Loading AI tools
toneelschrijver uit Oude Rome (4v Chr-65) Van Wikipedia, de vrije encyclopedie
Lucius Annaeus Seneca (Córdoba (Spanje), ± 4 v.Chr. - bij Rome, 65 n.Chr.) was een Romeins schrijver en stoïcijns filosoof, die een belangrijke positie in het Rome ten tijde van keizer Nero bekleedde. Deze Seneca staat ook bekend als Seneca minor (Seneca de jongere), om hem te onderscheiden van zijn vader, Seneca Maior (Seneca de oudere), de redenaar.
Lucius Annaeus Seneca | ||||
---|---|---|---|---|
Borstbeeld van Seneca, helft van een dubbele herme, Antikensammlung (Berlijn) | ||||
Persoonsgegevens | ||||
Geboren | 4 v.Chr te Córdoba, Hispania | |||
Overleden | 65 te Rome | |||
Land | Romeinse Rijk | |||
Functie | schrijver en stoïcijns filosoof | |||
Oriënterende gegevens | ||||
Tijdperk | Antieke filosofie | |||
Stroming | Stoïcisme | |||
Belangrijkste werken | ||||
ca. 40−64 | Dialogi | |||
ca. 55 | De clementia | |||
na 60 | De beneficiis | |||
ca. 62−64 | Quaestiones naturales | |||
ca. 65 | Epistulae Morales ad Lucilium | |||
|
Na een voorspoedige carrière in Rome werd hij verbannen naar Corsica door keizer Claudius, waaruit hij na acht jaar werd teruggeroepen. Daarna belandde hij in het centrum van de macht, het hof van Nero. Hij hoopte hier een goede invloed te kunnen uitoefenen, hetgeen de eerste jaren ook lukte, maar daarna kwam de teleurstelling: de jonge Nero ontpopte zich tot de Nero zoals de geschiedenis hem kent, een man die geestelijk niet helemaal in orde was en gruwelijke dingen heeft gedaan. Seneca trok zich terug uit het politieke leven, in de hoop nog te ontsnappen aan Nero's waanzin. Een paar jaar later werd hij toch, door Nero, gedwongen tot zelfmoord.
Parallel hieraan loopt zijn carrière als schrijver. Zijn werk is niet de neerslag van zijn leven, maar wordt er wel door gevoed. Een belangrijke rol speelt de individuele autonomie, de innerlijke vrijheid. Dit werk, waarin de stoïsche filosofie wordt toegepast op de praktijk van het leven, culmineert in de Brieven aan Lucilius die hij aan het einde van zijn leven schreef.
Seneca's leven is slechts in hoofdlijnen bekend. Hij werd geboren te Córdoba (Spanje) als zoon van Seneca de Oudere,[1] een bekend redenaar. Hij had twee broers, van wie er één, Gallio, landvoogd van Achaea was en wordt genoemd in Handelingen 18:12-17, de andere was de vader van de dichter Lucanus. Seneca is op jonge leeftijd voor zijn opleiding naar Rome gekomen. Daar kreeg hij het bedoelde onderwijs in de retorica, maar echt gegrepen werd hij door de filosofie, iets waar zijn vader niet enthousiast over was. Seneca vertelt onder andere over de Pythagoreër Sotion en de stoïsche filosofen Attalus en Sextius.[2] Hierdoor aangezet veranderde hij zijn leven; een tijd lang leidde hij een extreem sober leven, zozeer zelfs dat het zijn gezondheid in gevaar bracht. Hij heeft aanvechtingen tot zelfmoord gekend, maar hij zag hiervan af uit consideratie voor zijn vader.
Seneca was zeer belezen en had zich verdiept in de details van de stoïsche filosofie, maar ook van andere filosofische scholen. Daarnaast kende hij de Latijnse dichters goed (hij citeert Vergilius zeer vaak) alsook het werk van Cicero. Het feit dat Seneca in het Latijn schreef, geeft aan dat hij specifieke literaire ambities had: ook in zijn tijd nog was het voor een filosoof gebruikelijker zich van het Grieks te bedienen.
Zijn gezondheid is altijd precair geweest (hij leed onder meer aan astma). Waarschijnlijk was het ook in verband met zijn gezondheid dat hij vóór het jaar 31 een paar jaar in Egypte heeft doorgebracht. Na zijn terugkeer uit Egypte maakte hij snel carrière en werd een bekend redenaar, zozeer dat de toenmalige keizer Caligula, naar verluidt, jaloers was op zijn successen. Na de troonsbestijging van Claudius is Seneca op instigatie van Messalina[3] naar (de Romeinse provincie) Corsica verbannen. Deze verbanning duurde van 41 tot 48. Over deze periode in Corsica is inhoudelijk niet veel bekend, reden waarom in levensbeschrijvingen deze periode meestal snel wordt afgedaan. Wel is bekend dat hij vanuit Corsica een open brief gericht heeft aan Polybius,[4] iemand met invloed bij keizer Claudius, waarvan de bedoeling was dat deze bij de keizer zou gaan lobbyen voor zijn terugroeping. Ook schreef hij hier de Consolatio ad Helviam matrem, een troostschrift gericht aan zijn moeder Helvia, die hem nu moest missen.
Door toedoen van Agrippina werd hij in 49 teruggeroepen en aangesteld als opvoeder van haar zoon, de jonge Nero. Hiermee beoogde zij de publieke opinie gunstig te stemmen; een teken dat Seneca ondanks zijn lange afwezigheid uit Rome nog steeds een bekende naam had. Seneca werd nu een van de aanzienlijkste, invloedrijkste en vermogendste Romeinen. Toen Nero in 54 op 16-jarige leeftijd keizer werd, had Seneca samen met Burrus gedurende de eerste vijf jaren feitelijk het bestuur van het Imperium in handen. Dit zijn de jaren van het zogenaamde Quinquennium Neronis, een periode die bekendstaat als een van de voorspoedigste uit de Romeinse keizertijd. Seneca heeft waarschijnlijk lang gedacht met Nero een einde te kunnen maken aan de serie van slechte keizers (de late Tiberius, Caligula, Claudius). Langzaamaan echter, met het ouder en zelfstandiger worden van Nero, nam zijn invloed af, en na de dood van Burrus was er geen houden meer aan. Seneca viel in ongenade; hij trok zich terug uit het publieke leven, en werd in 65 tot zelfmoord gedwongen, ditmaal op beschuldiging van deelname aan Piso's samenzwering tegen Nero. Het is niet bekend of hij hier ook daadwerkelijk aan had deelgenomen. Tacitus heeft op dramatische wijze beschreven hoe Seneca, in aanwezigheid van vrienden en zijn vrouw Paulina, op een manier de Stoa waardig, een einde aan zijn leven maakte.
Seneca's filosofie kent geen eigen systeem dat men vervolgens kort samengevat kan weergeven. Men zou hem het best als moralist kunnen karakteriseren, ware het niet dat deze term in het Nederlands de zwaar negatieve connotatie van zedenprediker heeft. In zijn eigen ogen is wat hij doet het toepassen van de overgeleverde stoïsche filosofie op de praktijk van het leven. Zoals hij schrijft in de 64e brief: "Stel dat ons geneesmiddelen overgeleverd waren, waarmee ogen behandeld kunnen worden: dan hoef ik geen andere meer te zoeken, maar ze dienen toegepast te worden op de kwalen en aangepast aan de omstandigheden. (...) Geneesmiddelen voor de ziel zijn al door de ouden uitgevonden; maar het is aan ons te bepalen hoe ze toe te passen en wanneer."[5] Hiermee is ook aangegeven waarom wij de filosofie nodig hebben: om ons te genezen, 'beter te maken'. Een van die geneesmiddelen is het je niet laten leiden door emoties; een mens moet de vrijheid behouden om zelf (dat wil zeggen zijn rede) te kunnen beslissen wat hij doet. Hiertoe draagt ook bij zich niet te laten leiden door wat anderen van ons vinden. Verder hoort hier het loskomen van de angst voor de dood bij. Men kan alleen goed met het leven omgaan als men niet bang is het te verliezen. Algemener gesteld geldt dit voor alle bezit. Eén en ander is 'urgent', al is vrijwel niemand zich hiervan bewust. Het is toch vreemd: wanneer wij ziek zijn, laten we al het andere varen en hebben we als hoogste prioriteit beter te worden; maar met onze geestelijke ziekte doen we dat niet?[6] Dat komt doordat bij dit soort ziekte een deel van de kwaal is dat we niet in de gaten hebben dat we ziek zijn.
De mens moet in harmonie met de natuur leven. Voor 'natuur' gebruikt Seneca ook de termen 'god' of 'goden'. In zijn brief 41 gaat hij tamelijk ver in de richting van een persoonlijke god. Elders (brief 53, 11) zegt hij dat de wijze godgelijk is, of eigenlijk nog boven de goden staat, omdat het eigen verdienste van de wijze is als hij zich ontdaan heeft van vrees, terwijl de goden dit van nature hebben meegekregen.
Er valt een tweespalt waar te nemen in Seneca's karakter: enerzijds een drang tot publiek en sociaal optreden; anderzijds een hang naar afzondering, meditatie en schrijven. Binnen dit laatste lijkt zijn wetenschappelijke nieuwsgierigheid weer strijdig met het feit dat hij deze feitelijk afkeurt en als niet echt relevant beschouwt. Dit valt waarschijnlijk hierdoor te verklaren dat levensfilosofische beschouwingen niet de dag kunnen en hoeven te vullen. Daarom houdt hij zich bezig met natuurwetenschap, zonder dat dat wezenlijk is, dus als intellectuele hobby. Zo blijkt hij ook op de hoogte van de filologie van zijn tijd,[7] al verwerpt hij elders het feit dat voor velen de filosofie is verworden tot filologie. Seneca benadrukt herhaaldelijk de waarde van vriendschap, bijvoorbeeld in zijn 6e brief aan Lucilius, terwijl hij de 63e brief beschrijft hoe hij "onmatig gehuild" heeft om het overlijden van zijn vriend Serenus.
Eenzaamheid en sociaal verkeer dienen onderling afgewisseld worden: de eerste roept bij ons het verlangen naar anderen wakker, de laatste die naar ons zelf, zodat kruiselings de ene geneesmiddel is voor de andere. De eenzaamheid geneest de afkeer van de mensenmassa, de massa de afkeer van het alleen zijn.
— De Tranquillitate Animi XVII,3
Karl Büchner[8] spreekt over een 'verinnerlijkte' Stoa bij Seneca.
Een groot deel van Seneca's werk is verloren gegaan. Bewaard zijn:
Seneca is de enige Romeinse auteur van wie tragedies zijn overgeleverd. Deze staan wat apart binnen zijn oeuvre,[10] en het is onduidelijk wanneer Seneca ze geschreven heeft: Grimal denkt vooral aan de periode van zijn verbanning op Corsica;[11] Manfred Fuhrmann plaatst ze iets later omdat hij vermoedt dat ze geschreven zijn om Nero (die zich immers voor toneel en poëzie interesseerde) langs deze weg bekend te maken met stoïsche opvattingen.[12] Men gaat ervan uit, dat deze tragedies toespelingen bevatten op politieke gebeurtenissen. Er is niets bekend over eventuele opvoeringen van deze stukken in Rome.
Het zijn aan de buitenkant gezien nabootsingen van de werken van de Griekse tragediedichters, maar Seneca heeft vooral belangstelling voor het gruwelijke, voor extreme levenssituaties, die ook werkelijk verbeeld worden op de scène, en niet slechts worden aangeduid (bv. middels het bericht van een bode). Hij laat de hevigste passies zien als drijfveer voor menselijk handelen, alsook wat de gevolgen hiervan zijn.
Het zijn respectievelijk de Hercules Furens, Agamemnon, Troades, Medea, Hercules Oetaeus, Phoenissae, Phaedra, Thyestes en de Oedipus. Hugo Claus heeft bewerkingen gemaakt van de laatste drie.
Behalve deze 'Griekse' tragedies is ons op naam van Seneca ook een 'Romeinse' tragedie, getiteld Octavia, overgeleverd. Dit is de enige volledig bewaard gebleven fabula praetexta uit de Latijnse literatuur. Ze heeft tot thema de ongelukkige ervaringen van Octavia met haar echtgenoot Nero, die haar onder invloed van Poppaea verstootte en de dood injoeg. Seneca is zelf een van de personages in het stuk. De ware auteur blijft onbekend; de meeste specialisten zijn van mening dat Seneca niet de auteur kan zijn.
De Apocolocyntosis Divi Claudii,[13] ook Ludus de morte Divi Claudii geheten (Spel over de dood van de vergoddelijkte Claudius) uit 54 na Chr. is een enigszins boosaardige maar levendige menippische satire (mengeling van proza en poëzie) over de belevenissen van keizer Claudius na zijn overlijden. De Apocolocyntosis maakt de wreedheid en het gestotter van Claudius belachelijk. Na een humoristische rechtszaak wordt Claudius veroordeeld tot eeuwig vergeefs dobbelen - een pekelzonde van hem - en naar de onderwereld afgevoerd. De auteur betoogt dat als zelfs een slechte keizer als Claudius vergoddelijkt kan worden, men het geloof in de goden ondermijnt. Velen zien tegenwoordig vooral de virtuositeit van de schrijver Seneca in dit werk, waaraan vroeger wel aanstoot werd genomen vanwege de inhoud: Seneca was door Claudius verbannen naar Corsica en nam wraak in deze satire. Maar Seneca was ook de auteur van de officiële lijkrede op diezelfde keizer Claudius. De tekst is onvolledig overgeleverd.
Seneca is zich zeer bewust van de taal die hij hanteert. Hij behandelt ook de problematiek van het vertalen van Griekse filosofische begrippen in het Latijn. Seneca's stijl heeft de Latijnse literatuur vernieuwd met zijn zeer levendige, gepointeerde stijl (reden waarom men hem vaak aantreft in bloemlezingen van citaten). Voor zijn hoofdwerk, de Brieven aan Lucilius, geldt dat velen het er over eens zijn dat men er niet te veel van achter elkaar dient te lezen, omdat zijn stijl anders gaat tegenstaan.
Max Pohlenz[14] zegt dat Seneca zich weleens laat meeslepen door zijn eigen taalvirtuositeit, waardoor hier en daar inconsistenties optreden. Van Karl Büchner[15] is de mooie kwalificatie polyfoon ter aanduiding van Seneca's werk. Ook hij signaleert de inconsistenties: "Seneca's weinig dogmatische denken is altijd op concrete situaties betrokken, hetgeen zijn elasticiteit verklaart, die soms op lyriek gaat lijken en niet zelden tegenspraken moet laten staan, hetgeen bij veel critici zelfs de indruk heeft gewekt van een sofistisch spel."
Een verklaring voor het feit, dat in sommige van de zogeheten 'Dialogi' weinig filosofische stringentie betracht wordt kan erin gelegen zijn dat deze werken primair bedoeld waren om voorgedragen te worden. Vandaar de herhalingen en retorische uitweidingen. Zie Eckhard Lefèvre: Waren philosophische Schriften Senecas zur Rezitation bestimmt?.
Seneca is altijd veel gelezen. De vroege christelijke kerk en de kerkvaders waren hem gunstig gestemd. Tertullianus noemde hem "onze Seneca".[16] Dante zette Seneca in het Limbo, het deel van het Inferno waar deugdzame antieke filosofen van voor Christus' geboorte de eeuwigheid moesten doorbrengen, omdat zij de genade van Christus misten. Erasmus heeft een uitgave van Seneca's werken verzorgd. Montaigne was een enthousiast lezer van zijn prozageschriften. Zijn tragedies zijn in Europa na de Renaissance velen tot inspiratie geweest, en hebben mogelijk meer invloed op het toneel gehad dan de werken van de Griekse treurspeldichters. Seneca de Jongere komt voor als figuur in Monteverdi's opera L'Incoronazione di Poppea.
Seneca heeft echter ook altijd vijanden gehad, mensen die in hem een hypocriet zagen en zijn werk niet konden waarderen. Lucius Cassius Dio (ca. 155-na 229) schreef:
Niet alleen daarin, maar ook in andere opzichten werd hij ontmaskerd als iemand die alles volkomen tegengesteld deed aan wat hij als filosoof beweerde. Want terwijl hij tirannie aan de kaak stelde, werd hij tirannenleraar, terwijl hij tekeer ging tegen hen die met despoten verkeerden, bleef hijzelf niet weg van het paleis. Terwijl hij vleiers verketterde, had hij voortdurende gepoogd bij Messalina en de ex-slaven van Claudius in de gunst te komen, zodat hij hun zelfs een geschrift [Troost voor Polybius] vanuit het eiland stuurde dat hun lof zong. Later verdoezelde hij het uit schaamte. Hij stelde de rijken aan de kaak, maar verwierf een bezit van 300 miljoen sestertiën. Hij keurde de weeldezucht van de anderen af, maar had vijfhonderd tafels van citroenhout met drie poten van ivoor en daarop liet hij spijzen opdienen.
— Dio: Romeinse geschiedenis, boek 61 33.9, vertaling in Hooff (2010)
Sinds Michel Foucault in Le Souci de soi (1984) schreef over Seneca kwam er weer meer wetenschappelijke belangstelling voor Seneca en verschenen weer vele publicaties over hem.[17]
Seamless Wikipedia browsing. On steroids.
Every time you click a link to Wikipedia, Wiktionary or Wikiquote in your browser's search results, it will show the modern Wikiwand interface.
Wikiwand extension is a five stars, simple, with minimum permission required to keep your browsing private, safe and transparent.