Top Qs
Tijdlijn
Chat
Perspectief
Lijst van schouten en schepenen van Maastricht
overzicht van hoge ambtsdragers in de Nederlandse stad Maastricht, ca. 1260-1795 Van Wikipedia, de vrije encyclopedie
Remove ads
Dit is een lijst van schouten, schepenen en andere hoge ambtsdragers van de stad Maastricht van 1245 tot 1795. Tot de komst van de Fransen in 1794 had het tweeherige Maastricht een Luiks en een Brabants hooggerecht, elk met zijn eigen schout en schepenen. Daarnaast vielen delen van de middeleeuwse stad onder het rechtsgebied van het Brabantse Graafschap van de Vroenhof. De buitengebieden van de huidige gemeente Maastricht behoorden eveneens tot verschillende rechtsgebieden: de Vroenhof, Sint Pieter, Pietersheim, Heugem, Heer, Borgharen en Itteren. Ook deze hadden elk hun eigen schout en (meestal zeven) schepenen.
Remove ads
Toelichting
Samenvatten
Perspectief
De rechtsgebieden in de tweeherige stad Maastricht
Van oudsher was het bestuur van de stad Maastricht een complexe aangelegenheid. Dat kwam in de eerste plaats door het feit dat de soevereiniteit gedeeld werd door de prins-bisschop van Luik en de hertog van Brabant. De oorsprong van deze dubbele, landsheerlijke jurisdictie, de tweeherigheid van Maastricht, ligt nog grotendeels in het duister, maar gaat vermoedelijk terug tot de karolingische tijd. De tweeherigheid werd vastgelegd in de Alde Caerte van 1284 en aangescherpt in de Dochter Caerte van 1356.[1][2]

Daarnaast waren er tot aan het einde van het ancien régime nog verschillende andere jurisdicties in het binnen en deels buiten de stadswallen gelegen gebied. Grote delen binnen de stad behoorden tot het rechtsgebied van de Vroenhof en viel onder Brabant. De in de late middeleeuwen geannexeerde, relatief kleine Nieuwstad behoorde bij de vrijheid Sint Pieter en viel onder de rechtsmacht van de bisschop van Luik. Dat gold ook voor een klein, deels in, deels buiten de stad gelegen gebied tussen de Jeker en de weg naar Montenaken, dat bekend stond als de Bisschopskommel.[noot 1] Het eveneens kleine gebied van Tweebergen ressorteerde onder de proosdij van Sint-Servaas, terwijl de directe omgeving van de twee kapittelkerken – de zogenaamde claustrale singel – tot de immuniteiten van het Sint-Servaas- en het Onze-Lieve-Vrouwekapittel werden gerekend. In principe vielen de kloosters in wereldlijke zaken onder de Brabantse of Luikse jurisdictie, maar in geestelijke zaken onder de (aartsdiakonale) jurisdictie van de deken en het kapittel van Sint Servaas en in mindere mate onder die van Onze Lieve Vrouwe.[noot 2] Het vanaf 1567 permanent inliggende garnizoen viel buiten het gewone wereldlijke gezag.[4] De rest van de stad (nog steeds het belangrijkste deel), inclusief een beperkt gebied buiten de stadsomwalling, de zogenaamde "Vrijheid van Maastricht", behoorde tot de tweeherige Luiks-Brabantse jurisdictie.[5][6] De hoofdstraten door de stad vielen eveneens onder de tweeherigheid.[noot 3] Bij de Maas was het de brug die de rivier verdeelde: bovenstrooms viel zij onder de bisschop van Luik, benedenstrooms onder Brabant.
Buiten de ommuurde stad was de situatie al even gecompliceerd. De Vroenhof zette zich buiten de stadsomwalling voornamelijk in zuidwestelijke richting voort tot het gehucht Heukelom. Ten noorden ervan lag de heerlijkheid Pietersheim (waartoe het gehucht Caberg behoorde); ten zuiden lag de Luikse heerlijkheid Sint Pieter. Op de oostelijke Maasoever lag de bank Heer, een van de elf banken van Sint-Servaas. De rechtsgeschiedenis ervan is vrij goed gedocumenteerd. De andere banken in deze omgeving, Heugem, Borgharen en Itteren-Meerssenhoven, zijn nog nauwelijks bestudeerd (Itteren en Meerssenhoven vormden waarschijnlijk één bank). Elk rechtsgebied beschikte over zijn eigen schepenbank, soms ook over een eigen rechtszaal, gevangenis en terechtstellingsplaats.[7]
Het Brabants en het Luiks hooggerecht in het tweeherige Maastricht
De tweeherigheid van Maastricht bracht met zich mee dat de magistraat (het stadsbestuur) samengesteld moest zijn uit evenveel bestuurders van Maastrichts-Luikse, als van Maastrichts-Brabantse geboorte (nativiteit).[noot 4] Daarom telde het stadsbestuur een Brabantse en een Luikse schepenbank en een Indivieze Raad, waarvan het aantal leden (schepenen, gezworenen, burgemeesters, secretarissen en peymeesters) steeds voor beide nativiteiten even groot moest zijn. Wel varieerde de samenstelling van het bestuur in de loop der eeuwen, naarmate sommige groepen (met name de ambachten) aan politieke macht verloren. Van de vroegmoderne tot de Franse Tijd bestond het stadsbestuur uit een Luikse en een Brabantse hoogschout, een burgemeester van Luikse en een van Brabantse zijde, tweemaal zeven schepenen en tweemaal vier (later elf of twaalf) gezworen 'raden'. Zij werden terzijde gestaan door een Luikse en een Brabantse secretaris voor het Hooggerecht, een Luikse en een Brabantse secretaris voor het Laaggerecht, een Luikse en een Brabantse pensionaris en voor elke nativiteit een peymeester (belasting-inner).[9] Gezamenlijk vormden ze de Indivieze (= ongedeelde) Raad, het volledige stadsbestuur. De magistraatsleden behoorden tot een beperkt aantal regentenfamilies, die de verschillende ambten onder elkaar verdeelden.[10]

![]() |
![]() | |
Schoorsteenstukken in het Stadhuis van Maastricht met allegorische voorstellingen van de dubbele jurisdictie (Theodoor van der Schuer, 1704-1705) |
![]() |
![]() | |
Twee regenten en tegenpolen in de Maastrichtse politiek in de late 18e eeuw. Links; Jan Hubert van Slijpe, Brabants schepen (1762-1772) en vice-hoogschout (1781-1789). Rechts: Willem Hendrik van Panhuys, Brabants schepen (1766-1768, 1770-1774) en commissaris-instructeur (1773-1795) |
In 1224 is voor het eerst sprake van een Brabantse en Luikse schepenbank, elk bestaande uit zeven schepenen.[11] De schout was voorzitter van het hooggerecht en aanklager, maar nam geen deel aan de beraadslagingen.[12] Of men zich tot de ene of de andere schepenbank moest wenden, hing af van de 'nativiteit' (geboorte, nationaliteit) van de rechtzoekenden, die erfelijk was (via de moeder). Gemiddeld was slechts een kwart van de bevolking van Luikse geboorte.[13] Een geding tussen personen van verschillende nativiteiten werd voor de gezamenlijke schepenbanken gevoerd, volgens het principe "des man, des ban".[noot 5] Aanvankelijk waren de schepenen belast met zowel de hoge en lage rechtspraak, als het bestuur en de administratie van de stad. Dat laatste, alsmede een deel van de lage rechtspraak, werd geleidelijk overgenomen door de burgemeesters en gezworenen, die eveneens tweeledig waren samengesteld uit Luikse en Brabantse burgers.[noot 6] Terwijl schouten[noot 7] en schepenen typische vertegenwoordigers van het soevereine gezag waren, vertegenwoordigden burgemeesters en gezworenen de burgerij. Laatstgenoemden kwamen vanaf circa 1377 samen in "De Lanscroon" en "De Liebaert" in de Grote Staat. De schepenbank was vanaf die tijd gevestigd in het Dinghuis aan de Kleine Staat.
Vanaf 1430 namen de hertogen van Bourgondië in het Maastrichtse bestel de plaats in van de Brabantse hertogen, en vanaf 1482 de Habsburgse vorsten, zonder dat er voor de stad veel veranderde. Dat was wel het geval in 1579, toen de stad werd ingenomen door Parma. In 1580 werd een veel autocratischer systeem ingevoerd, waarbij de ambachten alle invloed verloren.[17] Na de inname van de stad door Frederik-Hendrik traden de Staten-Generaal in de rechten van de Brabantse hertogen. Voortaan moesten alle ambten van Brabantse zijde, ook dat van hoogschout, door protestanten worden ingevuld. Dat die een minderheid vormden in het overwegend katholieke Maastricht, maakte geen verschil. Aan Luikse zijde veranderde er in 1632 niets, dus een katholiek kon na 1632 nog steeds Luiks schout of schepen worden, mits hij de Luikse nativiteit bezat.[18] Wie van huis uit Brabants-Maastrichts was en voor zijn nageslacht een bestuurlijk ambt ambieerde, huwde een meisje van Luiks-Maastrichtse afkomst. Haar kinderen kregen immers de Luikse nativiteit. In de achttiende eeuw lieten de hoogschouten, die meestal niet in Maastricht woonden, zich vervangen door vice-hoogschouten uit de plaatselijke burgerij.[12] Vrijwel alle hogere posities werden toen ingenomen door leden van Maastrichtse regentenfamilies, meestal niet meer dan tien, die bovendien door onderlinge huwelijken sterk verwant waren.[19]
De inname van Maastricht door het Franse revolutionaire leger in november 1794 en de inlijving bij Frankrijk in mei 1795, maakten een einde aan het tweeherige bestel. Na een overgangsperiode had Maastricht vanaf 1800, net als elke Franse stad, één burgemeester (maire genoemd), bijgestaan door een mede-burgemeester (adjoint). Gemeenteraadsleden werden tot de invoering van de Gemeentewet in 1851 aangeduid als schepenen. De functie van schout/hoogschout verdween in 1795.[20]
Remove ads
Lijsten van hoge ambtsdragers per rechtsgebied
Samenvatten
Perspectief
Er wordt getwijfeld aan de juistheid van het volgende gedeelte.
Raadpleeg de bijbehorende overlegpagina en pas na controle desgewenst het artikel aan.
Opgegeven reden: Bij het opstellen van de eerste drie lijsten is gebleken dat de geraadpleegde bronnen niet altijd even duidelijk waren over het rechtsgebied van de betreffende schouten en schepen (Luiks, Brabants of Vroenhofs). Vermoedelijk zijn om die reden sommige namen in de verkeerde lijst terechtgekomen. Daarnaast is het onderscheid tussen 'titulaire hoogschout' en 'vice-hoogschout' mogelijk niet altijd duidelijk verwerkt in de lijsten. (sjabloon geplaatst op 4 januari 2025)
Uit de twaalfde eeuw zijn de namen van drie schouten bekend: Arnoldus, in 1133 vermeld als villicus, Bertholdus, in 1139 eveneens villicus genoemd, en Reinerus, in 1159 aangeduid als dives et scultetus. Niet bekend is of zij schout waren van de hele stad (in dat geval als representanten van de Duitse keizers; de Brabantse hertogen kregen pas na 1204 invloed in Maastricht) of dat er toen ook al schouten in dienst van de Luikse bisschoppen waren.[21]
Ambtsdragers van het Luiks hooggerecht te Maastricht
De Luikse schepenbank vergaderde aanvankelijk in de westbouw van de Onze-Lieve-Vrouwekerk, waarbij mogelijk recht gesproken werd in de open lucht op een platform bij het oostkoor. Vanaf 1377 vergaderden de Luikse (en de Brabantse) schepenen achtereenvolgens in het Dinghuis, de Poort van Gaveren (tussen 1632 en 1642), de Poort van Rekem (na 1642; onzeker) en ten slotte in het Stadhuis op de Markt (vanaf 1664).[11]
Onderstaande namenlijst van het Luikse hooggerecht te Maastricht is deels gebaseerd op de lijst samengesteld door de rijksarchivaris en publicist Pierre Doppler (1861-1938). Zijn artikel verscheen in 1920 in De Maasgouw (zie: Geraadpleegde literatuur). Doppler benadrukte dat het om een eerste aanzet ging.[22] Hoewel sindsdien aangevuld is de lijst nog verre van volledig en vraagt om verbetering en aanvulling.
Ambtsdragers van het Brabants hooggerecht te Maastricht
Waar de Brabantse schepenen van Maastricht aanvankelijk hun zittingen hielden, is niet met zekerheid bekend. Mogelijk werd gebruik gemaakt van het Bergportaal van de Sint-Servaaskerk, de Hoge Leenzaal van de proosdij of een ander gebouw in het Sint-Servaascomplex. Vanaf 1377 vergaderde de Brabantse (en de Luikse) schepenbank achtereenvolgens in het Dinghuis, de Poort van Gaveren (tussen 1632 en 1642), de Poort van Rekem (na 1642; onzeker) en ten slotte in het Stadhuis op de Markt (vanaf 1664).[11]
Onderstaande namenlijst van het Brabants hooggerecht te Maastricht is deels gebaseerd op de lijst samengesteld door de rijksarchivaris en publicist Pierre Doppler (1861-1938). Zijn artikel verscheen in 1920 in De Maasgouw (zie: Geraadpleegde literatuur). Doppler benadrukte dat het om een eerste aanzet ging.[22] Hoewel sindsdien aangevuld is de lijst nog verre van volledig en vraagt om verbetering en aanvulling.
Ambtsdragers van het hooggerecht van de Vroenhof
Het Graafschap van de Vroenhof was een Brabants leen. Het lag deels in de stad, maar strekte zich buiten de stadsmuren uit over een veel groter gebied. In de stad beschikte de schepenbank van de Vroenhof over een eigen bestuurscentrum, gevestigd in de Hof van Lenculen in de Tongersestraat.[114] Na de verwoesting van dit gebouw in 1579 verhuisde de schepenbank, na enige omzwervingen, naar het Statenhuis op de hoek Vrijthof-Statenstraat. De Vroenhof beschikte over het muntrecht en over een eigen galgenplaats op de Dousberg. Het ambt van schout van de Vroenhof werd vaak gecombineerd met dat van hoogschout bij het Brabants Hooggerecht. Vanaf 1502 werden deze ambten administratief strikter gescheiden, hoewel ze soms toch nog door dezelfde persoon vervuld werden.[85] Ook de schepenen werden soms gerekruteerd uit die van het Brabants Hooggerecht, met dit verschil dat de schepenen van de Vroenhof voor het leven werden benoemd.[115]
Onderstaande namenlijst van het Hooggerecht van de Vroenhof is deels gebaseerd op de lijst samengesteld door de rijksarchivaris en publicist Pierre Doppler (1861-1938). Zijn artikel verscheen in 1920 in De Maasgouw (zie: Geraadpleegde literatuur). Doppler benadrukte dat het om een eerste aanzet ging.[22] Hoewel sindsdien aangevuld is de lijst nog verre van volledig en vraagt om verbetering en aanvulling.
Ambtsdragers van het hooggerecht van Sint Pieter
Van het hooggerecht van Sint Pieter is niet zeker of het na 1468 nog bleef bestaan. Het verwoeste dorp werd door Karel de Stoute onder de jurisdictie van het Luiks hooggerecht te Maastricht gesteld, maar niet duidelijk is of de dorpelingen, die bij de bisschop van Luik bezwaar aantekenden, erin slaagden hun relatieve vrijheid te herwinnen. Het inzweren van de schepenen vond plaats op de stadsmuur van de Nieuwstad, vanouds Sint Pieters territorium. Mogelijk stond hier het oorspronkelijke dinghuis en munthuis.[132]
Ambtsdragers van het hooggerecht van Pietersheim
De heerlijkheid Pietersheim was een leen van het graafschap Loon. Over de schepenbank van Pietersheim is weinig bekend.
Ambtsdragers van het hooggerecht van Heugem
Naar het hoog- en laaggerecht van Heugem is nog nauwelijks onderzoek gedaan.
Ambtsdragers van het hooggerecht van Heer
De heerlijkheid Heer behoorde al sinds de twaalfde eeuw tot de elf banken van Sint-Servaas. De schepenen (en schouten?) werden aangesteld door de kanunniken van het Sint-Servaaskapittel. Van veel ambtsdragers is bekend door welke kanunnik ze waren voorgedragen. Meestal bekleedden ze tevens andere functies binnen de banken van Sint-Servaas of andere hooggerechten in Maastricht en omgeving. De proosdij van Sint-Servaas beschikte over een eigen laathof en rechtbank, de nog bestaande Hoge Leenzaal aan het Sint Servaasklooster, alsmede een gevangenis in De Burght in Heer. Aanvankelijk vergaderde de schepenbank van Heer afwisselend in de proosdij, in De Burcht of in Scharn, later meestal in het Panhuis, de brouwerij van het kapittel aan het Vrijthof.[148]
Onderstaande namenlijst van het hooggerecht van Heer is voornamelijk gebaseerd op een viertal artikelen van J.H. van de Venne, in 1919 gepubliceerd in De Maasgouw.
Ambtsdragers van het hooggerecht van Borgharen
Het hoog- en laaggerecht van Borgharen is door de priester-rijksarchivaris Jozef Habets onderzocht, die in 1873 een uitgebreid artikel publiceerde in de Publications de la Société Historique et Archéologique dans le Limbourg (zie Geraadpleegde literatuur). Schout en schepenen (zeven in getal) werden aanvankelijk aangesteld door de hertog van Brabant, vanaf 1330 door de heer van Borgharen.[noot 242] In dat jaar werd tevens Itteren afgescheiden van Borgharen.[153] Tussen 1650 en 1660 verplaatste de toenmalige Heer van Borgharen, Philibert d'Isendoorn à Blois, de schepenbank naar Maastricht, waarmee hij naar eigen zeggen de voorbeelden van Berg, Heer, Bemelen en Sint Pieter volgde. Door de Staten-Generaal werd hij gedwongen de oude situatie te herstellen.[154] In 1716 bleek de schout van Borgharen in Heerlen te wonen, omdat hij daar ook schout was.[155]
Ambtsdragers van het hooggerecht van Itteren
De schepenbanken van Itteren en Borgharen, beide met hoog- en laaggerecht, waren tot 1330 gecombineerd, maar gingen daarna ieder zijns weegs.[153] Er zijn aanwijzingen dat de schepenbanken van Itteren en Meerssenhoven later één geheel vormden.[161] Over de schouten en schepenen is nog weinig bekend.
Remove ads
Zie ook
Geraadpleegde literatuur
- Bree, G.W.G. van (samensteller), A.M.J.A. Berkvens, E.P.M. Ramakers, G.H.A. Venner (bewerkers) (1989): Naam- en trefwoordenindex van De Maasgouw. Tijdschrift voor Limburgse geschiedenis en oudheidkunde, jrg. 1 t/m 100 (1879-1981). LGOG, Maastricht (online tekst)
- Doppler, Pierre (1900-1901): 'Schepenbrieven van het kapittel van St Servaas te Maastricht', in: Publications de la Société Historique et Archéologique dans le Limbourg (PSHAL), jrg. 36 (1900), pp. 3-103; jrg. 37 (1901), pp. 192-352 (online tekst beide delen op books.google.nl)
- Doppler, Pierre (1920): 'Namen van schouten, schepenen enz. van de hooggerechten te Maastricht', in: De Maasgouw, jrg. 40 (1920), nr. 10, pp. 67-72 (online tekst op Delpher)
- Doppler, Pierre (1929): 'Namen van geestelijke en wereldlijke waardigheidsbekleeders in Limburg', in: De Maasgouw, jrg. 49 (1929), nr. 2, pp. 17-20 (online tekst op Delpher)
- Eerden-Vonk, M.A. van der (transcriptie en annotatie) (1992): Raadsverdragen van Maastricht 1367-1428. Instituut voor Nederlandse Geschiedenis, 's-Gravenhage (online tekst op resources.huygens.knaw.nl)
- Evers, Ingrid M.H. (1984): 'Een Maastrichts heksenproces in 1612, bronnenuitgave met commentaar', in: Publications de la Société Historique et Archéologique dans le Limbourg (PSHAL), jrg. 120 (1984) pp. 201-244
- Evers, Ingrid M.H. (1990): 'Verwaarloosde bronnen bij de Gemeentelijke Archiefdienst Maastricht: de jaarrekeningen van de Brabantse rentmeesters en schouten' (ongepubliceerd artikel)
- Evers, Ingrid M.H. (1995): 'Twintig eeuwen Maastricht, de Maastrichtenaren en hun goed recht', in: Ach Lieve Tijd. Twintig eeuwen Maastricht en de Maastrichtenaren, dl. 5, pp. 103-122. Waanders, Zwolle.
- Eversen, Jos. M.H. (1890), 'Lijst der Hoogschouten en hunne plaatsvervangers de Vice-Hoogschouten der beide Gerechten van Maastricht', in: De Maasgouw, jrg. 12 (1890), nrs. 22 t/m 26, pp. 85-86, 90-91, 93-94, 97-98, 101-103 (online tekst op Delpher)
- (fr) Gachard, Louis-Prosper (1845): 'Inventaire des archives des Chambres des Comptes' (Inventaires des Archives d'Etat), dl. 2, pp. 318-319 (online tekst op play.google.com)
- Haakman s.j., A.F., en A.J. Allard s.j., 'Het beleg en de zoogenaamde verwoesting van Maastricht in 1579', in: Publications de la Société Historique et Archéologique dans le Limbourg, jrg. 13 (1876), pp. 311-549 (online tekst op digitale-sammlungen.de)
- Habets, Jos (1873): 'De voormalige heerlijkheid Borgharen. Eene bijdrage Tot de geschiedenis van het land van Valkenburg', in: Publications de la Société Historique et Archéologique dans le Limbourg, jrg. 10 (1873), pp. 391-549 (online tekst op dbnl.org)
- Koreman, J.G.J. (1968): De stadsrekening van Maastricht over het jaar 1399-1400, Bijdragen en Mededelingen van het Historisch Genootschap, 82e deel. Van Gorcum & Co., Assen (online tekst op shclimburg.nl)
- Panhuysen, Gerard (1933): Studiën over Maastricht in de dertiende eeuw [dissertatie Rijksuniversiteit Groningen]. Boosten & Stols, Maastricht (online tekst op Delpher)
- Rensch, Th.J. van (1995): 'Twintig eeuwen Maastricht, de Maastrichtenaren en hun bestuurders', in: Ach Lieve Tijd. Twintig eeuwen Maastricht en de Maastrichtenaren, dl. 3, pp. 55-74. Waanders, Zwolle.
- Schaepkens van Riemst sr., Jules (1908): 'Schepenbrieven van het Kapittel van St. Servaas te Maastricht'. In: Publications de la Société Historique et Archéologique dans le Limbourg, jrg. 44 (1908), pp. 3-98. LGOG, Maastricht (tekst online)
- Ubachs, Pierre J.H., en Ingrid M.H. Evers (2005): Historische Encyclopedie Maastricht. Walburg Pers, Zutphen / RHCL, Maastricht. ISBN 90-5730-399-X
- Ubachs, Pierre J.H., en Ingrid M.H. Evers (2006): Tweeduizend jaar Maastricht. Een stadsgeschiedenis. Walburg Pers, Zutphen. ISBN 90-5730-441-4
- Venne, J.H. van de (1919): 'Lijst van schouten, schepenen en secretarissen van Heer', in: De Maasgouw, jrg. 39 (1919), pp. 22-23, 26-28, 36-37, 46-48 (online tekst op Delpher)
- Wouters, H. (1985): 'Een stad van twee heren en haar stadhuis', in: S. Minis en A. de Heer (red.) (1985): Een seer magnifick Stadthuys. Tien studies over de bouw en de inrichting van het stadhuis te Maastricht, pp. 1-34. Delftsche Uitgevers Maatschappij BV, Delft. ISBN 90-6562-070-2 (online tekst)
Remove ads
Wikiwand - on
Seamless Wikipedia browsing. On steroids.
Remove ads