Stalag Luft III

Duits krijgsgevangenkamp in de Tweede Wereldoorlog Van Wikipedia, de vrije encyclopedie

Stalag Luft III was een Duits oorlogsgevangenenkamp gedurende de Tweede Wereldoorlog waar krijgsgevangenen van de Luftwaffe werden vastgezet. De naam was een afkorting van 'Stammlager Luft 3', Basiskamp Lucht 3.[1] Het bevond zich vlak bij Sagan, in de Duitse provincie Neder-Silezië, 160 km ten zuidoosten van Berlijn. Deze plaats was vooral uitgekozen omdat het graven van tunnels voor ontsnappingen hier moeilijk zou zijn. Dit bleek ook het geval, maar het kamp is tegenwoordig toch voornamelijk bekend vanwege twee ontsnappingen via tunnels, zoals die uitgebeeld zijn in de films The Great Escape[2] (1963) en The Wooden Horse[3] (1950).

Snelle feiten Bevrijding, Locatie ...
Stalag Luft III
Thumb
Bevrijding januari 1945
Locatie Sagan
Land Duitsland
Verantwoordelijk land Nazi-Duitsland
Coördinaten 51° 36 NB, 15° 18 OL
Thumb
Sluiten

Het kamp

Samenvatten
Perspectief
Thumb
Stalag Luft III

De eerste krijgsgevangenen (ze noemden zich zelf ook wel kriegies) die werden gehuisvest op Stalag Luft III waren Britse RAF en Fleet Air Arm officieren, die aankwamen in april 1942. Het eerste blok van het kamp werd afgemaakt en geopend in mei van dat jaar. Amerikaans luchtmachtpersoneel (USAAF) kwam in grote aantallen binnen vanaf oktober 1943, direct na het voltooien van een tweede en een derde kampblok in maart 1944. Amerikaanse officieren werden vanaf toen gescheiden van de RAF-gevangenen, en kregen hun eigen barakken. Het kamp groeide uiteindelijk naar 60 hectare en bood plaats aan 10.000 geallieerden, voornamelijk luchtmachtpersoneel.[4][5]

Het gevangenenkamp was in verschillende opzichten speciaal ontworpen om ontsnappen extreem moeilijk te maken. In het bijzonder werd vooral het graven van ontsnappingstunnels ontmoedigd door verschillende factoren.

  • Ten eerste waren de barakken van de gevangenen enkele centimeters boven de grond geplaatst om het voor bewakers makkelijker te maken om de activiteit van tunnelgravers waar te kunnen nemen.
  • Ten tweede was het kamp zelf op een erg losse zandgrond gebouwd. Het zand was lichtgeel van kleur, zodat het makkelijk ontdekt kon worden als iemand er iets van op zijn kleren had, of het probeerde te dumpen op het kampterrein. Daarenboven had de erg losse zandgrond weinig structuur, waardoor een tunnel moeilijk te bouwen was.
  • En een derde factor die het graven van een tunnel ontmoedigde, was de aanwezigheid van seismografische microfoons rond het kamp, die elke trilling van graafwerk zouden moeten registreren.[6]

Kampleiding

Thumb
Stalag Luft Kommandant Oberst Friedrich Wilhelm von Lindeiner-Wildau

De Duitse luchtmacht (Luftwaffe) was verantwoordelijk voor gevangengenomen krijgsgevangenen en met name mede-vliegeniers genoten doorgaans nog respect. De bejegening van deze gedetineerden door SS of Gestapo was daarentegen wreder. De gevangenen werden redelijk goed behandeld naar de maatstaven van de Geneefse Conventie.[1] De commandant, Oberst (kolonel) Friedrich-Wilhelm von Lindeiner-Wildau, was een professioneel en eervol soldaat die het respect won van enkele oudere gevangenen. Hij was 61 toen het kamp in mei 1942 opende en een capabel en ontwikkeld persoon die goed Engels sprak.[1] In 1908 ging hij in het leger en na drie keer gewond geraakt te zijn in de Eerste Wereldoorlog trok hij in 1919 uit het leger en trouwde hij met een Nederlandse barones. In 1937 ging hij bij de Luftwaffe (Duitse strijdkrachten) als lid van Görings staf. Omdat hij weigerde met pensioen te gaan, kreeg hij, samen met de vervangende commandant Major Gustav Simoleit, het commando over Stalag Luft III.

Aan het begin van 1943 werd commandant Majoor Gustav Simoleit, een professor in de geschiedenis, geografie en etnologie, overgeplaatst naar Sagan. Hij had sympathie voor de geallieerde vliegeniers, negeerde het verbod op militaire beleefdheid jegens krijgsgevangenen en bood volledige militaire eer bij militaire begrafenissen van krijgsgevangenen op Luft III, waaronder een begrafenis voor een vliegenier die Joods was.[1]

Kampleven

De aanbevolen voedingswaarde voor een gezonde actieve man ligt rond de 3000 kilocalorieën.[7] Het Duitse rantsoen voor de krijgsgevangenen was maar genoeg voor 1500 à 1900 calorieën per krijgsgevangene. Deze rantsoenen werden aangevuld met pakketjes van het Britse Rode Kruis en items die verstuurd werden naar de krijgsgevangenen door hun families.[8] In de meeste kampen was het de norm dat zowel voedsel van het Rode Kruis als individuele pakketjes verzameld werden en direct verdeeld werden onder de gevangenen. Het kamp had een officieel ruilsysteem Foodacco—POWs, dat overgebleven goederen op de markt bracht voor punten die gebruikt konden worden voor andere zaken. De Duitsers betaalden gevangengenomen officieren het equivalent van hun loon in intern kampgeld (Lagergeld) om goederen te kopen die vrijgesteld waren door de Duitse administratie. In Luft III werd al het kampgeld verzameld en gebruikt voor gemeenschappelijke aankopen.[1]

Er was in het kamp een bibliotheek met scholingsfaciliteiten waar krijgsgevangenen diploma's konden halen in talen, techniek of rechten. De examens werden verzorgd door het Rode Kruis en afgenomen door academici, zoals de hoofdmeester van King's College, die ook een krijgsgevangene was in Luft III.[9] De gevangenen bouwden ook een theater en voerden daar twee keer per week de laatste West End-shows op.[10]

Om infiltratie te voorkomen moesten nieuwkomers in het kamp goedgekeurd worden door twee reeds aanwezige krijgsgevangenen die de gevangenen kenden. Iedereen die dit examen niet haalde werd zwaar verhoord en er werden enkele krijgsgevangenen aan hem toegevoegd die hem continu moesten begeleiden totdat hij als een echte krijgsgevangene werd gezien. Verschillende indringers werden op deze manier gesnapt en voor zover bekend is er niet één indringer geweest die deze test wist te omzeilen.

De Duitse bewakers werden ook wel Goon (idioot/crimineel) genoemd, zonder dat ze de werkelijke betekenis van deze bijnaam kenden. Ze accepteerden deze naam toen werd gezegd dat dit stond voor "German Officer Or Non-Com" (Duitse officier of onder-officier). De wachttoren van de Duitse bewakers werd hierdoor ook wel Goon Box genoemd.[1]

De Duitse bewakers die gespecialiseerd waren in het ontdekken van ontsnappingspogingen werden ook wel Ferrets (Fretten) genoemd en mochten het terrein ieder moment betreden en elke hut zonder waarschuwing doorzoeken. Ze zochten dan naar helder geel zand dat aangaf dat men bezig was om een tunnel te graven of een Engelssprekende Ferret ging onder een hut luisteren of hij verdachte gesprekken kon opvangen.[1] Uit documenten die worden bewaard in de Public Records Office in Kew (Londen), blijkt dat als de bewakers een tunnel hadden ontdekt men hem - zonder tussenbeide te komen - liet afbouwen totdat hij bijna klaar was. Dan pas kwamen de Ferrets in actie door hard te stampen en met zware vrachtwagens over het terrein te rijden totdat de tunnel instortte.[1]

Duitse bewakers werden overal gevolgd door de gevangenen, die een systeem van communicatiesignalen hadden ontwikkeld om andere gevangenen te waarschuwen voor de locatie van de bewakers, fretten en administratief personeel. De bewegingen van de Duitsers werden hierna ook bijgehouden in een logboek. Omdat het onmogelijk bleek om dit systeem, dat door de gevangenen Duty Pilot / Piloot van Dienst werd genoemd, tegen te gaan, stonden de Duitsers het toe. Glemnitz stelde oorspronkelijke bij Lindeiner voor om alle Piloten van Dienst in de nor te gooien, maar dan zouden ze onmiddellijk door nieuwe Piloten van Dienst worden vervangen. Na verloop van tijd onderging men het met enige berusting en deed zelfs Glemnitz zich bij de Piloot van Dienst melden dat hij kon worden opgeschreven omdat hij binnen was gekomen. Zo nu en dan werd het logboek zelfs door Lageroffizier Glemnitz gebruikt, onder andere om twee bewakers te straffen die een paar uur eerder tijdens hun dienst in slaap waren gevallen.[1]

Thumb Thumb
Getekende plattegronden van Stalag Luft III

Bevrijding

Op 27 januari 1945, net voor middernacht en vlak voordat de Russisch troepen naderden, marcheerden de krijgsgevangenen uit het kamp met als eindbestemming Spremberg. Na een mars van 55 kilometer arriveerden de krijgsgevangenen in Bad Muskau waar ze 30 uur rustten voordat ze de laatste 26 kilometer naar Spremberg aflegden. Op 31 januari werden de krijgsgevangenen van het Zuidblok, plus nog 200 gevangenen van het Westblok, per trein overgebracht naar Stalag VII-A in Moosburg: deze groep werd later, op 7 februari, gevolgd door de krijgsgevangenen van het Centrumblok. De krijgsgevangenen van het Noord-, Oost- en overgebleven deel van het Westblok - die verbleven in Spremberg - werden op 2 februari overgebracht naar Stalag XIII-D in Neurenberg. Met het naderen van de geallieerde troepen werden de Amerikaanse krijgsgevangenen op 13 april van Stalag XIII-D naar Stalag VII-A overgebracht. Het merendeel van de krijgsgevangenen bereikte op 20 april na een lange mars Stalag VII-A. Veel krijgsgevangenen wisten tijdens deze marsen te ontsnappen, mede doordat de Duitse bewakers niet de moeite namen om ze tegen te houden. Op 29 april werd Stalag VII-A door de U.S. 14th Armored Division bevrijd.

Ontsnappingen

Loading related searches...

Wikiwand - on

Seamless Wikipedia browsing. On steroids.