Loading AI tools
op hoge temperatuur gebakken kaolien of porseleinklei Van Wikipedia, de vrije encyclopedie
Porselein is een specifieke vorm van keramiek, samengesteld uit kaolien (een weerbarstige, witte kleisoort), kwarts en een veldspaat, en gebakken op een hoge temperatuur. Porselein wordt daardoor hard, doorschijnend, niet poreus en klinkt helder, anders dan bijvoorbeeld aardewerk.
Porselein is een Chinese uitvinding. Het is reuk- en smaakloos en verkleurt nauwelijks, ook niet als het bijvoorbeeld enkele eeuwen in een scheepswrak op de bodem van de zee heeft gelegen. Het wordt vooral gebruikt om borden, kommen, bekers en ander vaatwerk te produceren dat dienstdoet bij het opdienen en nuttigen van voedsel en drank. Ovenvast porselein dient in de eerste plaats voor het bereiden van voedsel in een oven, en kan een temperatuur tot 250 °C à 300 °C verdragen.
Daarnaast heeft porselein, net als zilver en kristal, een functie als interieurdecoratie, zoals in het geval van vazen, kandelaars, decoratieve deurknoppen, cache-pots, menselijke of dierfiguren enz. Porseleinen serviezen worden meestal in gespecialiseerde winkels verkocht. Daarin is meestal ook bestek, glas of kristal te koop.
Porselein is veel gebruikt als materiaal voor het vervaardigen van isolatoren omdat het stevig, duurzaam, weersbestendig en hittebestendig is en elektriciteit niet geleidt. Ook werd porselein toegepast in tandtechnische laboratoria voor het vervaardigen van kronen en bruggen. Ten slotte is porselein gebruikt om poppenkoppen te vervaardigen en wordt het veel toegepast bij het maken van voorwerpen met een functie in het sanitair, bijvoorbeeld een toilet of een wasbekken.
Voor het maken van porselein is klei vereist. Klei heeft de eigenschap dat het gekneed kan worden als het materiaal nat is. De klei wordt enige maanden in donkere kelders of putten opgeslagen om te rotten. Vele kleien zijn te vet om zonder toevoeging te kunnen worden verwerkt. Om porselein te maken voegt men aan de zo wit mogelijke klei, kaolien genoemd, zilverzand (kwarts) toe om de massa minder vet en bij verhitting glasachtig te laten worden. Het bijzondere van porselein is dat aan de klei een verpulverde steen wordt toegevoegd, veldspaat (of graniet), om de baktemperatuur te verlagen. De verhouding tussen de drie verschillende ingrediënten bedraagt 2:1:1. Vervolgens wordt het water uit de massa geperst en is het "deeg" klaar voor verdere bereiding.
Na de vorming van het voorwerp met behulp van een draaischijf en mallen volgt een droogproces van drie maanden. Vervolgens wordt het Europese porselein tweemaal gebakken. De eerste keer bij 900 °C, waarna het zgn. biscuit ontstaat. Vervolgens wordt het glazuur (een waterig mengsel van porseleinaarde, vermengd met tin of lood) aangebracht. Het gladbakken gebeurt bij circa 1400 °C en duurt anderhalve dag. Bij het bakken is de krimp een probleem: ongeveer 10% van de massa is verdampt.
Als de oven is uitgebrand en afgekoeld wordt het porselein beoordeeld op kwaliteit. In de 18e eeuw moest soms de helft van de productie worden weggegooid (de zogenaamde misbaksels), door een te lage of te hoge baktemperatuur. Veel porseleinfabrieken hielden het dan ook niet lang vol en gingen failliet. Meestal wordt het voorwerp in verfijnde kleuren beschilderd, waarna de decoraties worden gemoffeld in een oven bij 600-900 °C. Oorspronkelijk werden de ovens gestookt met hout, thans met gas.
De bakermat van het porselein ligt in het oude Chinese keizerrijk, waar het werd gebruikt bij de rituelen rond de voorouderverering en voor het opdienen van voedsel. Porselein werd tussen de 7e en de 9e eeuw n.Chr. ten tijde van de Tang-dynastie ontwikkeld om het dure groene jade en het witte jaspis te imiteren. Het aardewerk heeft een edele eenvoud. Soms wordt de ontwikkeling van porselein 500 jaar eerder gelegd, ten tijde van de Han-dynastie, toen het aardewerk voor het eerst werd geglazuurd.[2] Door de oven plotseling te doven, verkreeg men porselein met een craquelédecor.
Nadat de Chinezen kennis hadden gemaakt met het Perzische keramiek, werd uit dat land kobalt ingevoerd om het zo beroemde blauw-witte porselein te fabriceren. In de 14e eeuw werd het schilderen van een decor steeds belangrijker dan de tot dan toe meestal sombere soms ook fascinerende glazuur. Dat was een revolutionaire ontwikkeling en het porselein kreeg veel meer aandacht.
In Europa was het dunne, glanzende en doorschijnende porselein onbekend tot in de 13e eeuw. De ontdekkingsreiziger Marco Polo maakte er als een van de eerste Europeanen kennis met porseleinen eetgerei. Volgens hem werd de klei uit de omgeving van Jingdezhen dertig tot veertig jaar blootgesteld aan zon, wind en regen en konden de vruchten eerst worden geoogst door de volgende generatie. Hij vergeleek het glanzende eindproduct met de tere roze schelp van een zeeslak (familie van de Cypraeidae), dat in de Italiaanse volksmond porcella (varkentje) werd genoemd en gaf het de naam porcellana.
Aanvankelijk werd het porselein via de zijderoute aangevoerd. In Istanboel, in het Topkapi-paleis is een oude en belangwekkende, Chinese collectie te zien. De Chinezen produceerden ook voor de Arabische markt, voorwerpen zonder menselijke afbeeldingen, met een diep soort (Mohammedaans) blauw. In Turkije werd het İznik-keramiek geproduceerd, steeds meer beïnvloed door het Chinese porselein. Pas toen de Portugezen rond 1517 de zeeroute naar China ontdekten, werd het porselein ook in Europa populair. In 1520 noteerde Albrecht Dürer dat hij in Antwerpen drie stuks "porcolona" had gekregen van een Portugees. Filips II bezat 3.000 stuks Ming porselein en in Lissabon waren in 1585 al tien porseleinwinkels.
In Nederland werd porselein bekend, toen in 1602 het Portugese schip San Jago door een vloot van Nederlandse schepen werd overmeesterd. De lading hiervan werd naar Amsterdam vervoerd en geveild. Ook werd eind februari 1603 een Portugese kraak gekaapt in de Straat van Malakka door admiraal Jacob van Heemskerck, beladen met zijde en 100.000 stuks porselein. Op de veilingen van de VOC bracht het zogenaamde kraakporselein, enkele miljoenen op. Iedereen raakte in de ban van het exotische product. Johannes Isacus Pontanus vermeldt dat in 1611 porselein alledaagse, maar prijzige voorwerpen waren.
De term kraakporselein vindt zijn oorsprong in de naam van de Portugese schepen caraques of kraken, waarmee de lading naar Europa werd vervoerd. Het kraakporselein was goedkoop, grof en ongesigneerd. Het was speciaal voor de Europese markt bedoeld en werd vaak door de VOC als ballast onder in het schip geladen. In de Nederlandse huishoudens diende het Chinese porselein aanvankelijk als siervoorwerp. Het werd te pronk gezet op kasten, op speciale richels en op de schoorsteenmantel. De pottenbakkers in Delft werden beïnvloed door het blauw-witte Chinese porselein. Ze gingen over tot het produceren een blauw-wit faience, veelal met Chinese Wanlimotieven.
Toen de Nederlanders vanwege een burgeroorlog tussen de Zuidelijke Ming en de Mantsjoes in de periode tussen 1650 en 1680 moeilijk aan Chinees porselein konden komen, bovendien bij de overgave van Fort Zeelandia aan Coxinga in februari 1662 het eiland Formosa moesten opgeven, gingen de VOC-schepen vaker naar Japan om porselein aan te schaffen. De productie van Imari in Arita (Japan) was opgestart door Koreanen rond het jaar 1600. Vanaf 1640 probeerde Japan autarkisch te zijn en stimuleerde de productie van porselein. Vanaf 1646 produceerde Arita ook voor de export naar Europa. In december 1659 liet Zacharias Wagener 40 kisten met porselein naar Batavia verschepen.[1] Wagener had steengoed uit Westerwald als voorbeeld laten gebruiken, toen de goedkeuring uit Amsterdam op zich liet wachten.[3] Er lag nog een grote order gereed van meer dan 21.000 stuks voor Mokka.[4] Het Japanse porselein was evenwel twee keer zo duur als het Chinese porselein. Pas toen de Hollanders, onder anderen Joan Nieuhof en Joan van Hoorn, de Chinese keizer de nodige eer bezorgden, werd het opnieuw toegestaan met regelmaat de Chinese havens aan te doen. De aanvoerproblemen vanuit China waren voor de pottenbakkers in Delft, Gouda, Harlingen en Makkum niet ongunstig.
Pater d' Entrecolles, een Franse jezuïet heeft de productiemethoden in China in een aantal beroemd geworden brieven beschreven. Na 1730 komt er vooral gekleurd porselein uit China. Bij de ontwikkeling van het procedé hadden de Chinezen hulp van een deskundige jezuïet. De kleur roze of rood was rond 1685 ontwikkeld door de Leidse, Potsdammer of Hamburgse (?) arts, chemicus of glazenier Andreas Cassius en in het begin van de 18e eeuw geïntroduceerd in China.
Ondertussen plaatsten de Nederlanders opdrachten in China, het zogenaamde Chine de commande, gekenmerkt door de Europese taferelen, familiewapens, landschapjes, beroemde personen, provinciewapens, en actuele gebeurtenissen. Daarnaast werd in China Imari porselein besteld, als gevolg van de hoge prijzen in Japan. Cornelis Pronck tekende tussen 1734-1737 en in opdracht van de VOC vijf verschillende Chinese motieven, waaronder de dame met de parasol, de drie doktoren en het prieel. De VOC bemoeide zich steeds minder met de invoer van porselein, en liet de handel over aan particulieren.
De Chinezen wisten het procedé om porselein te maken ongeveer duizend jaar geheim te houden. In het begin van de 18e eeuw lukte het de geoloog Ehrenfried W. von Tschirnhaus, die in Leiden had gestudeerd en in 1687 een brandglas had ontwikkeld om hoge baktemperaturen te verkrijgen, een belangrijke stap in de ontwikkeling van porselein te maken met de hulp van de alchemist Johann Friedrich Böttger. De beide mannen werden financieel gesteund en onder druk gezet door August de Sterke, keurvorst van Saksen om nieuwe en innoverende industrie te ontwikkelen. Op 15 januari 1708 werd een goed procedé ontwikkeld. Op 24 april van dat jaar werd officieel de eerste porseleinfabriek opgericht met behulp van twee Amsterdamse tegelbakkers: Gerrit van Malsem en zijn stiefvader.
Een van de eerste resultaten van de samenwerking tussen Böttger en Tschirnhaus was de productie van rood steengoed die leek op die van Yixing. Op 28 maart 1709 werd de uitvinding van porselein gemeld aan de keurvorst, toen het was gelukt om negen kopieën van Chinees porselein te produceren.[5] In 1710 verhuisde de fabriek naar een beter te bewaken plek, de Albrechtsburg in Meissen. Meissen is een stadje in de omgeving van Dresden.
Böttger produceerde in de beginperiode voornamelijk gepolijst rood of bruin steengoed naar Chinese of Japanse voorbeelden. Aanvankelijk werkte hij met albast, later met veldspaat, dat hogere temperaturen verdroeg en een veel doorschijnender product opleverde. Böttger vond veel navolging en kreeg te maken met plagiaat en personeel dat wegliep naar de concurrentie. Het is pas zijn opvolger Johann G. Hörolt gelukt 16 kleuren te ontwikkelen om porselein te beschilderen. Toen werd het mogelijk het steeds meer in zwang rakende kakiemonporselein te imiteren. Tot die tijd was porselein door thuiswerkers beschilderd, vooral in Augsburg.
Veel Duitse vorsten gingen over tot het stichten van hun eigen (statusverhogende) porseleinfabriek, want het drinken van thee, koffie of chocolademelk werd in de 18e eeuw steeds meer gemeengoed. Porselein bleek een duur, maar uitermate fraai en geschikt product om uit te drinken. Het werd toen "het witte goud" genoemd. Ook het serviesgoed werd door de veranderende tafelmanieren uitgebreider. Soms liep de zaak uit de hand, zoals bij het Zwanenservies, besteld door Heinrich von Brühl.
De porseleinfabrikanten kregen steeds meer te maken met concurrentie uit Engeland, waar rond 1750 een goedkoop procedé om wit aardewerk te produceren werd uitgevonden en de lonen veel lager lagen. Met behulp van twee Engelsen is in 1759 de eerste Hollandse porseleinfabriek opgezet in een oude jeneverstokerij in Weesp. De fabriek was evenwel geen lang leven beschoren. Het productieproces was duur: soms moest de helft van het porselein dat uit de oven kwam worden weggegooid. Het porselein uit Loosdrecht had een wat andere samenstelling, zodat kon worden volstaan met een lagere baktemperatuur. De herkomst van sommige door Joannes de Mol gebruikte grondstoffen en het door hem gebruikte procedé is een nog niet achterhaald geheim.
De naam "porselein" verwijst naar de Italiaanse naam voor de kauri's (Cypraeidae), ook wel porseleinslakken genoemd. In het 15e-eeuwse Italië geloofde men dat het uit China afkomstige porselein was gemaakt van de verbrijzelde geelachtig witte omhulsels van kauri's. die in het Italiaans porcellana werden genoemd. Dit gaat terug naar porcellino, "zeug", (porcellus), verwijzend naar de overeenkomst tussen uitwendige genitaliën van de vrouw en de opening van de kauri's.
De meest gebruikte indeling van het Chinese porselein is de chronologische dynastieke indeling. Legendarisch zijn de zogenaamde Ming-vazen. In de kunsthandel en voor de verkoop kwam meer de indeling naar kleur in zwang, rond 1860 geïntroduceerd door de schilder en verzamelaar Jules-Ferdinand Jacquemart en de kunsthistoricus Edmond-Frederic Le Blant. Vanwege de uiteenlopende schakeringen is gekleurd porselein door hen in groepen ingedeeld: het zogenaamde famille rose en famille jaune. Het famille verte was al eerder bekend, maar werd geperfectioneerd. Tamelijk zeldzaam is het famille noir. Indrukwekkend is het monochrome porselein, waarvan het ivoorachtige, zogenaamde blanc de chine een voorbeeld is. Liefhebbers onderscheiden ook wucai of vijfkleurenporselein, encre de chine of jezuïetenporselein, geproduceerd vanaf 1727, melk en bloed, spinazie en eieren, koffie en room, Amsterdams bont, geïmporteerd ofwel niet versierd ofwel blauw-wit versierd Chinees porselein, dat in Amsterdam werd beschilderd of overgeschilderd met gekleurde emails en eierschaalporselein.
De Qing-periode is onder te verdelen in:
In de 19e eeuw werd steeds witter porselein geproduceerd en qua patroon en vorm is teruggegrepen op eerder geproduceerd porselein of brons. De ovens lagen tijdens de Taiping-opstand stil of werden verwoest. De productie van artistiek porselein kwam opnieuw stil te liggen na 1937 als gevolg van de bezetting van China door Japan.
Hedendaags Chinees serviesgoed dat uitgevoerd wordt naar Europa bestaat ook, zoals het merk Auratic, een producent van beenderporselein (bone china).
In Japan begon men het porselein in 1616 te vervaardigen toen men kaolien in de buurt van Arita vond. De Japanners volgden aanvankelijk de Chinese stijl. In de 18e eeuw ontstond een eigen Japanse stijl.
Kinto is een bekend merk van hedendaags porselein.
Vanaf 1751 was er een fabriek te Doornik, die thans echter niet meer bestaat. Een collectie Doorniks porselein wordt in het Musée Royal de Mariemont bewaard. Ook in Schaarbeek (1786-1790), Etterbeek (1787-1803) en Brussel werd in de 18e en/of 19e eeuw porselein gemaakt.
In 1818 werd in Elsene bij Brussel een porseleinfabriek gesticht door Fréderic Theodore Faber (1782-1844), die reeds ervaring had als porseleinschilder, die Frans porselein decoreerde. Zijn bedrijf werd gesteund door koning Willem I der Nederlanden. Faber decoreerde een servies dat uit 352 stuks bestond, in de periode 1819-1821 voor de koning. Het porselein hiervoor kwam uit Frankrijk, omdat de oven die Faber in Brussel bezat, toen zo'n productie nog niet aan kon. In 1829-1830 maakte Faber (Peintre sur porcelaine du Roi) het huwelijksservies van prinses Marianne, de dochter van de koning. Men gebruikte kaolien uit Limoges.
De Belgische revolutie was een tegenslag voor Faber. Zijn zoon, Henri Faber, zette het bedrijf na 1835 verder en maakte een luxueus dessertservies voor koning Leopold I van België.
Ten onrechte schreef de pers soms over de porseleinfabriek van Royal Boch in La Louvière. Dit bedrijf produceerde geen porselein, maar faience (aardewerk), dat poreus was.
Pieter Stockmans, een designer die bij Mosa gewerkt had, maakte porseleinen borden en vazen in zijn atelier te Genk-Winterslag.
Andere bekende merken zijn Belleek, dat porselein maakt sinds 1863 (Belleek Pottery, Noord-Ierland), Royal Albert, Minton bone china, Spode en Paragon. Bone china of beenderporselein was een Britse uitvinding maar wordt nu ook in Scandinavië, Duitsland, Indië en China gemaakt. Het Zweedse bedrijf Gustavsberg produceert sinds 1866 ook beenderporselein.
In 1760 ontstond de porseleinmanufactuur Buen Retiro, dat als grondstof magnesiumsilicaat gebruikte uit de groeve van Vallacas bij Madrid. Het initiatief kwam van koning Karel III en zijn echtgenote, Maria Amalia van Saksen. Buen Retiro hield op te bestaan als gevolg van een oorlog in 1808.
Momenteel produceert het bedrijf Lladro uit Valencia porseleinen figuren zoals meisjes, jongens, clowns, voorstellingen van een beroep, figuren voor een kerststal of dieren.
In 1718 begon Claudius Innocentius du Paquier, met privilege van de keizer te Wenen een porseleinfabriek. Hij had hulp van twee medewerkers uit Meissen. Du Paquier verkocht het bedrijf in 1744 aan de Oostenrijkse staat. De Wiener Porzellanmanufaktur, die het Oostenrijkse hof en de adel van serviezen en sierstukken van erg hoge kwaliteit voorzag bestond tot 1864. In 1923 ontstond de porseleinfabriek Augarten, die nog steeds actief is, en gedeeltelijk de decors van de vroegere Weense manufactuur heeft overgenomen[10]. Augarten produceert serviezen, lampenvoeten, figuren en vazen. Augarten porselein wordt met de hand beschilderd.
Pickard China uit de staat Illinois en Lenox uit de staat New York zijn beide leveranciers van serviezen voor het Witte Huis. Hun producten worden ook wereldwijd verkocht.
In de taal wordt porselein ook gebruik als aanduiding voor "waardevol" en/of "duurzaam", zoals:
Seamless Wikipedia browsing. On steroids.
Every time you click a link to Wikipedia, Wiktionary or Wikiquote in your browser's search results, it will show the modern Wikiwand interface.
Wikiwand extension is a five stars, simple, with minimum permission required to keep your browsing private, safe and transparent.