Exocriene pancreasinsufficiëntie
Uit Wikipedia, de vrije encyclopedia
Exocriene pancreasinsufficiëntie (EPI) is een gebrek aan of vermindering van spijsverteringsenzymen die door de alvleesklier worden aangemaakt, met als gevolg dat voedsel minder goed verteerd wordt. EPI komt voor bij veel ziekten en stoornissen[1], zoals taaislijmziekte[2], Shwachman-Diamond-syndroom[3], verschillende soorten pancreatitis[4], meerdere soorten diabetes mellitus (type 1- en type 2-diabetes)[5], ernstige nierziekte[6], oudere volwassenen[7], coeliakie[8], IBS-D[9], IBD[10], HIV[11], alcoholgerelateerde leverziekte[12], syndroom van Sjögren[13], tabaksgebruik[14] en gebruik van somatostatine-analogen.[15]
EPI wordt veroorzaakt door een progressief verlies van de alvleeskliercellen die spijsverteringsenzymen maken. Verlies van spijsverteringsenzymen leidt tot slechte spijsvertering en slechte opname van voedingsstoffen uit normale spijsverteringsprocessen. EPI kan symptomen veroorzaken zelfs voordat de stadia van ondervoeding zijn bereikt. 'Milde' of 'matige' EPI is wanneer de fecale elastasewaarden < 200 µg/g zijn, terwijl 'ernstige' EPI wordt beschouwd als fecale elastasewaarden < 100 µg/g.[16]
De exocriene alvleesklier is een deel van dit orgaan dat clusters van kanalen (acini) bevat die bicarbonaatanion produceren, een milde base, evenals een reeks spijsverteringsenzymen die samen via de interlobulaire en hoofdkanalen van de pancreas in de twaalfvingerige darm terechtkomen.[17] De hormonen cholecystokinine en secretine die door de maag en de twaalfvingerige darm worden uitgescheiden als reactie op uitzetting en de aanwezigheid van voedsel, stimuleren op hun beurt de productie van spijsverteringsenzymen door de exocriene pancreas.[18] De alkalisatie van de twaalfvingerige darm neutraliseert de zure maagbrij die er vanuit de maag in loopt; de spijsverteringsenzymen dienen om de afbraak van complexe voedingsmiddelen in kleinere moleculen te katalyseren voor absorptie en integratie in metabole routes.[18] De enzymen omvatten proteasen (trypsinogeen en chymotrypsinogeen), hydrolytische enzymen die lipiden splitsen (de lipasen fosfolipase A2, lysofosfolipase en cholesterolesterase) en amylase om zetmeel te verteren. EPI is het gevolg van toenemend falen in de exocriene functie van de alvleesklier om zijn spijsverteringsenzymen te leveren, vaak als reactie op een genetische aandoening of een andere ziektetoestand, wat resulteert in het onvermogen van het betrokken dier om voedsel goed te verteren.