De TT van Assen miste voor de start al enkele belangrijke spelers. Tom Phillis was tijdens de Isle of Man TT verongelukt en daardoor besloot Gary Hocking om onmiddellijk te stoppen met racen. Kunimitsu Takahashi de winnaar van de eerste twee GP's, herstelde nog van zijn ernstige verwondingen die hij in dezelfde TT had opgelopen, maar zou dit jaar niet meer racen. BakkenistHorst Burkhardt was tijdens de Sidecar TT uit het zijspan van Florian Camathias gevallen en zodanig gewond geraakt dat ook zijn carrière moest beëindigen. Camathias maakte het seizoen af met de Brit Harry Winter.
Kreidler had een dilemma. Hans Georg Anscheidt was eigenlijk eerste rijder, maar Jan Huberts had al een overwinning op zak én reed een thuisrace. Er was maar één echt snelle machine en die ging uiteindelijk naar Anscheidt. Ernst Degner (Suzuki) won met acht seconden voorsprong op Huberts, die door zijn circuitkennis de snellere machine van Anscheidt voor wist te blijven. Voor Kreidler was het de vraag of Huberts met de snelste machine misschien wel gewonnen had. De WK-stand bleef in elk geval spannend, met Degner, Anscheidt, Huberts en Luigi Taveri (Honda) vlak bij elkaar.
Florian Camathias reed met zijn nieuwe bakkenistHarry Winter de snelste ronde, maar viel terug om ten slotte met een ronde achterstand als zevende geklasseerd te worden. Nu wonnen Fritz Scheidegger/John Robinson, maar zij vormden in het wereldkampioenschap geen bedreiging voor Max Deubel/Emil Hörner, die tweede werden voor Scheideggers tunerOtto Kölle met Dieter Hess in het zijspan.