Loading AI tools
Nederlands oorlogsmisdadiger Van Wikipedia, de vrije encyclopedie
Maria (Miep) Oranje (Bloemendaal, 6 mei 1923 – ?)[1] was een Nederlandse vrouwelijke 'V-mann' in de Tweede Wereldoorlog. Ze werd Miep genoemd en haar namen in de illegaliteit waren Edith en Netty de Graaf. Zij werd later aangeduid als Koerierster des doods. Geschat wordt, dat haar dubbelspel voor de bezettingsmacht tot de aanhouding van 195 Nederlandse verzetsmensen heeft geleid,[2] maar ondanks speurwerk van de Politieke Opsporings Dienst is ze niet veroordeeld, ook niet bij verstek. In de oorlog is zij spoorloos verdwenen; in 1962 is zij per 9 augustus 1944 juridisch dood verklaard. Over haar verdwijning is veel gespeculeerd, maar niets bewezen.[3][4]
Miep Oranje | ||||
---|---|---|---|---|
Miep Oranje in 1942 | ||||
Algemeen | ||||
Geboortedatum | 6 mei 1923 | |||
Geboorteplaats | Bloemendaal | |||
|
Oranjes moeder overleed in 1930, toen zij nog op de lagere school zat. Haar vader, die zeeman op de grote vaart was, hertrouwde in 1935, waarna het gezin naar Soest verhuisde. Miep Oranje ging naar het Baarnsch Lyceum en haalde in 1942 het eindexamen HBS-A. Daarna ging ze aan de Universiteit Utrecht sociale geografie studeren. Dat duurde niet lang, want in 1943 weigerde ze net als ruim 83% van de studenten de zogenoemde loyaliteitsverklaring te tekenen, waarna de universiteit gesloten werd. Tijdens haar studie was ze lid van studievereniging V.U.G.S.
Via een studiegenote raakte Oranje betrokken bij het verzet; ze bracht als koerierster verboden krantjes rond. De verzetsgroep, met de naam Rolls Royce, was rondom Soest actief en ook de latere schrijfster Mink van Rijsdijk (Miep Wielenga-Quelle) was er lid van.
Op 29 december 1943 werd ze bij het St. Elisabethklooster in de bossen bij Lage Vuursche door de Duitse Feldgendarmerie staande gehouden. Toen bleek dat ze illegale kranten in haar fietstas had, werd ze gearresteerd en naar het beruchte hoofdkantoor van de Sicherheitspolizei in de Euterpestraat in Amsterdam gebracht. Groep Rolls Royce bleef tot na de bevrijding van Zuid-Nederland actief.
Twee maanden later was Oranje terug in Soest. Ze vertelde dat ze was ontsnapt, maar vanaf dat moment werden er opvallend veel verzetsstrijders en onderduikers in die omgeving opgepakt. Het leek er daarom op dat ze voor de Duitsers was gaan werken, te meer, omdat ze een affaire had met Herbert Oelschlägel, een lid van de Sicherheitsdienst. Verraad van haar kant was er de oorzaak van dat vele verzetsmensen in de handen van de Duitse bezetter zijn terechtgekomen en dat vaak niet overleefden. Dit waren onder anderen:
In de zomer van 1944 dook ze een week onder bij een oom en tante in Arnhem. In Rotterdam werd ze vervolgens secretaresse van de afdeling Zuid-Holland van de Landelijke Organisatie voor Hulp aan Onderduikers, waarvan Teus van Vliet de leider was. Zes weken later pakten de Duitsers verspreid door het land tientallen verzetsmensen op. Duidelijk was, dat dit een gevolg was van verraad. In verzetskringen kwam men tot de conclusie dat óf de drukker óf de secretaresse van de Rotterdamse organisatie de verrader moest zijn.