De stad kwam in 234 vC onder controle van Rome. In 402 werd Ravenna onder keizer Honorius de hoofdstad van het West-Romeinse Rijk. Na de verovering van Italië door Theodorik de Grote in 493 werd het als zetel van diens Ostrogotische Rijk opnieuw hoofdstad. Theodorik liet er diverse gebouwen neerzetten. Na een gewonnen oorlog tegen de Goten onder Justinianus I van Byzantium werd de stad voor lange tijd de zetel van de Byzantijnse Exarch in Italië. In 752 werd de stad op de Byzantijnen veroverd door Aistulf, de koning van de Longobarden. In 756 werd ze dan weer veroverd door de Franken onder leiding van Pepijn de Korte. Die schonk de stad aan de paus. Ravenna koos de kant van de Ghibellijnen en tussen 1297 en 1441 was het geslacht Polenta er aan de macht.[2] Maar daarna verloor de stad, onder meer door de verzanding van haar haven, haar onafhankelijkheid en kwam Venetië er aan de macht.
In 1509 werd Ravenna veroverd door de troepen van paus Julius II en maakte de stad onderdeel uit van de pauselijke staten als hoofdstad van Romagna. Op 11 april 1512, in de slag bij Ravenna, werden de troepen van paus Julius II en van de Spaanse koning verslagen door de troepen van de Franse koning onder leiding van Gaston van Foix. Tussen 1797 en 1815 stond Ravenna onder Frans bestuur. In 1860 werd de stad deel van het tot één natie gemaakte Italië.
Ravenna is cultuurhistorisch van groot belang vanwege de met mozaïeken gedecoreerde vroegchristelijke bouwwerken, die grotendeels dateren uit de tijd dat de stad de hoofdstad was van het Ostrogotische Rijk. Deze monumenten zijn opgenomen in de Unesco-Werelderfgoedlijst. Bovendien bevindt zich in Ravenna de graftombe van Dante Alighieri.
Werelderfgoed
Acht vroegchristelijke bouwwerken in Ravenna staan op de Werelderfgoedlijst: