Loading AI tools
leraar, bibliothecaris en dichter (1821-1888) Van Wikipedia, de vrije encyclopedie
Jan Van Beers (Antwerpen, 22 februari 1821 - Antwerpen, 14 november 1888) was een Vlaams dichter.
Als echte Antwerpse burgerjongen werd hij geboren bij de Schelde op het "zand". Zijn vader was Jan Bavo, likeurstoker, en zijn moeder Maria Theresia van Meensel, dochter van de koster van het dorpje Houwaart (Vlaams Brabant). In dit dorpje, waar hij als kind speelde met boerenjongens, deed hij zijn eerste natuurindrukken op. Later zou hij daar naar het ouderlijk huis van zijn moeder, samen met zijn vriend Hendrik Conscience, nog regelmatig op vakantie terugkeren. Die vakanties met Conscience gaf beiden de kans om plaatselijke gebeurtenissen en verhalen in hun literatuur te verwerken. Weliswaar spraken zij af wie welke onderwerpen als onderwerp kon nemen.
Zijn middelbare studies ving hij aan in 1833 aan het Klein-Seminarie te Mechelen. De eerste verzen schreef hij in het Frans. Hij raakte diep onder de indruk van Tollens' poëzie en van Conscience's De leeuw van Vlaanderen. Bij het verlaten van het Klein-Seminarie in 1841 was hij, althans in de schoolomgeving, reeds bekend als Vlaams dichter en Vlaamsgezind. In datzelfde jaar werd hij aangesteld aan het Pitzemburgcollege te Mechelen. In 1843 moest hij deze betrekking opgeven door tijdelijke blindheid. In 1844 werd hij hulpboekhouder in de stedelijke bibliotheek te Antwerpen. Enkele jaren later trouwde hij met Hendrika Mertens, de dochter van de hoofdbibliothecaris. In 1849 werd hij leraar Nederlands aan de Rijksnormaalschool te Lier en in 1860 keerde hij voorgoed terug als leraar aan het Koninklijk Atheneum van Antwerpen. In 1852 werd zijn zoon Jan geboren, die zich als Jan Van Beers jr. zou ontwikkelen tot een bekend society-schilder.
Van Beers geeft het dagelijkse leven, de Vlaamse natuur en landleven, in eenvoudige, zuivere verzen weer. Zijn eerste dichtbundel "Jongelingsdromen" verscheen in 1853. Het was poëzie over ongelukkige mensen. In Noord-Nederland, waar hij regelmatig zijn gedichten voordroeg, was Van Beers zeer populair. In 1854 roerde hij de bezoekers van het Taal- en Letterkundig Congres te Utrecht tot tranen door de voordracht van zijn "Blinde". "Een Nieuwjaarsgedicht voor den arme", in 1855 onder de titel "Blik door een venster" afzonderlijk uitgegeven, verraadt de invloed van Tollens. Hij bewonderde hem dan ook zozeer dat hij, bij zijn dood in 1856, een dichtstuk op zijn graf als lijkkrans kwam leggen met de betuiging: "En 't was bij 't luistren naar uw vollen toon, dat 'k mij tot Neerlands taal, mijn taal, bekeerde". In 1858 verscheen "Levensbeelden". Hier geeft hij blijk van een grote aandacht voor de realiteit. In 1869 volgde "Gevoel en Leven" en in 1884 verscheen zijn laatste bundel "Rijzende Blaren". Deze werd in 1885 bekroond met de vijfjaarlijkse prijs voor Nederlandse letterkunde in België.
Door zijn zeer persoonlijke, meeslepende redenaarsgave, werd hij in 1875 verkozen tot lid van de Antwerpse gemeenteraad. Hier had hij grote invloed op gebied van onderwijs, literatuur en beeldende kunst. Als leraar voordrachtkunst aan het Vlaams Conservatorium, droeg hij bij aan de ontwikkeling van het Nederlandse toneel in Antwerpen. Ook de toondichter Peter Benoit gebruikte verschillende van Van Beers' gedichten voor zijn composities.
In 1879 was hij voorzitter van het 17e Nederlandsch taal- en letterkundig congres te Mechelen.
Zijn laatste rustplaats vond hij op het Schoonselhof te Antwerpen.
Een van zijn kleinkinderen, via zijn dochter Maria Josepha Ida Joanna, was de socialistische politicus Hendrik De Man.
Seamless Wikipedia browsing. On steroids.
Every time you click a link to Wikipedia, Wiktionary or Wikiquote in your browser's search results, it will show the modern Wikiwand interface.
Wikiwand extension is a five stars, simple, with minimum permission required to keep your browsing private, safe and transparent.