Top Qs
Tijdlijn
Chat
Perspectief

Vrouwenkiesrecht

het recht van vrouwen om te stemmen voor wetgevende organen en daarin verkozen te worden Van Wikipedia, de vrije encyclopedie

Vrouwenkiesrecht
Remove ads
Remove ads

Het vrouwenkiesrecht is het recht van vrouwen in een democratie op actief en passief kiesrecht, dat wil zeggen bij verkiezingen voor wetgevende organen te stemmen en verkozen te kunnen worden.

Thumb
Annie Kenney en Christabel Pankhurst (Engeland, ca. 1908)
Politicoloog prof. dr. Monique Leyenaar (Radboud Universiteit) over stemrecht voor vrouwen - Universiteit van Nederland

Omdat vrouwen in vrijwel alle landen van politieke rechten waren uitgesloten, was vrouwenkiesrecht tot het einde van de 19de eeuw zeer uitzonderlijk. In het ancien régime kwam het soms voor dat een vrouw uit de adel, als ze een titel of goed erfden, ook konden meestemmen voor de vertegenwoordigers in een standenvergadering. Vrouwelijke religieuzen in een abdij kozen hun abdis, die soms politieke macht had.

De Franse Revolutie en de daaropvolgende bewegingen die het begin van de moderne democratie vormden, brachten geen rechten voor vrouwen mee. Integendeel, omdat vrouwen niet als volwaardige staatsburgers werden beschouwd, werd zelfs veelal niet uitdrukkelijk bepaald dat stemrecht en andere politieke rechten niet voor hen waren bedoeld. Dat sprak vanzelf. Met algemeen stemrecht werd steeds algemeen mannenkiesrecht bedoeld.

Pas onder druk van de vrouwenbeweging en andere ijveraars voor gelijkberechtiging van man en vrouw, maar soms ook omwille van louter politieke overwegingen, werd het vrouwenkiesrecht vrijwel in alle landen geleidelijk ingevoerd.

Remove ads

Nederland

Samenvatten
Perspectief
Zie Vrouwenkiesrecht in Nederland voor het hoofdartikel over dit onderwerp.
Thumb
Demonstratie voor vrouwenkiesrecht (Amsterdam, 1914)
Thumb
Poster uit 1918, ontworpen door Theo Molkenboer

Hoewel volgens de Grondwet vrouwen niet formeel uitgesloten waren, mochten tot het begin van de 20e eeuw in Nederland alleen mannen - als ze voldeden aan bepaalde (inkomens)eisen - stemmen. In 1883 wilde arts en feminist Aletta Jacobs zich op de kieslijst van Amsterdam laten zetten, zodat ook zij kon stemmen bij verkiezingen. Dit verzoek werd door het college van B&W afgewezen met de woorden (..) adressante moge zich dan al beroepen op de letter der Wet, volgens den Geest onzer Staatsinstellingen is aan de vrouw geen kiesrecht of stemrecht verleend. Haar vordering werd door de rechter afgewezen, hetgeen in cassatie werd bevestigd door de Hoge Raad.[1] In Nederland volgde - vergelijkbaar met de gebeurtenissen in veel andere landen overal op de wereld - een strijd voor vrouwenkiesrecht die door vrouwen en mannen gevoerd werd.

Bij de grondwetswijziging van 1917 werd het passief kiesrecht voor zowel vrouwen als mannen ingevoerd. Maar het actief kiesrecht werd alleen opengesteld voor mannen, zij het dat de Grondwet het mogelijk maakte dat de wet het actief kiesrecht ook uitbreidde tot vrouwen. In 1918 werd Suze Groeneweg voor de SDAP als eerste vrouw in de Tweede Kamer gekozen. In september 1918 diende het vrijzinnig-democratische Kamerlid Hendrik Pieter Marchant een initiatiefwet in tot instelling van actief kiesrecht voor vrouwen, de 'Wet Marchant'. Onder druk van revolutionaire bewegingen werd deze wet in 1919 aangenomen in Nederland. Deze wet trad in werking op 28 september 1919. Vanaf deze datum heeft Nederland dus het algemeen kiesrecht voor mannen en vrouwen. De eerste vrouw die in Nederland van haar actieve stemrecht gebruik maakte was Maria Elisabeth (Elise) Spauwen-Schrijnemakers (Gronsveld, 10 september 1876 - aldaar, 26 november 1941). Als echtgenote van burgemeester Hubert Spauwen van de gemeente Gronsveld (Limburg) bracht zij op zaterdag 15 mei 1920 bij de gemeenteraadsverkiezingen van Gronsveld als eerste vrouw haar stem uit.[2] Het waren tussentijdse gemeenteraadsverkiezingen in verband met toevoeging van (delen van) omliggende dorpen aan de stad Maastricht.

Bij de Tweede Kamerverkiezingen van 1922 konden alle vrouwen in Nederland gebruikmaken van het actieve kiesrecht; daarmee werd de Tweede Kamer voor het eerst in de geschiedenis een volksvertegenwoordiging, want samengesteld op basis van algemeen kiesrecht. Het algemeen kiesrecht voor vrouwen en mannen werd met de grondwetswijziging van 1922 in de Grondwet opgenomen.

Het vrouwenkiesrecht werd in Nederland bevorderd door de Vereeniging voor Vrouwenkiesrecht 1894-1920, die was opgericht door Wilhelmina Drucker, Annette Versluys-Poelman en Aletta Jacobs en door de Nederlandsche Bond voor Vrouwenkiesrecht van 1907-1920 met Elisabeth Carolina van Dorp, Clara Wichmann, Esther Welmoet Wijnaendts Francken-Dyserinck en Eduard Fokker.

In Nederland was alleen de SGP nog tot 2013 tegen het passief vrouwenkiesrecht.[3]

Remove ads

België

Samenvatten
Perspectief
Zie Stemrecht in België voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

In België waren onder andere Marie Popelin en Emilie Claeys voorvechtsters van het vrouwenstemrecht.

Toen het Belgische parlement in 1891 discussieerde over de invoering van een vorm van algemeen stemrecht, meende de katholieke regeringsleider Auguste Beernaert dat, als iedereen zou mogen stemmen, er geen reden was om het stemrecht aan vrouwen te weigeren. Langzamerhand begonnen sommige katholieke politici te spreken van vrouwenstemrecht als tegeneis voor de voortdurend eis van de linkerzijde voor zuiver algemeen (mannen)stemrecht. De liberalen waren in grote meerderheid tegen vrouwenstemrecht, de socialisten waren in principe voor, maar wilden het in de praktijk toch niet meteen invoeren. De argumenten waren dezelfde: de vrouwen stonden te veel onder de invloed van de clerus, zodat gevreesd werd dat hun stem de katholieke partij zou versterken.

Na de Eerste Wereldoorlog kwam de zaak ter sprake toen onder de druk van de socialisten in allerijl het algemeen enkelvoudig stemrecht werd ingevoerd, zonder dat de grondwet was aangepast. Vrouwen werden nog steeds uitgesloten door de wet van 9 mei 1919, maar er waren enkele uitzonderingen om oorlogsopofferingen te honoreren: niet-hertrouwde weduwen en moeders van gesneuvelde soldaten of burgers kregen stemrecht voor het leven, evenals vrouwen die om vaderlandslievende redenen tot gevangenis waren veroordeeld of in voorhechtenis hadden gezeten.

Voor de gemeenteraadsverkiezingen voerde de wet van 15 april 1920 stemplicht in voor vrouwen, met uitzondering van geregistreerde prostituees en veroordeelde overspeligen.[4][5] Een poging om het vrouwenstemrecht ook bij provincieraadsverkiezingen in te voeren, mislukte. Wel werd de stemregeling voor "oorlogsheldinnen" overgenomen.[6] Vrouwen kregen ook het recht zich verkiesbaar te stellen voor het parlement.[7]

Vooral de liberalen bleven zich tegen algemeen vrouwenstemrecht verzetten. Bij de grondwetsherziening die in 1921 de situatie rond het enkelvoudig stemrecht regulariseerde, pleitten de katholieken, in de eerste plaats de zeer conservatieve voorman Charles Woeste, voor algemeen vrouwenstemrecht. Er werd toen een compromis gevonden, in de zin dat de invoering van vrouwenstemrecht kon worden ingevoerd door een bijzondere wet, die met 2/3-meerderheid moest worden goedgekeurd, en niet meer door de lastige procedure van een grondwetsherziening. Ook werd het ingevoerde stemrecht van oorlogsheldinnen grondwettelijk verankerd.[8]

Het zou tot 1948 duren voor een coalitie van christendemocraten en socialisten door een bijzondere wet het stemrecht voor vrouwen bij alle verkiezingen realiseerde. De wet van 27 maart 1948 gaf vrouwen stemrecht bij de wetgevende verkiezingen en de wet van 26 juli 1948 ook bij de provinciale verkiezingen. De eerste parlementsverkiezingen waar vrouwen konden stemmen vonden op 26 juni 1949 plaats.

Omdat het vrouwenstemrecht niet zorgde voor een vervrouwelijking van het parlement, werden vanaf 1994 politieke seksequota ingevoerd.

Remove ads

Duitsland

Op 12 november 1918 verkondigde de revolutionaire leiding (Rat der Volksbeauftragten) het actief en passief kiesrecht ook voor vrouwen. Mannen mochten al sinds 1848/1867 stemmen. Een verordening volgde op 30 november.

De eerstvolgende nationale verkiezing was de verkiezing voor de Nationale Vergadering op 19 januari 1919. Het kiesrecht voor vrouwen en mannen, bij alle verkiezingen, werd in de grondwet van Weimar (op 11 augustus) vastgesteld. In sommige deelstaten werd echter al eerder gestemd. Marianne Weber was de eerste vrouw die een redevoering in een Duits parlement hield, namelijk in de grondwetgevende vergadering van Baden, op 15 januari 1919.

Na 1933 verloren de vrouwen door de nationaalsocialisten het passief kiesrecht: ze mochten zich niet meer kandidaat stellen. In 1935 verloren de Joodse vrouwen, door de Neurenbergse wetten, ook het actief kiesrecht, waardoor ze ook geen stem meer uit mochten brengen. Het algemene kiesrecht voor mannen en vrouwen werd na het einde van de Tweede Wereldoorlog in 1945 weer hersteld en werd ook opnieuw vastgelegd in de Grondwet van Bonn (1949).

Frankrijk

Vanaf de restauratie in 1815 kende Frankrijk het stemrecht voor mannen die voldoende belasting betaalden en niet in militaire dienst waren. Vele wetsvoorstellen voor vrouwenkiesrecht werden ingediend bij het Frans Parlement in het begin van de twintigste eeuw, maar deze voorstellen werden geblokkeerd door de Franse senaat.[9]

In 1943, tijdens de Tweede Wereldoorlog, werd in Algiers een voorlopig Frans parlement geïnstalleerd. In een voorgestelde wet over de organisatie van de staat na de bevrijding, waarover op 23 maart 1944 werd gestemd en die op 21 april 1944 werd bekrachtigd, werd het vrouwenkiesrecht geregeld.[10]

Remove ads

Tijdslijn

Samenvatten
Perspectief
Meer informatie Tijdslijn van het internationale vrouwenkiesrecht, Datum ...
Remove ads

Chronologie

Samenvatten
Perspectief

Pioniersstaten en -gebieden (voor de 20e eeuw)

Voor de 20e eeuw zouden enkele landen gedeeltelijk of tijdelijk kiesrecht geven aan vrouwen:

  • Het koninkrijk Frankrijk, voor de consulaire verkiezingen (stadsbestuur) sinds hun ontstaan (in sommige regio's vanaf de 12e eeuw) en voor de Staten-Generaal sinds de 14e eeuw. Deze instelling werd stilzwijgend afgeschaft in 1791;[12]
  • Zweden tussen 1718 en 1771, vervolgens gedeeltelijk vanaf 1862;[13]
  • Nieuw-Zeeland nam het algemeen stemrecht aan in 1893, dat alle vrouwen (inclusief Maori) toeliet te stemmen tijdens de verkiezingen datzelfde jaar. Nieuw-Zeeland werd hierdoor het eerste land dat definitief het kiesrecht aan vrouwen toekende, maar de Nieuw-Zeelandse vrouwen moesten toch nog tot 1919 wachten voordat zij ook het recht kregen om zich kandidaat te stellen voor een politiek ambt.[14]

Voor 1900 waren er nog een hele reeks andere territoriale, subnationale, niet staatse of niet erkende entiteiten die een zekere vorm van vrouwenkiesrecht kenden:

Chronologie sinds 1900

Thumb
Dertien van de negentien verkozen vrouwen in het Finse parlement

Het stemrecht is langzamerhand toegekend aan vrouwen in de meerderheid van landen vanaf het begin van 20e eeuw (niet uitputtende lijst na 1940) :

Twee landen kennen geen vrouwenstemrecht om particuliere reden:

  • Brunei: men heeft geen verkiezingen, waardoor vrouwen én mannen beiden geen stemrecht hebben;
  • Vaticaan: de toegang tot het kiescollege (conclaaf) is voorbehouden voor kardinalen en daar de Katholieke Kerk geen vrouwen tot priester wijdt, hebben zij de facto geen stemrecht.

Internationale initiatieven

Remove ads

Zie ook

Referenties

Loading content...
Loading related searches...

Wikiwand - on

Seamless Wikipedia browsing. On steroids.

Remove ads