Deze meester kreeg zijn noodnaam in de jaren 1970 van de Amerikaanse kunsthistorica Eleanor Spencer. Andere kunsthistorici zoals Otto Pächt en Dagmar Thoss, en John Plummer vervolledigden het toegewezen oeuvre.
Er zijn geen biografische gegevens over deze meester bekend, maar volgens Spencer zijn er in zijn werk connecties met Duitsland vast te stellen.[3]
In het begin van zijn carrière is hij actief in Parijs en werkte hij samen met de Bedford-meester. Hij was misschien actief in diens atelier samen met Fastolf-meester en de Talbot-meester. Hij werkte mee aan prestigieuze werken zoals de Bedford en Sobieski-getijden. Na 1427 zou hij verhuisd zijn naar een stad die onder Engels regime viel, misschien Rouen. Hij maakte in die tijd enkele getijdenboeken voor het gebruik[4] van die stad. Uit andere werken blijkt dan weer dat hij eveneens actief bleef voor Parijse klanten. In de jaren 1440-1450 maakt hij getijdenboeken voor klanten in Reims, Angers en Poitiers. Op het einde van zijn loopbaan werkte hij samen met de Meester van Adelaïde van Savoie, die in die laatste stad gevestigd was. Het is natuurlijk perfect mogelijk dat hij voor klanten over heel Frankrijk werkte vanuit Parijs.[3]
Men kan zijn werk herkennen aan onder meer het gebruik van zwarte lijntjes om volume te creëren in grote kleurvlakken en in de gezichten en vleeskleurige elementen. Zijn personages hebben vaak gezichten met hangende mondhoeken, dikwijls dikke lippen en dikke of gezwollen wenkbrauwen. De ogen liggen vaak diep in het gelaat. Men kan anderzijds vaststellen dat het gezicht van hetzelfde personage soms met dikke en soms met fijne lippen wordt afgebeeld in hetzelfde manuscript. De mondhoeken worden frequent benadrukt met een klein verticaal streepje.[5]
Er zijn volgens Laurent Ungeheuer 48 werken waaraan deze meester zou hebben meegewerkt of die van zijn hand zijn. Daarbij zijn er 41 getijdenboeken, een gebedenboek, twee volumes van een brevier, een Légende dorée, een Roman d’Alexandre en een stichtelijke tekst.
Laurent Ungeheuer: The Munich Golden Legend Master, a Disciple of the Bedford Master: Collaborations and Independence of a Parisian Illuminator between 1420 and 1450, January 2017 Revue de l Art 195(1):23-32.
Het getijdenboek is ontstaan uit het breviarium of brevier, het gebedenboek voor de clerus. Voor het Concilie van Trente (1545-1563) kon elke bisschop het Breviarium opstellen of aanpassen voor zijn eigen diocees en dit werd ook bijna overal gedaan, elke kloosterorde en elk bisdom had zijn eigen Breviarium, vandaar de term ‘voor gebruik in ....’. Dit “gebruik” of de “usus” werd doorgetrokken naar de getijdenboeken.
Laurent Ungeheuer: Le Maître de la Légende dorée de Munich, Un enlumineur parisien du milieu du XVe siècle, formation, production, influences et collaborations. Doctoraatsthesis 2015, pp.353-356.