Van Wikipedia, de vrije encyclopedie
Kaantjes zijn het residu van het smelten van runderniervet of reuzel (varkensbuikvet).[1]
Oorspronkelijk diende het smelten niet voor het maken van kaantjes, maar voor het verkrijgen van reuzel of rundvet om mee te bakken of om stroopvet van te maken voor op de boterham. Het bij het smelten overblijvend residu noemt men kaan of kaantjes. Deze kruimels werden, met het aanhangende vet, gegeten. Bijvoorbeeld als broodbeleg of door een stamppot.
Een uitgebakken speklap, met of zonder zwoerd, wordt ook wel kaan genoemd.
Seamless Wikipedia browsing. On steroids.