaybeyken) 6. Pouwels van den Biessen (= Paulus de Juncte?) 7. Bartholomees Warwel 8. Gerart Clut (Clutten)[noot 134] 9. Cloes van den Liebarde | |
1432-1441 | Henrich Bovier[116] | 1. Laureyns Haybayken 2. Pouwels van den Biesen 3. Bartholomees van Warwelle 4. Gerart Clut 5. Andries van Gelke 6. Wilhelm van Mulcken 7. Johan Clut 8. Johan Oyslinger[noot 135] 9. Ghielis Otten 10. Goert Happart (1439, 1441)[noot 136] | Gerart Clutten (peymeester) |
1445-1446 | Laureyns Haybayken[117] | 1. Gerart Clut 2. Johan Clut 3. Wilhem in die Hage 4. Frederik van Reymerstock[noot 137] 5. Johan Bavier[noot 138] 6. Goert van Warwelle[noot 139] | |
1455-1483 | 1. Johan Clut ("den Alde in de Heppenart")[118] 2. Johan Clut ("int Gruythuys") (1467-1477)[noot 140] | 1. Wilhem in die Hage 2. Frederik van Reymerstock 3. Johan Bavier 4. Goedart van Warwelle 5. Gielys van der Sargien (Sargen) 6. Wilhem van den Biessen 7. Johan Heutz ten Goeswynstorne[noot 141] 8. Johan Clut int Gruythuys 9. Henrich van Amstenroede[noot 142] 10. Geert Prenten alias Clut 11. Hendrik Huyn van Amstenrade (1477-1496)[76] 12. Heynrick van Gellick (1480, 1483) 13. Heynrick van Ophem (1480, 1483) | |
1484-? | Gielis van der Sargien[119] | 1. Johan Clut int Gruythuys 2. Henrich van Amstenroede (1467, 1474, 1484) 3. Heynrick van Gellick (1480, 1483) 4. Heynrick van Ophem? (1480, 1483) 5. Conrart in die Haege (1484) 6. Arnolt Brandeberch (1484) 7. Gielis Coerenscuyder (1484) | |
1500-1516 | Geert Prenten alias Clut[noot 143] | 1. Henrick van Gellick by den Vrythof[noot 144] 2. Coenraert in die Hage († 1515)[noot 145] 3. Aert van Brandenborch 4. Hellincx Havet 5. mr. Cloes Daems[noot 146] 6. Henricus de Asch[noot 147] | |
1516-1541 | mr. Cloes Daems | 1. Frederick van Reymerstock 2. Johan van Eynatten[noot 148] 3. Servaas van der Heyden.[noot 149] | |
1549-1572 | Christiaen van Eynatten[noot 150] Tevens Brabants hoogschout (1554-1565).[83] | 1. Wilhelm Weertz 2. Conrart Thoreels[noot 151] | Johan Crieckelman[noot 152] |
1579-1600 | Jacob Maes | 1. Gerit van Cortenbach (voor 1580) 2. Lyebrecht Tyloye 3. Johan Haupeaus[noot 153] 4. Jeronimus Stas[noot 154] | 1. Gilis Ruysschen (peymeester, 1580) 2. mr. Dierick Verheyden (secretaris)[noot 155] |
1613-1631 | lic. Ambrosius de Booms[noot 156] | Nicolaes Olislagers[noot 157] | |
1631-1632 | Arnold (Arnoult) Verheyen | lic. Petrus Stas[noot 158] | |
1641-1659 | Johan Groulart[noot 159] | Pieter Issac (Isaacq) van Naerbrouck[noot 160] | |
1662-1693? | Steven Groulard[noot 161] | 1. Peter Noyen (1670) 2. Willem de Quade (1679) 3. Theodorus van den Heuvel (1681)[noot 162] | mr. Jacob Martini (secretaris)[noot 163] |
1693-1708? | 1. Eusebius Burkard Bentinck[noot 164] 2. Willem de Quade (vice-hoogschout, tot 1722)[noot 165] | 1. Jacob van den Heuvel (voor 1702) 2. Johan van Lith[noot 166] 3. Wernerus Breberenus van Dyck (1703-1746) 4. Johan Ghysen (voor 1704) 5. Philippus Bogaart (1704-1723) 6. Nicolaes Rotschoeck (voor 1706) 7. mr. Adriaan Hendrik van Slijpe (1706-1713)[noot 167] 8. Frederik Wuesten (voor 1706) 9. Peter Hermes (1706-1721)[noot 168] 10. Christoffel Mouwen (voor 1707) 11. mr. Quirinus Collard (1707-1757) | |
1708-1734 | 1. Hendrik Adolf Bentinck[noot 169] 2. mr. Nicolaas Ghysen (vice-hoogschout, 1722-1732) 3. mr. Abraham van den Heuvel (vice-hoogschout, 1732-1751)[noot 170] | 1. Servaas van Panhuys (voor 1710) 2. Wernerus Breberenus van Dyck (1703-1746) 3. Philippus Bogaart (1704-1723) 4. mr. Adriaan Hendrik van Slijpe (1706-1713) 5. Pieter Hermes (1706-1721) 6. mr. Quirinus Collard (1707-1757) 7. Andries Matthijs Hesselt van Dinter (1710-1732)[noot 171] 8. mr. Isaac van Slijpe (1713-1731) 9. Willem Isacq (voor 1720) 10. mr. Hendrik Æmilius van Panhuys (1720-1752)[noot 172] 11. mr. Abraham van den Heuvel (1721) 12. mr. Pieter Bogaart (1723-1753)[noot 173] 13. mr. Johan Willem van Mengerssen (1731) 14. mr. Pieter Boomhouer (1732-1758) 15. mr. Reynier Willem Daniël Pillera (1732)[noot 174] | 1. mr. Jan Lemker (secretaris, 1710-1732)[noot 175] 2. Johan Delom (landmeter) |
1734-1754 | 1. Frederik Willem Torck[noot 176] 2. mr. Abraham van den Heuvel (vice-hoogschout, 1732-1751) 3. mr. Jan Bogaert (vice-hoogschout, 1751-1755) | 1. Wernerus Breberenus van Dyck (1703-1746) 2. mr. Quirinus Collard (1707-1757) 3. mr. Hendrik Æmilius van Panhuys (1720-1752) 4. mr. Pieter Bogaart (1723-1753) 5. mr. Pieter Boomhouer (1732-1758) 6. Franco van der Cracht (1746-1758) 7. Adrien Pelerin (ca. 1750) 8. mr. Hubert Æmilius van Panhuys (1752-1790)[noot 177] 9. mr. Pieter Bogaert jr. (1753-1789) | 1. mr. Hendrik Æmilius van Panhuys (secretaris, 1738-1771)[noot 178] 2. Laurens Kleynen en Hendrick Jentis (landmeters)[noot 179] |
1754-1793 | 1. Assuerus Jan Torck[noot 180] 2. mr. Willem Frederik de Jacobi (vice-hoogschout, 1755-1781)[noot 181] 3. mr. Abraham Jacob de Jacobi (vice-hoogschout, 1781)[noot 182] 4. mr. Jan Hubert van Slijpe (vice-hoogschout, 1781-1789)[noot 183] 5. Quirinus Alexander Collard (vice-hoogschout, 1789)[noot 184] | 1. mr. Quirinus Collard (1707-1757) 2. mr. Pieter Boomhouer (1732-1758) 3. Franco van der Cracht (1746-1758) 4. mr. Hubert Æmilius van Panhuys (1752-1790) 5. mr. Pieter Bogaert jr. (1753-1789) 6. mr. Abraham Quirinus Collard (1757) 7. Johan Hubert van Slijpe (1758) 8. mr. Andreas Lodewyk Pelerin (1758-1778)[noot 185] 9. mr. R.W. Pillera (voor 1760) 10. mr. Abraham George Pillera (1760)[noot 186] 11. Jan Hubert van Slijpe (1762)[noot 187] 12. mr. Johan Hendrik van Slijpe (voor 1778) 13. mr. Petrus van Slijpe (1778) 14. mr. Albert Carel Hesselt van Dinter (1778) 15. mr. C. de Jacobi (voor 1786) 16. Pieter Babut Desmares (1786) 17. George Hollard (1789) 18. Jan Anthony Christiaen van Panhuys (1790) | 1. Pierre Byar (landmeter, 1762)[noot 188] 2. mr. Hubert Æmilius van Panhuys (secretaris)[noot 189] 3. Johan Pieter Cramer (landmeter, 1772) |
1793-1794 | Willem Anne van Spaen la Lecq |
Van het hooggerecht van Sint Pieter is niet zeker of het na 1468 nog bleef bestaan. Het verwoeste dorp werd door Karel de Stoute onder de jurisdictie van het Luiks hooggerecht te Maastricht gesteld, maar niet duidelijk is of de dorpelingen, die bij de bisschop van Luik bezwaar aantekenden, erin slaagden hun relatieve vrijheid te herwinnen. Het inzweren van de schepenen vond plaats op de stadsmuur van de Nieuwstad, vanouds Sint Pieters territorium. Mogelijk stond hier het oorspronkelijke dinghuis en munthuis.[129]
Vermelding[noot 8] | Schouten | Schepenen | Overige ambten |
---|---|---|---|
1294-1295 | 1. ridder Godefridus de Colmont 2. Henricus de Vuchte[noot 190] 3. Goeswinus Brule 4.Wilhelmus de Sancto Servacio[noot 191] | 1. Johannes filius Lamberti 2. Johannes Ortulanus 3. Walterus Carpentarius 4. Walterus Molendinarius 4. Giselbertus 5. Jacobus | |
1302 | ridder Henricus de Lichtenberg[noot 192] | 1. Johannes filius Lamberti 2. Johannes super Lacum 3. Wilhelmus de Sancto Servacio 4. Stassulus de Cruce 4. Godefridus filius Giselberti 5. Mathias de Lacu 6. Johannes de Hembemes | |
1318 | Goesewinus de Egelrode[133] | 1. Johannes de (H)Embenes 2. Johannes Strampart | |
1338 | Henricus Kestelman[noot 193] | 1. Johannes Snackart 2. Lambertus de Canne 3. Henricus Kestelman jr. 4. Henricus de Lichtenborch 5. Rykolphus Quoede de Here 6. Johannes Quoede de Here | |
1344-1348 | 1. Lambertus Lamboy[134] 2. Lambertus de Canne[135] | ||
1351 | Arnoldus Kestelman jr.[136] | ||
ca. 1360-1380 | Henricus de Montenaken[noot 194] | ||
ca. 1380 | Johannes van Basilisbur/Basilisborn[noot 195] | ||
ca. 1423-1467 | 1. Olof Happart[noot 196] 2. Ghysbrecht de Montenaken (1426, 1427)[noot 197] | ||
1442 | Oloff Happart[139] | 1. Dierick Lamboy 2. Dierich Knoup 3. Oloff Happart 4. Godennel val Elderen 5. Johan Wilhelms van Eymaele (Eben-Emael) 6. Loye Strijker 7. Johan Dwenglant | |
1489 | Dieryck Broetz[140] | 1. Goert Hoen 2. Sander van Sybden (Sibbe) 3. Goeswyn van den Campe 4. Herman van Eynatten 5. Michiel Panesleger 6. Willem Ruebe 7. Dieryck Broetz | |
1490 | Karel van Lichtenberg[141] | ||
1514 | Diederick Broetz[noot 198] | ||
1624 | Jan van Aken[noot 199] | ||
1639 | François de Graty[noot 200] | ||
1658 | Matthias de Graty | ||
1695-1746 | lic. Godefridus Augustinus Collette[noot 201] |
De heerlijkheid Pietersheim was een leen van het graafschap Loon. Over de schepenbank van Pietersheim is weinig bekend.
Naar het hoog- en laaggerecht van Heugem is nog nauwelijks onderzoek gedaan.
Vermelding[noot 8] | Schouten | Schepenen | Overige ambten |
---|---|---|---|
1459 | Johan Scharneele van Berne (Berneau)[143] | 1. Hubrecht Pueres 2. Jan Goertssoen van Hoegem 3. Peter Claessoen van Hoegem 4. Johan Hoene van Voerendaele 5. Wynant van den Hoene 6. Johan Banier (Bavier?)[noot 202] | |
1488-1489 | Johan Scheyve van den Veels, genoemd Scheyffart[144] | 1. Peter Cloes van Hoegem 2. Johan Sheyve 3. Arnt Brandenberch 4. Dirick Broetz 5. Lambrecht van Bossenhoven 6. Henrick van Gellick 7. Lenss Clabers |
De heerlijkheid Heer behoorde al sinds de twaalfde eeuw tot de elf banken van Sint-Servaas. De schepenen (en schouten?) werden aangesteld door de kanunniken van het Sint-Servaaskapittel. Van veel ambtsdragers is bekend door welke kanunnik ze waren voorgedragen. Meestal bekleedden ze tevens andere functies binnen de banken van Sint-Servaas of andere hooggerechten in Maastricht en omgeving. De proosdij van Sint-Servaas beschikte over een eigen laathof en rechtbank, de nog bestaande Hoge Leenzaal aan het Sint Servaasklooster, alsmede een gevangenis in De Burght in Heer. Aanvankelijk vergaderde de schepenbank van Heer afwisselend in de proosdij, in De Burcht of in Scharn, later meestal in het Panhuis, de brouwerij van het kapittel aan het Vrijthof.[145]
Onderstaande namenlijst van het hooggerecht van Heer is voornamelijk gebaseerd op een viertal artikelen van J.H. van de Venne, in 1919 gepubliceerd in De Maasgouw.
Vermelding[noot 8] | Schouten | Schepenen | Overige ambten |
---|---|---|---|
1255 | ridder Lanslotus[146] | 1. Gerardus de Wic 2. Gerardus Meijske 3. Winandus, zoon van Gelgeri 4. Godefridus gen Haic | |
1344 | Adulphus de Here[noot 203] | 1. Johannes Panhus 2. Johannes Offerman 3. Henricus iuxta Campum 4. Gerardus de Wicht (Wic?) 5. Giselbertus de Here? 6. Marsilius de Scharne 7. Johannes Rese | |
1380 | Ledenart Weuste | 1. Nitet(?) Offermans 2. Heinric van Heze, gezegd van Bemelen 3. Peter Thonis 4. Johan Cadier 5. Nyes (Dionisius) Cadier 6. Magiel Geldoulf 7. Arnoult van Wyck | |
1423 | Frambach Kaudenberch | 1. Heynrich Bavier (Bovier)[noot 204] 2. Heynrich Eelman 3. Johan Gans 4. Jacob Happart 5. Gerart van de Veels 6. Winant Quade van Heer 7. Johan van Oeys | |
1428 | Johan van Oeys | 1. Heynrich Bavier 2. Heynrich Eelman 3. Johan Gans 4. Jacob Happart 5. Gerart van de Veels 6. Winant Quade van Heer 7. Johan van Brede | |
ca. 1440-1467 | Jacob Happart[noot 205] | 1. Jacob Happart 2. Heynrich Bavier (Bovier) 3. Gerard van den Veels 4. Johan Tomoer van der Sargien 5. Gerat dictus Gordt Cobben 6. Johan van Baselisborn (Basilisbur)[noot 206] 7. Gerart Clutten[noot 207] 8. Johan Bovyer (Bover)[noot 208] | |
1456 | Gilis van der Sargiën | 1. Heynrich Bavier (Bovier) 2. Johan Tomoer van der Sargien 3. Lambrecht Cloes van Eckelroede 4. Johan Montenaken 5. Johan van der Vuelz 6. Winant van den Hove[noot 209] 7. Jacob Heckeler | |
ca. 1471-1494 | 1. Boevyer (1471) 2. Arnt Brandenberg (1486) | 1. Cornelis van der Sargien (1487)[noot 210] 2. Wynant van den Hoven 3. Jacob Heckeler 4. Closs Bollen 5. Heynrick van Gellick[noot 211] 6. Conraert in die Hage[noot 212] 7. Lambrecht van Lynde (1490) 8. Laurens (Leuss) Clabers (ca. 1490-1517) 9. Gillis van den Sargien 10. Lambrecht Claessoen van Eckelroide | |
ca. 1494-1528 | 1. Arnt Brandenberg (Brandenborgh)[noot 213] 2. Antonys Calen († 1527) 3. Leonardus van Merssen (1528-1533) | 1. Tysken van der Sargien 2. Lambrecht Claessoen van Eckelroide 3. Lambert van Heze (1510) 4. Matheus van Heeze (1505) 5. Joes van Schaern (1506-ca. 1539) 6. Johan van Kanne (1507) 7. Johan Poet (1515) 8. Johan van der Volmoelen 9. Christiaan geheeten Kertsgen Aussems († 1530) 10. Arndt Theus (1512?) 11. Peter Broets (1515)[noot 214] 12. Arndt Thees († 1528) 13. Henrick Dollart(s) | |
ca. 1528-1549 | 1. Jeronimus Meys (1533-1554) 2. Jan Scheyffe van Berge (vice-schout vanaf 1531) | 1. Aerndt Thees (1530-1554) 2. Johan van den Volmoelen († 1531) 3. Jaspar Van den Dycke (1532) 4. Paulus Hoens (1532-1538) 5. Hieronimus Meis († 1540) 6. Reyner Vaeghtz (1540) 7. Peter Broetz († 1543) 8. Adrianus Beelen (1543) 9. Aart Thees († 1543) 10. Johan Crieckelman (1543)[noot 215] | 1. Anthoenis Colen (rijproost) 2. Johan van Berghe (secretaris)[noot 216] 3. Johan Crieckelman (secretaris) |
ca. 1549-1556 | 1. Arnoldus (Aert) van Hulsberch (1554-1570) 2. Johan Heynen van Houthem (vice-schout, 1554-1563, † 1568) | 1. Johan van Canne (voor 1554) 2. Nicolaes van Limborch (1554-1574) 3. Reiner Vaichs († 1565) 4. Jost van Scarn († 1554) 5. Gornelius Taymans (1554-1559) 6. Henricus de Asch[noot 217] 7. Adriaen Beien († 1554) 8. Paes Willem Rutten (1554) 9. Henrick van Heze († 1555) 10. Johan Heinen de Honthem (1555) | 1. Filips van der Laemen (rijproost) 2. Aerndt Thees (secretaris vanaf 1551) |
ca. 1556-1579 | 1. Franciscus Crepus (1570-1579) 2. Cristiaen Cruper (vice-schout, 1563) | 1. Christianis Cruyper (1559) 2. Nicolaes Vaechs (vanaf 1565) 3. Petrus Bocx (1569) 4. Geurt Offerman (1570) 5. Franciscus Crepus (1571) 6. Geurt Kellener († 1572) 7. Willem Daems alias int Panhuys de Scaern (1572) 8. Godefridus Typoets (1575) 9. Niclais Vaechs 10. Peter Nelis | |
ca. 1579-1589 | 1. Johan Hermens (1579-1584) 2. Jan Coen van Herstal (1584) | 1. Claes Darden van Rutten[noot 218] 2. Peter Zalm (1580-1595) 3. Conrardt in di Haghe (1580)[noot 219] 4. Reinier Crepus (1580-1593) 5. Johan Hermens († 1584) 6. Wyn Jekermans (1584) | |
ca. 1590-1620 | 1. Lambertus Schars (1593) 2. Jan Frynts (1595) 3. Geurt Otterman († 1597) 4. Anthonis de la Val (1597) 5. Jan Caen 6. Wynant Jekermans († 1600) 7. Jeronimus Stas (1600-1627)[noot 220] 8. Johan Coen 9. Peter Nelis 10. Jan van Scharn 11. Dionisius Meys (1612-1638) | 1. Dirick Massens (rijproost) 2. Johan Bauwens (secretaris, 1603-1629) | |
ca. 1620-1650 | 1. Huybrecht Coen 2. Jan Cloets 3. Antoon Lavall | 1. Andries Graven 2. Henricus Stevens (tot 1633) 3. Reinerus Sleypen (1633) 4. Dionisius Meys (1612-1638) 5. lic. Petrus Stas[noot 221] 6. Anthonius Vaes 7. Dionisius Seutendael (tot 1636) 8. Lambrecht Beltgens (1636-1643) 9. Eugenius Euven 10. Ardt Proenen (tot 1633) 11. Wilhelmus van Buel (1633-1642) 12. Lambertus de Visch (1642-1679) 13. Gielis Ruyschen († 1637) 14. Joes Philippens (1637) 15. Kerst Kicken (tot 1629) 16. Peter Grouwels (1629) | lic. Andries Bauwens (secretaris, 1629)[noot 222] |
ca. 1650-1690 | Gulielmus Fosseroul (sinds 1665) | 1. Mertin Mertens 2. lic. Hieronymus Stas[noot 223] 3. Martin van den Eycken 4. Henricus Keecken 5. Anthonnis Kicken 6. Frans Servaas de Hildernisse[noot 224] 7. Gadet (1683) 8. Jan Mertens (1689) | Hieronymus Stas (secretaris) |
ca. 1690-1730 | Demallieux | 1. H. Coen (tot 1696) 2. J. Cloets (1696) 3. Machiel Coninx 4. Jacobus a Cruce (1687-1717?) 5. Vliex 6. Hermanus van der Weyden 7. Nicolaus Veugen 8. Carolus Loyens 9. Fr. Lezaak (1704) 10. Petrus Symons (1703) 11. Godfried Schaepen (1711) 12. Joes Coninx 13. Lambertus Thyssen 14. Wilhelmus Dorthans 15. T. Lenssens 16. Nicolaas Salden | 1. Carolus Loyens (secretaris)[noot 225] 2. lic. T. Lenssens |
ca. 1730-1770 | 1. J.F. Camps (vanaf 1742) 2. Loyens | 1. Anthonius van der Masen 2. lic. Johan Essers 3. lic. A.I. Munix (1739)[noot 226] 4. Kicken 5. L.J. van der Maesen (1747)[noot 227] 6. J. Lekens (1747) 7. lic. J.P. Membrede (1753)[noot 228] 8. L. van Hees (1754)[noot 229] 9. mr. S.I.P. Munix[noot 230] | mr. S.I.P. Munix (secretaris) |
ca. 1770-1795 | 1. Mathias Roosen (1794)[noot 231] 2. Henricus Stas (1794) | 1. H. Lenaerts (1764) 2. lic. F.H. Booten (1772)[noot 232] 3. C. du Pont (1772) 4. A. Bernard (1773) 5. lic. I.C.S. de Limpens 6. S. van Segenbroek († 1789) 7. A.M. Gudi 8. H.W. Crahay 9. J.C. Dolmans 10. N.M.J. Franssen 11. A.A. Franssen 12. J.N. Gilissen 13. J.L. Ruyters 14. jhr. F.X. Kerens[noot 233] 15. mr. Tilman Theodore Xavier Kerens[noot 234] | H.W. Crahay (secretaris) |
Het hoog- en laaggerecht van Borgharen is door de priester-rijksarchivaris Jozef Habets onderzocht, die in 1873 een uitgebreid artikel publiceerde in de Publications de la Société Historique et Archéologique dans le Limbourg (zie Geraadpleegde literatuur). Schout en schepenen (zeven in getal) werden aanvankelijk aangesteld door de hertog van Brabant, vanaf 1330 door de heer van Borgharen.[noot 235] In dat jaar werd tevens Itteren afgescheiden van Borgharen.[150] Tussen 1650 en 1660 verplaatste de toenmalige Heer van Borgharen, Philibert d'Isendoorn à Blois, de schepenbank naar Maastricht, waarmee hij naar eigen zeggen de voorbeelden van Berg, Heer, Bemelen en Sint Pieter volgde. Door de Staten-Generaal werd hij gedwongen de oude situatie te herstellen.[151] In 1716 bleek de schout van Borgharen in Heerlen te wonen, omdat hij daar ook schout was.[152]
Vermelding[noot 8] | Schouten | Schepenen | Overige ambten |
---|---|---|---|
1474 | Dirk Vaerssen | 1. Dirk Vaerssen 2. Peter Dries 3. Johan Wijnants 4. Lens Duven 5. Gerit Gerats 6. Jacob Callenrecht 7. Gerit Huijsman | |
1499-1500 | Jan Moleners of Mulleners | ||
ca. 1507-1535 | Gheert van Bornhem (Gerard van Merode)[153] | Andries van Pallandt ("Palant")[noot 236] | |
1544 | Servaas van Buel (Beul) | ||
1551 | Servaas van Buel | 1. Leonard Douff 2. Hendrik Daemen 3. Leonard Vos 4. Willem Muggen 5. Daem van Beck 6. Jan Kars 7. Jan Wijnen | |
1554-1575 | Christoffel van Hemersbach (van Merode) | ||
1566 | Christoffel van Hemersbach | 1. Willem Muggen 2. Jan Wijnants 3. Adam Penris 4. Jan Kars 5. Thomas Nagels 6. Lens Voncken 7. Reiner van der Locht | Reiner van der Locht (secretaris) |
1582 | Willem Pothems | Hubert van Gestingen (secretaris) | |
1605 | Julius van Schaesberg[noot 237] | ||
1607-1621 | Jeronimus Stas[noot 238] | ||
1608 | Jeronimus Stas | 1. Nicolaas van Cortenbach 2. Laurens Bouten | |
1628 | Frans Padsien | ||
1630-1642 | Matthias Barchon | ||
1646 | Joannes Dionysius de la Haye | ||
tot 1684 | Theodoor van den Heuvel[noot 239] | ||
1702-1719 | Jacob Quartier[noot 240] | ||
1790, 1793 | mr. Abraham George Pillera[noot 241] | Adriaan Nieuwenhuijsen (secretaris) | |
1793-1795 | Jan Hendrik Wilmar[noot 242] |
De schepenbanken van Itteren en Borgharen, beide met hoog- en laaggerecht, waren tot 1330 gecombineerd, maar gingen daarna ieder zijns weegs.[150] Er zijn aanwijzingen dat de schepenbanken van Itteren en Meerssenhoven later één geheel vormden.[158] Over de schouten en schepenen is nog weinig bekend.
Vermelding[noot 8] | Schouten | Schepenen | Overige ambten |
---|---|---|---|
1476-1478 | Johan Herswingell[159] | 1. Pouwels van Millen 2. Geridt van Millen 3. Johan Knoey van Itteren 4. Gyse Jans 5. Johan Wient 6. Dierick van Wyck | |
1752 | mr. Reynier Willem Daniël Pillera (1732)[noot 243] | ||
1790, 1793 | mr. Abraham George Pillera[noot 244] | ||
1793-1795 | Jan Hendrik Wilmar[noot 245] |
Seamless Wikipedia browsing. On steroids.
Every time you click a link to Wikipedia, Wiktionary or Wikiquote in your browser's search results, it will show the modern Wikiwand interface.
Wikiwand extension is a five stars, simple, with minimum permission required to keep your browsing private, safe and transparent.