Remove ads
Van Wikipedia, de vrije encyclopedie
Na de verkiezingen voor het Belgisch Parlement op 26 juni 1949 ging de formatie van een nieuwe Belgische regering van start. De formatie duurde 47 dagen en leidde tot de vorming van de regering-G. Eyskens I.
Op 26 juni 1949 vonden parlementsverkiezingen plaats, waarbij voor het eerst algemeen stemrecht voor vrouwen gold. De verkiezingscampagne draaide hoofdzakelijk rond de Koningskwestie, de vraag of koning Leopold III na zijn omstreden houding tijdens de Tweede Wereldoorlog mocht terugkeren naar België, en in mindere mate rond het financieel beleid van de regering-Spaak IV, bestaande uit de christendemocratische CVP-PSC en de socialistische BSP-PSB. De CVP-PSC, de enige partij die gewonnen was voor een terugkeer van de koning, boekte een procent winst en verwierf in de Senaat een absolute meerderheid. In de Kamer behaalde ze twee zetels te weinig voor een absolute meerderheid. De socialistische BSP-PSB verloor drie procent en behaalde nog iets minder dan dertig procent van de stemmen. De communistische partij KPB-PCB verloor bijna de helft van haar stemmenaantal in 1946, behaalde nog 7,5 procent van de stemmen en was de grote verliezer van de verkiezingen. De Liberale Partij was de grootste winnaar van de verkiezingen en steeg van bijna 9 naar 15 procent.[1]
De dag na de verkiezingen ging premier Paul-Henri Spaak (PSB) het ontslag van de regering aanbieden aan prins-regent Karel.[2] Deze stemde daarmee in en belastte de regering-Spaak IV met de afhandeling van de lopende zaken. Dezelfde dag startte de prins-regent de consultaties op met het oog op de regeringsvorming en ontving hij Senaatsvoorzitter Henri Rolin, Kamervoorzitter Frans Van Cauwelaert en partijvoorzitters August de Schryver (CVP-PSC), Roger Motz (LP), Max Buset (BSP-PSB) en Julien Lahaut (KPB-PCB).[3] Op 28 juni kwamen minister van Financiën en voormalig premier Gaston Eyskens (CVP) en ministers van Staat Octave Dierckx, Robert Gillon, Albert Devèze (allen LP), Henri Carton de Wiart (PSC) en Hendrik Heyman (CVP), minister van Economische Zaken Jean Duvieusart (PSC) en minister van Verkeerswezen en gewezen eerste minister Achiel Van Acker (BSP) op audiëntie.
Op 28 juni benoemde prins-regent Karel gewezen eerste minister Paul van Zeeland (PSC) tot formateur.[4] Van Zeeland startte de dag nadien een consultatieronde om op basis van het kiesprogramma van de CVP-PSC te bespreken wat voor regeringsprogramma kon worden doorgevoerd.[5] Enkele dagen later, op 1 juli, legde van Zeeland aan de socialisten en liberalen concrete voorstellen voor over het regeringsprogramma, waarin de oplossing van de Koningskwestie voorrang kreeg, en de samenstelling van de regering.[6] Hieruit bleek dat het van Zeelands doel was om een drieledige regering te vormen die Leopold III zo snel mogelijk moest laten terugkeren naar België. Voorts was er in de voorstellen van van Zeeland sprake van een bestrijding van de werkloosheid, de voortzetting van de uitbouw van de verzorgingsstaat, een vermindering van de belastingen en de oprichting van een commissie die een oplossing moest vinden voor de onderwijskwestie.[7] Dezelfde dag nog verwierp het partijbureau van de socialisten de voorstellen van van Zeeland[8], de volgende dag deden de liberalen hetzelfde.[9] CVP-PSC behield het vertrouwen in de formateur en bleef van mening dat de Koningskwestie zo snel mogelijk moest worden opgelost.[10]
Op 4 juli bracht van Zeeland verslag uit bij de prins-regent. Die vatte raadplegingen aan om verdere inlichtingen in te winnen over de houding van de verschillende partijen. De volgende dag gaf de prins-regent van Zeeland de opdracht om zijn taken als formateur voort te zetten.[11] Vervolgens ontving hij vertegenwoordigers van de Liberale Partij om hun opmerkingen in verband met zijn financieel, sociaal en economisch voorstellen te bespreken, maar de partij besliste om geen onderhandelingen meer te voeren over het programma van van Zeeland. Dezelfde dag nog werd de formateur van zijn opdracht ontlast.
Op 6 juli 1949 werd Kamervoorzitter Frans Van Cauwelaert (CVP) door de prins-regent aangesteld tot informateur. Het was Van Cauwelaerts bedoeling om het werk van van Zeeland voort te zetten. Hij vatte zijn opdracht aan met raadplegingen om de politieke toestand te onderzoeken en te kijken op welke basis een regering kon worden gevormd.[12]
Na een week consultaties te hebben gevoerd legde Van Cauwelaert zijn voorstellen over een regeringsprogramma voor, op 13 juli aan de socialisten en op 14 juli aan de liberalen.[13] Van Cauwelaert stelde onder andere voor om een referendum te organiseren waarin de Belgen zich konden uitspreken over de terugkeer van de koning. Op 15 juli oordeelde het partijbureau van de socialisten dat de voorwaarden waaronder Van Cauwelaert dergelijk referendum wilde laten plaatsvinden, niet aanvaardbaar waren.[14] Op 17 juli verwierpen ook de liberalen de voorstellen van Van Cauwelaert, maar ze waren wel bereid om voort te onderhandelen over een regering die de aanpak van de financiële en economische problemen voorrang gaf op de Koningskwestie.[15] Omdat het antwoord van de liberalen constructiever was dan dat van de socialisten besliste Van Cauwelaert op 18 juli om voort te onderhandelen met de liberalen alleen.[16] Op 20 juli diende een delegatie van de Liberale Partij een nota met tegenvoorstellen in bij de informateur, waarbij in verband met de Koningskwestie werd voorgesteld om een oplossing te vinden in het kader van een drieledige regering.[17] Op basis van die nota legde Van Cauwelaert nieuwe voorstellen voor aan de liberalen en socialisten.[18] Van Cauwelaert beschouwde zijn opdracht hiermee ten einde en werd op 22 juli van zijn informatieopdracht ontheven.[19]
Dezelfde dag nog werd minister van Financiën Gaston Eyskens (CVP) door prins-regent Karel aangezocht om een regering te vormen. Eyskens vroeg 24 uur bedenktijd om overleg te plegen met de leiding van CVP-PSC en aanvaardde daarna op 23 juli zijn opdracht als formateur.[20] De volgende dagen voerde Eyskens raadplegingen met de christendemocraten, liberalen en socialisten om de politieke vraagstukken grondig te bespreken, met name de Koningskwestie, de onderwijskwestie, de financiële en economische politiek, de aanpak van de werkloosheid en het sociaal beleid. Op 26 juli onderhandelde Eyskens met delegaties van de liberalen en de socialisten over zijn voorstellen over het sociaal, financieel en economisch beleid van de nieuwe regering. De liberalen waren vertegenwoordigd door voorzitter Roger Motz, fractieleiders Octave Dierckx (Senaat) en Léon Mundeleer (Kamer), ondervoorzitters Victor Sabbe en Maurice Destenay en minister van Staat Albert Devèze, de socialistische delegatie bestond uit voorzitter Max Buset, ondervoorzitter Edward Anseele jr., ontslagnemend premier Paul-Henri Spaak, gewezen premier Achiel Van Acker en minister Paul De Groote. De volgende dag bracht de formateur de drie traditionele partijen samen om de Koningskwestie nader te bespreken.[21] Bij die vergadering werden de christendemocraten vertegenwoordigd door minister Jean Duvieusart, vleugelvoorzitters Paul-Willem Segers (CVP) en Augustin Roberti (PSC) en fractievoorzitters Albert de Vleeschauwer (Kamer) en Paul Struye (Senaat).
De liberalen en socialisten gaven aan bereid te zijn om een referendum over de Koningskwestie te laten plaatsvinden, op voorwaarde dat koning Leopold III tegenover een delegatie van de drie traditionele partijen aangaf wat hij bedoelde met de grote of onweerlegbare meerderheid waarop hij rekende om naar het land terug te kunnen komen. Op basis daarvan zou een quorum vastgelegd worden: het percentage dat het pro- of het anti-Leopoldistische kamp moest halen om hun standpunt door te drukken. De CVP-PSC wilde daar niet van weten, waardoor de onderhandelingen vast kwamen te zitten.[22] De volgende dagen hield Eyskens verdere besprekingen over de Koningskwestie. Hieruit bleek dat de traditionele partijen het wel eens waren over een volksraadpleging, maar niet over hoe die eruit moest zien. Nadat de besprekingen daarover weinig hadden opgeleverd, vertrok een socialistische delegatie bestaande uit voormalig premier Achiel Van Acker, minister Joseph Merlot en Kamerlid Antoon Spinoy op 30 juli naar de residentie van Leopold III in Pregny om zijn mening over de volksraadpleging te horen.[23] Op 1 augustus ontving Leopold III de socialistische delegatie, waarna hij aangaf dat hij ook een liberale en christendemocratische delegatie wenste te ontvangen. De volgende dag vertrokken deze twee delegaties naar Pregny: CVP-PSC stuurde voorzitter August De Schryver, vleugelvoorzitters Paul-Willem Segers en Augustin Roberti, gewezen eerste minister Paul van Zeeland en fractievoorzitters Albert de Vleeschauwer en Paul Struye, de liberalen waren vertegenwoordigd door voorzitter Roger Motz, minister van Staat Albert Devèze, fractievoorzitters Octave Dierckx en Léon Mundeleer, Kamerlid Jean Rey en senator Albert Lilar.[24] Nadat de koning de christendemocratische en liberale delegaties had ontvangen, keerden zij op 3 augustus terug naar België.[25]
Op 5 augustus liet de koning een communiqué uitsturen waarin hij zijn besluiten uit de besprekingen met de partijdelegaties opnam. Hij verklaarde dat hij bereid was om in te stemmen met een volksraadpleging als het parlement dat nodig vond, maar wenste zich niet uit te spreken over een vooraf vastgelegd quorum, aangezien dat de volksraadpleging een beslissende betekenis zou toekennen, wat de bevoegdheden van het parlement dreigde te beperken.[26] Leopold III wenste ook de uitkomst van de volksraadpleging af te wachten vooraleer een beslissing te nemen over de hervatting van zijn grondwettelijke bevoegdheden. Dezelfde dag nog riep formateur Eyskens de traditionele partijen samen om de boodschap van de koning te bespreken en een beslissing te nemen over de regeringsformule.[27] Omdat de liberalen en socialisten bleven vasthouden aan de instelling van een quorum en er daardoor geen oplossing werd gevonden, stelde Eyskens op 6 augustus voor dat het parlement zich over de volksraadpleging zou uitspreken en in afwachting daarvan zo snel mogelijk een regeringsprogramma uit te werken. De socialisten beslisten daarop om de onderhandelingen met de christendemocraten en de liberalen te verbreken, omdat het volgens de partij onmogelijk was om een regering te vormen zonder overeenstemming over de Koningskwestie.[28] Op 8 augustus gaven de liberalen aan dat ze bereid waren om met de christendemocraten een regering te vormen, op voorwaarde dat eerst nogmaals geprobeerd werd om een drieledige regering te vormen en dat binnen de regering een overeenkomst werd gevonden over de Koningskwestie. Indien dat laatste niet mogelijk bleek, zouden de liberale ministers ontslag nemen uit de regering.[29]
Nadat de socialisten op 9 augustus opnieuw weigerden om verder te onderhandelen zonder voorafgaande oplossing over de Koningskwestie, nodigde formateur Eyskens de liberale onderhandelaars Roger Motz, Albert Devèze en Victor Sabbe uit om de laatste hand te leggen aan het regeringsprogramma.[30] De volgende dag gingen de partijleiding van CVP-PSC en die van de Liberale Partij akkoord met regeringsdeelname, waarna dezelfde avond nog een akkoord werd bereikt over de samenstelling van de regering.[31] Op 11 augustus legden de 17 ministers van de regering-G. Eyskens I de eed af in handen van de prins-regent. Op 16 augustus lazen premier Gaston Eyskens in de Kamer en minister Albert Devèze in de Senaat de regeerverklaring voor. Een dag later gaf de Kamer haar vertrouwen aan de regering, op 18 augustus gevolgd door de Senaat.
Op 18 oktober 1949 bereikten koning Leopold III en de regering-G. Eyskens I een overeenkomst over de modaliteiten omtrent het referendum over de Koningskwestie. Het referendum zou een puur raadgevend karakter hebben en dus niet-bindend zijn, de opneming van de stemmen zou per arrondissement gebeuren om een beter zicht te krijgen over de Leopoldistische gezindheid in het land en er werd geen officieel quorum ingesteld. Wel gaf de koning aan dat hij zijn grondwettelijke bevoegdheden enkel opnieuw zou opnemen als minstens 55 procent van de kiezers voor zijn terugkeer stemde. Enkele maanden later, op 12 maart 1950, vond het referendum plaats. 57,67 procent van de Belgen was voor de terugkeer van de koning, maar er waren grote regionale verschillen. In Vlaanderen stemde maar liefst 72 procent voor de terugkeer van de koning, in Brussel was slechts 48 procent voor en in Wallonië stemde 58 procent van de kiezers tegen de terugkeer van de koning.
De regering-G. Eyskens I bereikte geen overeenkomst over wat ze moest aanvangen met de resultaten van het referendum. Omdat aan de voorwaarde van 55 procent was voldaan, wilden de christendemocraten de koning zijn grondwettelijke bevoegdheden opnieuw laten opnemen en het regentschap van prins Karel opheffen, maar de liberalen en ook de socialistische oppositie wilden daar niet mee instemmen omdat de meerderheid van de kiezers in Wallonië en Brussel tegen de terugkeer van de koning hadden gestemd en drongen aan op de troonsafstand van Leopold III. Nadat de liberale ministers, op Albert Lilar en Adolphe Van Glabbeke na, dreigden ontslag te nemen als de koning opnieuw op de troon zou komen, bood Eyskens op 18 maart 1950 het ontslag van zijn regering aan.[32]
Seamless Wikipedia browsing. On steroids.
Every time you click a link to Wikipedia, Wiktionary or Wikiquote in your browser's search results, it will show the modern Wikiwand interface.
Wikiwand extension is a five stars, simple, with minimum permission required to keep your browsing private, safe and transparent.