Sint-Janshospitaal (Brugge)
museum in Brugge, België Van Wikipedia, de vrije encyclopedie
museum in Brugge, België Van Wikipedia, de vrije encyclopedie
Het Sint-Janshospitaal was ooit de belangrijkste middeleeuwse stedelijke instelling voor zieken, armen en behoeftigen in de stad Brugge. Sinds 1977 zijn de middeleeuwse ziekenzalen ingericht als museum. Dat museum vertelt het verhaal van het gebouw, de zieken- en zielszorg en de kloostergemeenschap aan de hand van gebruiksvoorwerpen en kunstwerken, in de eerste plaats de werken van Hans Memling. Op de Sint-Janssite staat nog steeds:
Sint-Janshospitaal | ||||
---|---|---|---|---|
Locatie | Brugge, België | |||
Type | Museum | |||
Thema | Beeldende kunst | |||
Lid van | Musea Brugge | |||
Officiële website | ||||
|
Het Sint-Janshospitaal kwam tot stand rond 1150 of vroeger en was hierdoor een van de oudste ziekenzorginstellingen op het Europese vasteland. De datum 1188 is die van het eerste beschikbare document, het reglement dat werd opgesteld ten behoeve van de zusters en broeders die het hospitaal bedienden, zodat het niet onredelijk was te vermoeden dat de stichting al op een vroegere datum was gebeurd, wat trouwens door archeologische opgravingen werd bevestigd. Uit die vroegste periode werden bouwfragmenten teruggevonden. De nog bestaande grote ziekenzaal werd rond 1200 gebouwd, hoofdzakelijk in Doornikse steen. Rond 1220 werd het broederklooster gebouwd, later als apotheek gebruikt. De gebouwen werden in de volgende eeuwen regelmatig uitgebreid, verbouwd en gerenoveerd. De kerk dateert uit de vijftiende eeuw en werd in de zestiende eeuw aangevuld met een kapel, toegewijd aan de heilige Cornelius. De kerk sloot aan bij de grote ziekenzaal, zodat vanuit hun bedstede de patiënten de goddelijke diensten konden volgen.
Het hospitaal werd ingeplant aan de Mariastraat, de toenmalige invalsweg vanuit Gent en Kortrijk. Van de eerste oorspronkelijke zaal zijn enkel de funderingen en wat muurfragmenten teruggevonden. Om te voldoen aan de stijgende behoefte voor opvang van zieken, pelgrims en reizigers begon men begin 13de eeuw met de bouw van de drie nieuwe ziekenzalen. Een bouwfase die duurde tot ongeveer 1310. Later bouwde men het mannenklooster (14de eeuw) en het zusterklooster (1544).
Na het verdwijnen van de broedergemeenschap op het einde van de zestiende eeuw, stonden de zusters augustinessen alleen in voor het beheer en de ziekenzorg. De leiding berustte hiervoor bij de door de zusters verkozen overste, mevrouw genoemd. Ze werd bijgestaan door voogden, gekozen onder de voornaamste burgers van de stad en aangesteld door het stadsbestuur.
Vanaf 1796 kwam het hospitaal onder het bestuur van de Commissie van Burgerlijke Godshuizen, vanaf 1925 van de Commissie voor Openbare Onderstand (COO), in 1977 omgevormd tot het huidige OCMW. De bestuursverantwoordelijkheid bleef in de handen van Mevrouw. Begin de jaren 1960 werd een directeur benoemd, die het bestuur voortaan in handen nam.
Door de evolutie van de tijd en een nieuwe kijk op de ziekenzorg en de hygiëne, werden vanaf het midden van de 19e eeuw nieuwe gebouwen een noodzaak. Een hospitaal met zestien ziekenzalen en een hoofdgebouw werd in 1864 opgetrokken, rond een binnentuin. De plannen waren van de hand van architect Isidoor Alleweireldt (1824-1892). Voor de bouw ervan moesten de brouwerij, een groot deel van de tuin en het kerkhof van het historische ziekenhuis verdwijnen.
Geleidelijk aan werden de negentiende-eeuwse ziekenzalen overbevraagd en maximaal aangewend, vooral na 1950. Tussen de verschillende vleugels, waar tuinen voor de patiënten waren aangelegd, werden bijkomende gebouwen opgetrokken. Ook in wat overbleef van de vroegere tuinen werd gebouwd, enerzijds als uitbreiding van het kloostergebouw vanwege het stijgend aantal kloosterzusters, anderzijds voor de ziekenzorg en de gespecialiseerde afdelingen. Verschillende prefabgebouwen werden toegevoegd, in afwachting van de verhuis naar het nieuwe hospitaal, die heel wat jaren op zich liet wachten.
In 1977 verhuisden de ziekenhuisdiensten integraal naar nieuwe gebouwen van het AZ Sint-Jan in Sint-Pieters bij Brugge. De negentiende-eeuwse gebouwen en de meer recente toevoegingen bleven onbeheerd achter en stonden geruime tijd leeg. Ze werden stilaan het voorwerp van vandalisme. Het stadsbestuur, in de eerste plaats de recent benoemde burgemeester Frank Van Acker, had de intentie alles te slopen en plaats te maken voor de bouw van een grootschalig hotel, op te richten door een internationale hotelketen. Deze en gelijkaardige ideeën strandden echter toen duidelijk werd dat de negentiende-eeuwse gebouwen in behoorden tot het genomen beschermingsbesluit van het geheel als onroerend erfgoed. Niet alleen de middeleeuwse gebouwen maar het hele kadastraal perceel was in 1943 als monument beschermd, een oorlogsbeslissing die in 1949 door een regentsbesluit werd bekrachtigd. Herhaalde aanvragen bij opeenvolgende bevoegde ministers, om de meer recente gebouwen, met inbegrip van de negentiende-eeuwse, aan de bescherming te onttrekken, botsten op het ongunstig advies van de Koninklijke Commissie voor Monumenten en Landschappen, dat telkens door deze ministers werd gevolgd.
De stad Brugge besliste in 1981 het volledige complex in erfpacht te geven voor 99 jaar aan door een Oostendse vastgoedpromotor opgerichte naamloze vennootschap. Hij deelde mee dat hij, na restauratie, naar de zestien beschikbare zalen van het negentiende-eeuws gebouw even zoveel antiekzaken met internationale reputatie zou lokken. Dit idee kwam echter niet van de grond en na enige tijd werd de vennootschap doorverkocht en de erfpacht werd overgenomen door oud-burgemeester Michel Van Maele en een groep van investeerders.
De verwaarloosde gebouwen en de verwilderde tuinen werden grondig aangepakt. Zonder probleem ditmaal, werden in 1991 alle twintigste-eeuwse uitbreidingen, gebouwen en prefabs gesloopt. Alleen de negentiende-eeuwse gebouwen bleven overeind en bleken nog in constructief stevige toestand te verkeren. Een grondige opknapbeurt naar ontwerp van architect Paul Salens (Brugge) vond plaats en een nieuw gebouw naar ontwerp van architect Luc Vermeersch werd eraan toegevoegd, ter vervollediging van het geheel. Na sloping van het recente kloostergedeelte (de geslonken kloostergemeenschap had voldoende met de historische kloostergebouwen) werd een Reie-inham gecreëerd.
Voortaan werden de gebouwen, onder de naam Oud Sint-Jan in gebruik genomen voor uiteenlopende doelen: congressen, tentoonstellingen, feestelijkheden, jaarbeurzen, winkels, restaurants. Door meningsverschillen onder de voornaamste aandeelhouders, werd, na het overlijden van Michel Van Maele, de meerderheid van de aandelen overgedragen aan de Spaanse multinationale groep die ook het Boudewijnpark had overgenomen. De oorspronkelijke doelstelling om er een cultuur- en congrescentrum te ontwikkelen, werd niet helemaal ingelost. De gebouwen kregen vooral een commerciële invulling. De tentoonstellingen (tijdelijk of permanent) die er werden georganiseerd, hadden vooral betrekking op grafisch werk van Spaanse kunstenaars, zoals Pablo Picasso en Joan Miró.
De twintigste-eeuwse gebouwen werden door stadsdiensten ingenomen:
In het Sint-Janshospitaal werden zieken en behoeftigen opgevangen, maar van echte ziekenzorg was voor de 19de eeuw weinig sprake. Zo was er lange tijd geen arts verbonden aan het hospitaal, wel een priester. Medische handelingen zoals aderlaten of een gebroken arm zetten deed de barbier of de chirurgijn. De religieuze zusters augustinessen verzorgde de patiënten, die drie maaltijden, propere kledij en een bed kregen. De erediensten in de kapel die in de noordelijke beuk van het hospitaal is geïntegreerd zorgde voor een permanent contact met God. In de ziekenzalen waren kleine altaren opgesteld, gewijd aan een of andere geneesheilige. De heilige Rochus werd aanbeden tegen de pest, de heilige Lucia voor allerlei oogaandoeningen, en de heilige Cornelius als beschermer voor epilepsie en kinderziekten.
De heilige Ursula werd aanroepen voor een goede dood. Al omstreeks 1400 was er een schijn met relieken van die heilige Ursula en haar 11.000 maagden in het hospitaal aanwezig. In 1489 werden die relieken plechtig overgebracht naar een veel imposanter Ursulaschrijn, geschilderd door Hans Memling in opdracht onder meer van twee kloosterzusters van Sint-Jan. Dat grote schrijn bleef in de kapel van het Sint-Janshospitaal bewaard tot 1839, toen het naar de kapittelkamer in het klooster van de zusters werd overgebracht om er samen met de andere schilderijen die Memling in opdracht van de kloosterorde maakte, het eerste Memlingmuseum te vormen. Anno 2019 is de collectie van dit museum te zien in de ziekenzaal van het Sint-Janshospitaal.
Het grote Sint-Jansdrieluik van Memling was daar sinds de 17de eeuw opgesteld, toen de hospitaalkapel een barokke interieurinrichting kreeg met een altaarstuk van Jacob van Oost. Hans Memling schilderde ook twee kleine drieluiken in opdracht van hospitaalbroeders Jan Floreins en Adriaan Reyns, die in dat museum het gezelschap kregen van het Tweeluik van Maarten van Nieuwenhove en het Portret van een jonge vrouw, schilderijen uit Brugse opgedoekte instellingen na de Franse Revolutie. De werken van Hans Memling werden dankzij het onderzoekswerk van James Weale en andere gezaghebbende critici, die de Vlaamse Primitieven in kerken en kloosters bestudeerden en deze meesters via archieven herontdekten.
Rond het midden van de negentiende eeuw werden de nieuwgebouwde ziekenzalen in gebruik genomen. De middeleeuwse ziekenzalen kregen een andere invullingen. Het eerste vooruitzicht was dat deze "ongezonde gebouwen" zouden worden gesloopt, maar dit ging niet door. De grote ziekenzaal werd hoofdzakelijk benut als kapittelzaal voor de toen nog talrijke kloostercongregatie. Ze werd daarnaast gebruikt voor het organiseren van concerten, bijeenkomsten en medische congressen. In 1958 krijgt een groot gedeelte van het patrimonium van het oude hospitaal onderdak in de oude ziekenzalen. Alleen de kapel blijft nog in gebruik tot in 1984 voor zowel de kloosterzusters, als voor de uitvaarten van in het ziekenhuis overleden patiënten en (tot in 1977) voor het dopen van in de materniteit geboren kinderen. In het voormalige broederklooster bleef, eveneens tot in 1977, de apotheek van het hospitaal gehuisvest, naast de 'voogdenkamer', waar de bijeenkomsten van het hospitaalbestuur eeuwenlang werden gehouden.
De succesvolle tentoonstelling "800 jaar Sint-Jan" in 1977 markeerde tegelijk de verhuis van het medische zorgen van het Sint-Janshospitaal van de eeuwenoude site naar een gloednieuw ziekenhuis AZ Sint-Jan in de rand van Brugge (1978). De permanente inrichting van de middeleeuwse ziekenzalen van Sint-Janshospitaalmuseum, ook wel Memlingmuseum genoemd omdat de zes werken van de meester er samen te zien waren, werd uitgebreid met andere schilderijen en heiligenbeelden, maar ook medische materialen, gebruiksvoorwerpen en meubilair. In de noordbeuk was ook een enscenering met de beddenbakken en uitvergrote figuren uit het schilderij van Jan Beerblock te zien.
In 1984 werden de schilderijen van Memling opnieuw verhuisd, ditmaal naar de kapel nadat de kerkelijke diensten er waren stopgezet. Ook het voormalige broederklooster met apotheek en kruidentuin werd in het museumcircuit opgenomen.
Tot 1990 was de volledige collectie van het Sint-Janshospitaal en de hospitaalgebouwen zelf eigendom van het OCMW als erfgenaam van de Commissie der Burgerlijke Godshuizen. In 1990 werden de gebouwen overgenomen door de Stad Brugge, die ook de uitbating van het museum opnam in de werking van de Stedelijke Musea, nu Musea Brugge. De collectie historische schilderijen, gebruiksvoorwerpen en archieven bleef tot 2018 eigendom van het OCMW, maar is sindsdien door de integratie met de stedelijke overheid samengevoegd met het stadsarchief en de museale werking.
In een ziekenhuis zijn uiteraard, naast patiënten en verzorgend personeel, ook artsen. Over de periode van chirurgijns en genezers valt in verband met het Sint-Janshospitaal niet zo veel te zeggen. De zieken die naar het hospitaal werden gebracht, kwamen er meestal om er te sterven. De artsen waren over het algemeen niet vast aan het ziekenhuis verbonden en kwamen er eigen patiënten bezoeken. Onder het ancien régime waren weinig of geen dokters uitsluitend werkzaam in het hospitaal, maar ze hadden hun eigen privécliënteel. Het belet niet dat het hospitaal Sint-Jan, door het aantal zieken, een centrum voor ontmoeting was voor de lokale dokters en de plek waar de geneeskunde vooruitgang boekte.
In de zeventiende eeuw was de voornaamste arts in Brugge Thomas Van den Berghe of Thomas Montanus.
In de negentiende eeuw kwam vooral de naam naar voor van Isaac De Meyer, een chirurg bekend om zijn handigheid bij het amputeren, maar ook en vooral als historicus van de geneeskunde in Brugge.
In de twintigste eeuw schitterde voornamelijk Joseph Sebrechts, die aan de chirurgie, zoals ze in het Sint-Janshospitaal beoefend werd, een nationale, zo niet internationale uitstraling gaf.
Seamless Wikipedia browsing. On steroids.
Every time you click a link to Wikipedia, Wiktionary or Wikiquote in your browser's search results, it will show the modern Wikiwand interface.
Wikiwand extension is a five stars, simple, with minimum permission required to keep your browsing private, safe and transparent.