Dassin werd geboren in New York als zoon van Jules Dassin, een joodse filmregisseur, en Béatrice Launer, een succesvolle violiste. Hij groeide op in New York en Los Angeles. Jules Dassin werd vanwege zijn banden met de communistische partij op een zwarte lijst geplaatst. Hierdoor werd hem het werken in de Verenigde Staten onmogelijk gemaakt. Dit was voor Jules Dassin de reden om in 1950 met zijn gezin naar Europa (Engeland, Frankrijk en Zwitserland) te verhuizen.
Na het afsluiten van zijn studie aan het Institut Le Rosey in Zwitserland keerde Joe Dassin in 1957 terug naar de Verenigde Staten om aan de University of Michiganculturele antropologie te studeren. Joe was niet alleen heel intelligent en veelzijdig, maar net als zijn moeder, ook heel muzikaal. Hij speelde diverse instrumenten, zoals piano, gitaar en banjo, en was een groot bewonderaar van Georges Brassens. Om tijdens zijn studie wat extra geld te verdienen zong hij op zaterdagavonden in cafés met een Franse studievriend, Alain Giraud, de latere wetenschapper en schrijver. Tijdens zijn studie schreef Joe Dassin ook korte verhalen. Vier van deze korte verhalen werden in 2013 uitgegeven in het Frans (Cadeau pour Dorothy). De vertaling vanuit het Engels werd gemaakt door Richelle Dassin en Alain Giraud.
Na het behalen van zijn masterdiploma in juni 1963 verhuisde Dassin weer terug naar Frankrijk om als technicus voor zijn ondertussen zeer beroemde en succesvolle vader te gaan werken. Ook speelde hij als acteur in diverse films. In december 1963 leerde hij Maryse Massiéra kennen tijdens een feest dat georganiseerd werd door Eddie Barclay. Een week later nodigde Joe haar uit om een weekend samen door te brengen en vanaf dat moment waren ze onafscheidelijk. Ze trouwden op 18 januari 1966. In 1973 leek het erop dat de kinderwens van Joe en Maryse vervuld zou worden, maar na een moeilijke zwangerschap werd op 12 september 1973, twee en een halve maand te vroeg, hun zoontje Joshua geboren met een gewicht van slechts 900 gram. Hij overleed vijf dagen later. Maryse schreef in haar mooie biografie over Joe: “Joe had zoveel plannen voor zijn zoon. Hij had een enorm verdriet dat leidde tot een depressie.”[1] Ondanks al hun inspanningen en diverse nieuwe projecten, zoals het bouwen van hun huis in Feucherolles, eindigde hun huwelijk in een echtscheiding die op 5 mei 1977 werd uitgesproken.
Op 14 januari 1978 trouwde Joe in Cotignac met de zeven jaar jongere Christine Delvaux (1945-1995), die hij enige tijd eerder had leren kennen. Zij kregen twee zoons, Jonathan (14 september 1978), en Julien (22 maart 1980). Hun relatie was echter zo slecht geworden dat Joe kort na de geboorte van Julien een echtscheidingsprocedure opstartte. Na een bittere strijd kreeg Joe in juni 1980 de voorlopige voogdij over zijn kinderen. De definitieve uitspraak van de echtscheiding was gepland voor september 1980, maar deze vond niet plaats door het onverwachte overlijden van Joe op 20 augustus 1980.
Maryse Massiéra, Joes eerste vrouw, had een vriendin, Catherine Regnier, die voor de in 1964 geopende Franse vestiging van CBS werkte. In datzelfde jaar vroeg Maryse aan Catherine om een door Joe gezongen liedje, Freight Train, op een plaat te laten zetten om deze aan Joe voor zijn verjaardag te geven. CBS hoorde de plaat en bood Joe onmiddellijk een contract aan, dat Joe na enige aarzeling op 26 december 1964 tekende. Dit zou het begin worden van een uiterst succesvolle carrière die voortijdig eindigde met zijn dood op 41-jarige leeftijd op 20 augustus 1980.
Na grote successen zoals Les Dalton, Marie-Jeanne ("Ode to Billie Joe", oorspronkelijk geschreven en gezongen door Bobbie Gentry), Siffler sur la colline, Les Champs Élysées, L’Amérique en Ça va pas changer le monde zouden er nog vele volgen. In de jaren 1964-69 werkte Joe Dassin vooral samen met de tekstschrijvers Jean-Michel Rivat en Frank Thomas. In 1965 schreef Pierre Delanoë de tekst voor Pas sentimental. Vanaf 1967 schreef zijn goede vriend Claude Lemesle veel teksten voor en met hem en vanaf 1968 maakte Pierre Delanoë ook deel uit van het team van vaste tekstschrijvers van Joe Dassin. Delanoë schreef o.a. de teksten voor Le petit pain au chocolat, Les Champs-Élysées en L'Été indien (samen met Claude Lemesle). De meeste arrangementen werden gemaakt door Johnny Arthey.
Joe Dassin bracht gedurende zijn carrière meer dan 250 liedjes uit in het Frans, Engels, Duits, Spaans, Grieks en Russisch, talen die hij vloeiend sprak. Zijn belangrijkste succes werd echter L'Été indien, de grootste zomerhit ooit, die in mei 1975 werd uitgebracht en alle verkooprecords van CBS zou overtreffen. In dit lied zong Dassin over zijn geliefde, die met haar lange jurk leek op een aquarel van Marie Laurencin, een Franse kunstschilder.[2]
Onmiddellijk hierna slaagde CBS erin om Joe Dassin opnieuw een contract met hen te laten tekenen, dit keer voor een periode van vijf jaar (1975-1980). Dit werd zijn laatste contract dat hem vooral de laatste twee jaar lichamelijk en geestelijk uitputte. Tijdens zijn optreden op 12 juli 1980 in het Port Canto in Cannes kreeg Joe een hartinfarct. Hij werd naar het Amerikaanse ziekenhuis in Neuilly gebracht waar hij twaalf dagen op de intensivecareafdeling werd verpleegd. Om te herstellen reisde hij met zijn twee zoontjes Jonathan en Julien, zijn moeder Bea en enkele vrienden op 16 augustus naar Tahiti. Daar kreeg hij op 20 augustus 1980 tijdens een lunch met zijn familie en vrienden het laatste en fatale hartinfarct. Joe Dassin stierf op 41-jarige leeftijd.
Joe Dassin was als kind al gefascineerd door de verhalen over Noord-Amerikaanse indianenvolken zoals de Hopi en de Dineh of Navajo, waarvan hij alle zeden en gebruiken kende. Dat was ook de reden dat hij in 1957 culturele antropologie was gaan studeren aan de University of Michigan. Hij behaalde zijn masterdiploma in juni 1963. De liefde voor andere culturen behield hij de rest van zijn leven. Tijdens een tournee in mei 1972 bezochten Joe en zijn eerste vrouw Maryse Tahiti, onderdeel van Frans-Polynesië. Joe was zo onder de indruk van de mensen en de natuur, dat hij er vaak terug wilde komen. Hij zei tegen Maryse: "Je trouve ce pays merveilleux. J’aimerais y revenir souvent …. Je rêve d’avoir de cocotiers à moi dans une île” (Ik vind dit land prachtig. Ik zou er vaak terug willen komen. Ik droom ervan mijn eigen kokospalmen op een eiland te hebben).[3] Samen gingen ze op zoek om hun droom te verwezenlijken, maar niet op Tahiti zelf want dat vond Joe te druk. Ook moest het eiland een wit zandstrand hebben. Binnen een week kochten ze hun paradijs van 27 ha met een wit strand en eigen kokospalmen op het kleine eiland Tahaa, tegenover Raiatea (samen vormen ze een atol), gelegen op 230 km ten westen van Tahiti.
Op het terrein stond een fare, een traditionele Polynesische woning bedekt met palmbladeren, gebouwd op palen die half in zee en half op het strand stonden. Er was alleen koud stromend water vanuit een hoger gelegen bron op de berg, maar geen WC en ook geen elektriciteit. Tussen 1972 en 1980 zou Joe Dassin nog vaak terugkeren naar Tahaa en Tahiti. Tijdens zijn laatste bezoek overleed hij onverwachts op 20 augustus 1980 ten gevolge van een hartinfarct. Zijn kleine strand aan de baai, het enige witte zandstrand op Tahaa, is naar hem vernoemd: La Plage Joe Dassin.
1958: The Law, regisseur Jules Dassin. Hoofdrolspelers waren Gina Lollobrigida, Yves Montand en Melina Mercouri. Joe Dassin speelde de rol van Nico.
1964: Topkapi, regisseur Jules Dassin. Hoofdrolspelers waren Melina Mercouri, Maximilian Schell en Peter Ustinov. De filmmuziek werd geschreven door Manos Hadjidakis, wereldwijd bekend van de filmmuziek voor de film Never on Sunday (1960), ook geregisseerd door Jules Dassin. Joe Dassin speelde in Topkapi de rol van Joseph.
1965: Lady L, regisseur Peter Ustinov. Hoofdrolspelers Sophia Loren, Paul Newman en David Niven. Joe Dassin speelde de rol van rechercheur.
1965: Nick Carter and Red Club, regisseur Jean-Paul Savignac. Hoofdrolspelers Eddie Constantine en Nicole Courcel. Joe Dassin speelde de rol van Janos Adler.
Joe Dassin heeft circa 250 liedjes opgenomen in het Frans, Spaans, Duits, Engels, Italiaans, Grieks en Japans. De teksten schreef hij vaak zelf in samenwerking met diverse tekstschrijvers, onder wie Jean-Michel Rivat, Frank Thomas, Claude Lemesle en Pierre Delanoë. Diverse liedjes werden ook geschreven door zijn zus Richelle Dassin.
Jaren 60
1964
Je change un peu de vent (met Jean-Michel Rivat)
Il a plu (met Jean-Michel Rivat)
Dis-moi, dis-lui (met Jean-Michel Rivat en Jean Renard)
Ce n'est pas une fille (met Jean-Michel Rivat)
1965
Ça m'avance à quoi? (met Georges Liferman)
Combien de temps pour t'oublier? (met Jean-Michel Rivat)
Je vais mon chemin (met Jean-Michel Rivat)
Isabelle, prend mon chapeau (met Jean-Michel Rivat en Maurice Fanon)
Mâche ta chique (met Jean-Michel Rivat en Maurice Fanon)
Les jours s'en vont pareils (met Jean-Michel Rivat)
Bip bip (met Jean-Michel Rivat en Frank Thomas)
Je n'ai que mes mains (met Jean-Michel Rivat)
Les jours s'en vont pareils (met Jean-Michel Rivat)
Grimaldi, Maryse, Plait, Jacques, Joe Dassin Inconnu et fascinant, Editions Aug. Zurfluh, met voorwoord van Michel Drucker, 2010, ISBN 978-2-87750-165-1. Dit is een bewerkte en herziene uitgave van Cher Joe, 1987.
Lemesle, Claude, (2005), Puisque tu veux tout savoir: Confidences à Julien Dassin, Editions Albin Michel, ISBN 2-226-15998-3.
Dassin, Richelle, (2010), Il était une fois Joe Dassin, Paris: Hors Collection, ISBN 2258083869.
Toutan, Robert, (2010), Joe Dassin: Derniers Secrets, Editions du Rocher, ISBN 978-2-268-06974-6.
Aknin, Alain-Guy, (2010), Joe Dassin Les Débordements de la mélancolie, Edition Alphée, ISBN 9782-7538-0617-7.
Dassin, Joe, (2013), Cadeau pour Dorothy, Edition Flammarion, 2013, ISBN 978-2-0812-9718-0.