Loading AI tools
Van Wikipedia, de vrije encyclopedie
Dit artikel behandelt de geschiedenis van de prostitutie in Nederland.
In het Frankische Rijk, waar Nederland tussen 481 en 734 toe ging behoren, bestond prostitutie volop, zowel in steden als in dorpen, op landgoederen en in vrouwenkloosters. Vanaf de elfde eeuw werd in steden in het Heilige Roomse Rijk, opvolger van het Frankische Rijk, prostitutie soms gereguleerd, in de vorm van overheidsvergunning voor zogenaamde ‘vrouwenhuizen’ gekoppeld aan overheidstoezicht op de bedrijfsvoering.
Tegelijkertijd werd prostitutie door minstens een deel van de publieke opinie moreel veroordeeld.
De houding van de christelijke kerk, ook in Nederland, tegenover prostitutie was die van Augustinus (5e eeuw) en Thomas van Aquino (13e eeuw): prostitutie is wel verwerpelijk, maar toch ook noodzakelijk om eerbare vrouwen te vrijwaren van verkrachting en maagdenschennis.[1]
Prostitutie werd dus in Nederland niet goedgekeurd, maar wel overal toegelaten, vaak met enige regulering.[2] De middeleeuwse mens had veel begrip voor de menselijke zwakheden op het seksuele vlak/[2] Officieel stond op hoererij echter soms wel een zware straf.[2] Een Dordtse keur uit vermoedelijk de 14e eeuw bedreigde zowel prostituee als prostitutieklant met de doodstraf.[2]
Rond 1400 kende Amsterdam zogenaamde “hoerhuizen”.[3] Daarnaast waren er badstoven,[4] oftewel luxe badhuizen die meestal functioneerden als bordeel of rendez-voushuis.[2] Daarnaast gewone stoven, inrichtingen, soms gesticht uit liefdadigheid, waar werd gestookt en waar verkleumde lieden een behaaglijk onderkomen vonden. Ook hier vond hoererij plaats.[2] Stadsbesturen verboden dergelijke prostitutie, maar de straffen erop waren niet zwaar.[2] Liep het met de openlijke wellustigheid in de badstoven de spuigaten uit dan greep het stadsbestuur in.[2] Na 1450 kende Amsterdam ook zogenaamde ‘oneerlijke herbergen’, waar behalve eten en drinken ook seks te koop was.[2]
Prostitutie werd vooral als probleem van openbare orde benaderd.[2] Een Utrechtse keur uit 1403 en een Amsterdamse uit 1413 verboden prostitutie op kerkhoven.[2] De tendens in de 15e eeuw was om prostituees te verbannen naar ‘afterstraten’ (achterbuurten), zoals tegen de stadsmuren doodlopende straten.[2] Amsterdam gaf in 1478 het alleenrecht om hoerhuizen te houden aan dienaren van de schout.[4] De straffen voor hoeren die gestelde regels overtraden waren: openlijke tekijkstelling, verbanning, of blijvende verminking, bij voorkeur in het gezicht.[2]
In 1530 had keizer Karel V de exploitatie van bordelen verboden;[5] of dit in de Nederlanden effecten had is niet bekend. Steden bleven proberen om prostitutie op bepaalde plaatsen te concentreren en elders te verbieden.[6] Rond 1540 werd in Arnhem een hoerenwaardin ‘mit oire gesellijnen geschickt te wonen by Sunte Jans Poirt’;[6] in Delft werden in 1542 de Varken-, Dronken- en Hopsteeg aangewezen als plaats voor bordelen; in Leiden in 1545 het Zand, achter- en bezijden de Doelen, Koddesteeg, Sint-Nikolaassteeg en Achtergrachten.[6] Amsterdam poogde de hoerhuizen te beperken tot de Pijl- en Halsteeg,[4] desondanks concentreerde de hoererij zich in de Nes en Pieter Jacobsdwarsstraat.[6] In Den Haag lagen de bordelen, geëxploiteerd door baljuw Vincent van Lebenstein en de procureur-generaal van Holland, rond het Spui.[6] Buurtbewoners klaagden over de overlast daarvan bij koningin Maria, die in 1539 bepaalde dat op het Spui geen bordelen meer gehouden mochten worden.[6]
Middelburg bepaalde in 1566 in een verordening dat bordeelhouders geen vaantje (= bierkroes) mochten uithangen maar alleen “eene tinne pints kanneken met een pallemboemke”, dus een palmboompje als kenteken van een hoerhuis;[7] zodoende was voor de klant duidelijk of hij voor een ‘eerlijcke’ kroeg of tapperij stond of voor een bordeel.[6] Soms bepaalde een stad dat ‘wiven van ligten levene’ (vrouwen van het lichte leven) zich ’s avonds niet buiten de voor hen aangewezen gebieden in de stad mochten vertonen; bij kerkelijke plechtigheden de hele dag niet.[6] Straffen voor hoeren die zich niet aan de regels hielden waren: verbanning, lijfstraf,[6] of “het dragen van de stedesteen”, dat wil zeggen: twee stenen, met het stadswapen beschilderd, aan een ketting om de hals dragen.[4]
Tussen 1570 en 1600 kwamen alle steden van Friesland, Groningen, Overijssel, Gelre, Utrecht, Holland en Zeeland onder invloed van calvinisten die prostitutie strikt afwezen.[8] In 1575 werd in Delft het houden van een “hoerhuis” verboden; Middelburg volgde in 1576.[9] Amsterdam verbood tussen 1578 en 1580 aan de schoutsdienaren nog langer bordeel te houden, en stelde in 1580 bordeelhouders en koppelaars[9] en hoeren[8] strafbaar. Andere steden volgden.[8] De openlijke bordelen verdwenen dus.[8]
De denkbeelden en gebruiken onder het volk bleven echter nog de hele zeventiende eeuw gekenmerkt door de middeleeuwse seksuele tolerantie.[8] Wel werd het in de zeventiende eeuw gebruikelijk om geslachtsziekten te beschouwen als straf van God wegens onkuis gedrag.[8]
De ontmoetingsplaatsen voor hoeren waren de kroegen en herbergen.[8] In voorname steden ontstonden in de zeventiende eeuw ook de zogenaamde “musico’s” of muziek- of speelhuizen, waar muzikanten speelden, en prostituees zich bij de bezoekers (reizigers, buitenlanders, zeelieden) aandienden.[9] Amsterdam werd overspoeld door kooplieden, varensgezellen en avonturiers, hetgeen een groot prostitutieaanbod uitlokte.[8] In de musico’s en kroegen was grote menging van rangen en standen, zodat hoeren uit lagere volksklassen er konden profiteren van de bestedingen van rijkere bezoekers.[8] Rond 1675 telde Amsterdam minstens 18 speelhuizen en 67 huizen van hoerenwaardinnen, in totaal telde de stad vermoedelijk zo’n 1000 hoeren,[10] op 200.000 inwoners.[11]
Voor de lagere volksklassen was er in Amsterdam de “oneerlijke herberg”, oftewel het “ravothuis”.[12] Vaak had de kroegbaas een afspraak met de hoerenwaardin dat zij met haar meisjes in de zaak bleef tot sluitingstijd, en de meisjes dan pas probeerden met een klant het gelegde contact ergens anders voort te zetten, bijvoorbeeld ten huize van de hoerenwaardin.[8] Verder waren er de kleinere danshuizen, “migchelkitten”;[12] en bij het IJ de zogenaamde wijnhuizen, die bezocht werden door straatprostituees.[12]
Kerkenraden drongen bij de stadsbesturen aan op strafbaarstelling van hoererij,[8] en vervolging van hoeren en hun klanten.[10] De stadsbestuurders waren echter veel minder fanatiek, en van werkelijke handhaving van de prostitutieverboden kwam weinig terecht.[8] Hoeren werden in Amsterdam slechts bij onregelmatige razzia’s vervolgd.[10] Vrouwen die daarbij voor de tweede of derde keer werden aangehouden konden voor enkele maanden uit de stad verbannen worden, of in de vrouwengevangenis geplaatst.[13] Gehuwde hoerenlopers werden wel vervolgd, en bestraft met boete of eerloosverklaring of verbanning.[10]
In de 18e eeuw nestelde zich in burgerkringen een kuisere, preutsere huwelijksmoraal, die prostitutie streng afwees.[14] Vanaf eind 17e eeuw ging de overheid in Amsterdam (van daarbuiten hebben we nog weinig informatie) strenger optreden tegen prostitutie.[10]
Speelhuizen wilden, in de loop van deze eeuw, de armetierige hoeren van de hoerenwaardinnen niet meer binnen hebben, zorgden zelf voor vrouwen die ze in de kleren staken, en organiseerden zelf faciliteiten voor afzondering.[14] In Amsterdam ontstonden na ongeveer 1770 weer fraai verbouwde nieuwe speelhuizen en andere gelegenheden met wel 20 à 30 hoeren in huis;[10] kennelijk werden die min of meer officieel geduld.[12][15] In Amsterdam hadden de bordelen ‘de Pijl’ in de Pijlsteeg en ‘de Fontijn’ op de Nieuwmarkt eind 18e eeuw tot dertig vrouwen in dienst.[14] Sommige bordeelhouders verdienden goed.[14]
Buiten de bordelen woonden er deze eeuw ook zelfstandig werkende prostituees in Amsterdam; pruikenmakers, kappers en mode- en galanteriekramers of -winkeliers fungeerden als koppelaars tussen prostituee en prostitutieklant.[12][15]
In het door Frankrijk bezette koninkrijk Holland – voorheen de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden – werden in 1809 alle oude gemeentelijke verordeningen afgeschaft.[16] Naar Frans voorbeeld werden in 1811 politiemaatregelen ingevoerd die bordeelhouders en publieke vrouwen (prostituees) verplichtten zich bij de politie te laten registreren.[17] De prostituee ontving dan een rode registratiekaart en was verplicht zich tweemaal per week medisch te laten onderzoeken door de politiechirurgijn[18] op met name geslachtsziekten, en daarbij vijftien stuivers te betalen.[17] Dit systeem zou hier en daar in Nederland tot ongeveer 1900 voortbestaan. Het officiële doel ervan was bestrijding van geslachtsziektes.[17] Als een bordeelhouder zich niet hield aan de registratieregels werd zijn bedrijf gesloten.[19] Doorgaans hielden zowel bordeelhouders als prostituees zich aan deze verplichtingen, want ze wisten dat de politie hun het leven zuur kon maken.[20] Ook zelfstandig werkende prostituees, soms door de gemeente op eigen gezag ingeschreven, verzetten zich doorgaans niet tegen de verplichte medische controles.[20] Tegelijkertijd echter werd in 1811 ook de Franse strafwet, code pénal, in Nederland van kracht,[21] met daarin het artikel 334 tegen het bevorderen van prostitutie van jeugdigen onder de 21 jaar.[22]
Na het vertrek van de Fransen in 1813[23] wisten gemeenteambtenaren vaak niet, waaraan zij zich moesten houden.[24] Slechts enkele steden in het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden hielden vast aan het reglement voor bordeelhouders en prostituees.[17] In Amsterdam was de politie na 1813 op eigen houtje, kennelijk zonder politieke legitimatie,[19] doorgegaan met de registratieplicht[25] voor bordeelhouders en prostituees, inclusief het verplichte medische onderzoek[19] van de vrouwen.
Onder de betere burgerij in Nederland was de heersende mening dat prostituees totaal verdorven en ‘diep gevallene’ vrouwen waren.[20] De regering was in 1816 van mening, dat erg veel militairen besmet waren met ‘syfilis’ (destijds verzamelnaam voor alle geslachtsziekten[17]), schreef dat toe aan gebrekkige sanitaire maatregelen van overheden, en verzocht de gemeenten om een rapport van hetgeen zij reeds deden om geslachtsziekten te bestrijden.[26] Medische autoriteiten verdedigden de reglementering van prostitutie als medische bescherming van vooral de betere klassen.[27] Politieke instanties zagen er nog een tweede voordeel in: het kon een instrument zijn om de opdringerige en zedenkwetsende prostitutie te beteugelen en beheersen.[27]
Amsterdam benadrukte in zijn antwoord aan de regering in 1816, dat er vooral géén reglementering zoals in de Franse tijd moest terugkomen, want die zou het kwaad van de prostitutie verder aanmoedigen.[26] Den Haag vaardigde in 1825[25] als eerste gemeente wel een nieuw ‘Reglement nopens de publieke vrouwen en de zoogenaamde huizen van ontucht’ uit.[28] De regering vroeg in 1828 de overige gemeenten, het Haagse voorbeeld te volgen.[26] Tot 1845 volgden Den Helder, Alkmaar, Delft, Harderwijk, Vlissingen, Arnhem, Middelburg, Haarlem en Den Bosch dat advies op.[17]
Het Amsterdamse stadsbestuur huldigde intussen het standpunt dat prostitutie schandelijk is en daarom niet gereglementeerd mag worden.[26] De Rotterdamse hoofdcommissaris van politie voerde, vergelijkbaar met Amsterdam, in 1847 op eigen gezag een plicht in voor de bij hem ingeschreven prostituees tot periodiek medisch onderzoek, onder bedreiging met de politiecel.[29] Prostituees en bordeelhouders werkten er gedwee aan mee.[29]
Na 1848 bestookten medici de gemeenteraden – sinds de staatshervorming dat jaar aanzienlijk machtiger geworden[30] – met verzoekschriften betreffende reglementering; de gemeenteraden bleken hiervoor ontvankelijker dan vóór 1848 de colleges van B en W.[27] De rijksoverheid nam in 1851 in de nieuwe Gemeentewet een artikel 188 op, dat, voor het eerst in landelijke wetgeving, verwees naar prostitutie: “De politie over de schouwburgen, herbergen, tapperijen en alle voor het publiek openstaande gebouwen en zamenkomsten, openbare vermakelijkheden en openlijke huizen van ontucht, behoort aan den Burgemeester”.[31] Daarop gingen nog eens 24 gemeenten over tot (nieuwe of gewijzigde) reglementering: (1853-1859) Leiden, Amersfoort, Assen, Bergen op Zoom, Breda, Culemborg, Gorinchem, Maastricht, Nijmegen, Woerden; (1860-’69) Brielle, Deventer, Goes, Groningen, Hellevoetsluis, Hoorn, Kampen, Venlo, Zwolle; (1870-’79) Dordrecht, Gouda, Harlingen, Leeuwarden en Zutphen.[27]
De Utrechtse hoogleraar L.C. van Goudoever begon in 1858, met toestemming van de burgemeester, medische controle van door hem geselecteerde prostituees, om zo aan voldoende gewillige vrouwelijke patiëntes te komen voor de klinische demonstraties tijdens zijn onderwijs in de heel- en verloskunde aan de universiteit van Utrecht.[29] De Utrechtse gemeenteraad wees echter, ergens tussen 1858 en 1878, reglementering van prostitutie door de overheid van de hand.[29] Ook de Amsterdamse gemeenteraad verwierp op 30 januari 1862 een concept-verordening betreffende prostituees en bordelen.[31][32]
Het aantal bij de politie bekende bordelen nam af in Amsterdam en Utrecht: Amsterdam had in 1852 nog 131 bordelen,[25] in 1882 nog 68,[31] in 1888 nog 43.[33] Utrecht had in 1842 veertien publieke huizen, in 1862 twaalf, in 1885 nog drie.[33] (Van overige steden ontbreken ons nog de getallen.) Terwijl in Utrecht dus het aantal prostituees in bordelen sterk afnam, nam het aantal buitenlandse vrouwen onder hen (Duitse, Belgische, Luxemburgse, Franse) juist sterk toe, zelfs in absolute aantallen.[33]
Naast bordeel- en straatprostitutie was er de hele eeuw ook prostitutie in nachthuizen, nachtkelders,[24] kroegen en bierhuizen.[34] Nederlandse prostituees wilden zich aan het eind van deze eeuw niet meer onderwerpen aan de structuur van bordelen en het strenge politiebeleid, en wilden zelfstandiger werken,[33] op straat, in cafés, of aan de deur van hun eigen woning.[35]
Seamless Wikipedia browsing. On steroids.
Every time you click a link to Wikipedia, Wiktionary or Wikiquote in your browser's search results, it will show the modern Wikiwand interface.
Wikiwand extension is a five stars, simple, with minimum permission required to keep your browsing private, safe and transparent.