Loading AI tools
Amerikaans zanger Van Wikipedia, de vrije encyclopedie
Antoine Dominique "Fats" Domino, Jr. (New Orleans, 26 februari 1928 – Harvey, 24 oktober 2017[1][2]), was een Amerikaans r&b-zanger en -pianist. Hij was in de jaren 50 en 60 de bestverkopende Afro-Amerikaanse muzikant.[3] Voor zijn bijdragen aan de rock-'n-roll werd Domino in 1986 opgenomen in de Rock and Roll Hall of Fame.[4] Daarnaast werd hij ook opgenomen in The Louisiana Music[5] en Songwriters[6] Hall of Fame. Domino staat op nummer 25 in de Rolling Stone-lijst 100 Greatest Artists of All Time.[7]
Fats Domino | ||||
---|---|---|---|---|
Fats Domino in 1977 | ||||
Algemene informatie | ||||
Volledige naam | Antoine Dominique Domino, Jr. | |||
Bijnaam | Fats Domino | |||
Geboren | 26 februari 1928 | |||
Geboorteplaats | New Orleans | |||
Overleden | 24 oktober 2017 | |||
Overlijdensplaats | Harvey | |||
Land | Verenigde Staten | |||
Werk | ||||
Jaren actief | 1949–2017 | |||
Genre(s) | r&b, rock-'n-roll, blues en boogiewoogie | |||
Beroep | zanger en muzikant | |||
Instrument(en) | piano | |||
Label(s) | Imperial, London, ABC, Mercury, Broadmoor, Reprise, Sonet, Warner Bros. en Toot Toot | |||
Officiële website (en) AllMusic-profiel (en) Discogs-profiel (en) IMDb-profiel (en) Last.fm-profiel (en) MusicBrainz-profiel | ||||
|
Antoine Domino Jr. was het jongste kind van Antoine Caliste Domino (1879–1964) en Marie-Donatille Gros (1886–1971). De ouders waren afkomstig uit Vacherie, een buurtschap ten westen van New Orleans, stroomopwaarts aan de Mississippi en woonden in een landelijke wijk van New Orleans, de Lower Ninth Ward.[8] De familie Domino had een Frans-Creoolse achtergrond en creools Frans was zijn eerste taal. Zoals de meeste van dergelijke families waren de Dominos katholiek. De vader van Domino speelde viool, maar zijn zwager jazzgitarist en banjospeler Harrison Verret leerde hem piano spelen en introduceerde hem in de muziekscene van New Orleans; op 10-jarige leeftijd trad Domino al op als zanger en pianist. Op 14-jarige leeftijd stopte Domino met de middelbare school, hij nam klusjes aan als fabriekswerk en ijssjouwer om rond te komen. Hij werd geïnspireerd door boogie-woogiepianisten als Meade Lux Lewis en zangers als Louis Jordan. In 1946 begon Domino piano te spelen bij bandleider Billy Diamond, die Domino vanwege zijn grote eetlust de bijnaam "Fats" gaf. In 1947 trouwde hij met Rosemary Hall, met wie hij tot haar overlijden in 2008 bleef samenwonen. Domino maakte al snel naam en in 1949 trok hij in zijn eentje een aanzienlijk publiek.[9] Hij begon zijn eigen band in de Hideaway club, waar Dave Bartholomewen Lew Chud hem hoorden spelen.[10]
Domino's platencarrière begon in 1949 toen hij een contract tekende bij het label Imperial Records van Lew Chudd, waar Dave Bartholomew net begonnen was als talentscout en producent. Samen schreven zij "The Fat Man", de bijnaam van Domino, dat een van de eerste rock-'n-rollplaten met een miljoenenverkoop zou worden. Het nummer werd op 10 december opgenomen in de J&M studio van Cosimo Matassa, met zang en piano van Domino, Earl Palmer op drums, Frank Fields op staande bas, Ernest McLean op gitaar, een saxofoonspelers Herbert Hardesty, Clarence Hall, Joe Harris, en Alvin "Red " Tyler, musici die tot de vaste kerngroep van de studio behoorden. "The Fat Man" was geïnspieerd op "Junker Blues" van Champion Jack Dupree (ontdaan van toespelingen op drugs) en bereikte een 2e plaats op de R&B-hitlijst. In 1952 waren er meer dan een miljoen exemplaren van verkocht. Imperial Records zette een tournee op voor Fats Domino met zangeres Jewel King, die destijds ook haar eerste hit had met "3 X 7 = 21", maar King trok zich op het laatste moment terug omdat haar man, Paul Gaytens gitarist Jack Scott, weigerde haar te laten touren met de band van Bartholomew.
In 1950 bracht Domino een tweetal 78 toerenplaten uit, "Little Bee" en "Hide Away Blues", die slechts lokaal succes hadden. In 1951 bereikte zijn bluesballad "Every Night About This Time" een 5e plaats op de Billboar R&B-lijst. Het was zijn eerste plaat met zijn kenmerkende pianotriolen. In 1952 bereikte "Goin' Home" de eerste plaats op de R&B-lijsten, alhoewel het een slecht opgenomen plaat was (Bartholomew lag overhoop met Chudd) verkocht de plaat vanwege de tekst, die actueel was tijdens de Koreaanse Oorlog. Naast zijn eigen platen werkte Domino ook mee aan sessies in de J&M-studio, zoals voor Lloyd Price, waar hij de instrumentale piano-intro van "Lawdy Miss Clawdy" verzorgde.
"'Ain't That a Shame" (zoals de meeste hits een Bartholomew/Domino compositie) werd uitgebracht in 1955 en bereikte een 1e plaats op de R&B-hitlijsten en een 10e positie op de Billboard Hot 100, de poplijst. De cover van Pat Boone bereikte daar de 1e plaats. "All By Myself" en "Poor Me" waren succesvolle opvolgers en bereikten ook de eerste plaats op de R&B-lijst.
In 1956 kwam Domino's debuutalbum Rock and Rollin' with Fats Domino (mono) uit. Het bevatte een aantal van zijn recente hits en eerdere bluestracks die niet als singles waren uitgebracht. In hetzelfde jaar verschenen Fats Domino Rock and Rollin en This Is Fats Domino!.
Zijn opname uit 1956 van "Blueberry Hill", een nummer uit 1940 van Vincent Rose, Al Lewis en Larry Stock (die eerder was opgenomen door Glenn Miller, Gene Autry, Louis Armstrong en anderen), bereikte nummer 2 in de Billboard Juke Box-hitlijst gedurende twee weken en stond elf weken lang op nummer 1 in de R&B-hitlijst. Het was zijn grootste hit, waarvan in 1956 en 1957 wereldwijd meer dan 5 miljoen exemplaren werden verkocht. Het nummer werd vervolgens opgenomen door Elvis Presley, Little Richard en Led Zeppelin. 32 jaar later zou het nummer opgenomen worden in de Grammy Hall of Fame.
In 1963 waren de hoogtijdagen van de rock-'n-roll voorbij. Chudd verkocht Imperial Records in augustus 1963 aan Liberty Records.[11] Bartholomew kreeg aanbiedingen om te verhuizen naar de Amerikaanse westkust, maar gaf de voorkeur om bij zijn in New Orleans te blijven. Hij en Domino verlieten het Imperial-label. Domino tekende bij ABC Records en kreeg als producer Felton Jarvis en als arrangeur Bill Justis. Hun opnamesessies vonden plaats in de professionele studio's in Nashville en leverden allen rijk georkestreerde singles. Maar wat voor artiesten als Ray Charles wel werkte, werkte niet voor Domino. De verkopen van zijn singles haalden bij lange na niet de miljoenenverkopen zoals in de Imperialtijd. Slecht "Red Sails in the Sunset" had een bescheiden succes. Er werden drie albums uitgebracht : Here Comes... Fats Domino, Fats on Fire en Getaway with Fats Domino. Na twee jaar stapte Domino over naar Mercury Records, waar hij een live-album en twee singles opnam (waaronder de Tony Bennett-cover "I Left My Heart in San Francisco"). Domino werkte weer samen met Bartholomew vooe diens Broadmoor-label en maakte daarna opnames voor Reprise Records. Bij Reprise kreeg hij een sterrengroep als begeleiders met King Curtis op tenorsax, James Booker op piano en Earl Palmer op drums. Er werd een album Fats Is Back, dat een terugkeer naar zijn oude stijl aangaf. The Beatles-covers Lady Madonna en Lovely Rita waren opvullers, maar met Lady Madonna als single werd de top 100 bereikt.[12] Daarna waren de ideeën op bij Reprise en liet men Domino vallen.
In de begindagen van zijn carrière was Domino terughoudend en had zijn zwager Harrison Verret mee op tournee nodig om moed te verzamelen.[13] In de tweede helft van de jaren 1950 was Domino een van de best betaalde Amerikaansee acts geworden. Zijn meeste shows gaf hij in Las Vegas. In 1962 trad hij voor het eerst in Europa op, tijdens het Antibes Jazz Festival in Juan-les-Pins, maar het bevooroordeelde publiek floot hem uit. Op 3 november 1962 trad hij op in het Koninklijk Concertgebouw. Pas 5 jaar later in 1967 werd in Engeland zijn R&B meer op waarde geschat.[14]
Domino trad meerdere malen op tijdens het North Sea Jazz Festival in Den Haag, de eerste keer in 1980, daarna in 1985.
Nadat in 2005 de orkaan Katrina een groot deel van zijn geboorteplaats onder water had gezet, werd Fats Domino korte tijd vermist, totdat zijn dochter hem herkende op foto's van geëvacueerden. Hij raakte bij deze natuurramp wel zijn gouden platen kwijt. Van de platenmaatschappij kreeg hij hiervoor reproducties terug.[15]
Domino trad voor het laatst op op 19 mei 2006 in Tipitina's, een jazz- en bluesclub in New Orleans. Dit optreden werd opgenomen voor de in 2008 verschenen documentaire Walking Back to New Orleans.
Domino maakte 35 nummers die de Nederlandse Top 40 haalden, waaronder Whole Lotta Loving, Blue Monday en Blueberry Hill. Ook speelde Domino in de films Shake, Rattle & Rock![16] en The Girl Can't Help It.[17] Gedurende de jaren 70 was Domino nog steeds actief, maar niet meer zo succesvol als in de jaren 50 en 60. Op 14 juni 1974 trad hij op in De Doelen in Rotterdam met als supporting act Toni Macaroni and the swinging devils. In 1976 trad hij op in het programma Voor de vuist weg.[18] In 1980 trad hij voor het eerst op bij het North Sea Jazz Festival.[19] In 1990 was er een concert in de Rijnhal in Arnhem met in het voorprogramma Rob Hoeke.
Platen waarvan meer dan een miljoen exemplaren werden verkocht:
|
|
Seamless Wikipedia browsing. On steroids.
Every time you click a link to Wikipedia, Wiktionary or Wikiquote in your browser's search results, it will show the modern Wikiwand interface.
Wikiwand extension is a five stars, simple, with minimum permission required to keep your browsing private, safe and transparent.