Van Wikipedia, de vrije encyclopedie
De Hiller H-23 Raven was een lichte helikopter afgeleid van de Hiller Model 360 die voor het eerst vloog in 1948.[3] Het Model 360 werd onder de civiele aanduiding UH-12 verkocht ("UH" stond voor United Helicopters[4]). In 1945 veranderde de naam Hiller Industries door een samenwerking in United Helicopters. In 1948 werd het Hiller Aircraft.[5] Nadat Hiller een nieuwe motor aanbracht en de rotorbladen modificeerde werd het nieuwe model aangeduid als UH-12A. Dit was het model dat door de krijgsmachten van de Verenigde Staten en Frankrijk en door vele civiele gebruikers in dienst werd genomen.
Hiller H-23 | ||||
---|---|---|---|---|
Algemeen | ||||
Rol | lichte helikopter | |||
Bemanning | 1 vliegers, 1-2 passagiers | |||
Varianten | zie Modellen | |||
Status | ||||
Eerste vlucht | 1948 | |||
Aantal gebouwd | >2300[1] | |||
Gebruik | zie Gebruikers | |||
Afmetingen | ||||
Lengte | 8,74 (zonder rotorbladen) m | |||
Hoogte | 2,68 m | |||
Spanwijdte | 10,66 (Ø rotor) m | |||
Gewicht | ||||
Leeggewicht | 750[1] kg | |||
Startgewicht | 1406[1] kg | |||
Krachtbron | ||||
Motor(en) | Franklin 6V4 (±200 pk) of Lycoming H10 (±250 pk) | |||
Prestaties | ||||
Kruissnelheid | 122 km/u[2] | |||
Topsnelheid | 134 km/u[2] | |||
Vliegbereik | 222[2] km | |||
Dienstplafond | 3500 m | |||
Bewapening | ||||
Boordgeschut | geen | |||
|
De Amerikaanse Army en Navy gebruikten talloze Hillers met aanduiding H-23 Raven.
Begin jaren '60 veranderde het type-aanduidingssysteem van Amerikaanse militaire vliegtuigen en werden de H-23B en H-23C gewijzigd in respectievelijk OH-23B en OH-23C.
De Hiller-toestellen werden onder Mutual Defense Aid Program (MDAP)-voorwaarden aan Nederland geleverd. Die voorwaarden hielden o.a. in dat de toestellen eigendom bleven van de Verenigde Staten. Nadat ze buiten dienst gesteld waren zijn de meeste dan ook weer terug gegaan naar de Verenigde Staten.[11] Het waren de eerste helikopters van de Koninklijke Luchtmacht (KLu). De Marine Luchtvaart Dienst (MLD) had al wel enige ervaring opgedaan met helikopters van de types Sikorsky S-51[12] en S-55/H-19 Chickasaw.[2] De komst van de helikopter maakte een volstrekt andere vliegopleiding noodzakelijk. De eerste 15 van 35 toestellen van het type H-23B werden direct geassembleerd en met deze helikopters werd bij het 298 Squadron de Helikoptervliegeropleiding (HVO) opgezet. In november van datzelfde jaar werd de HVO aan het 299 Squadron toegewezen.[2] In 1958 werden de overige twintig toestellen geassembleerd en verdeeld over de twee squadrons.[2] In mei 1959 ontving de KLu nog een extra toestel, een H-23C. Deze week af van de eerder geleverde H-23B’s (O-1 t/m O-35) en kreeg de registratie O-36. Op 1 oktober 1962, tijdens de Berlijnse crisis, werd het tot dan toe mobilisabele 300 Squadron paraat gesteld zodat het de HVO-taak overnam van 299 Squadron.
De toestellen waren ingedeeld bij de Groep Lichte Vliegtuigen (GPLV) De GPLV fungeerde als ondersteuning van de Koninklijke Landmacht en werd hiermee gezamenlijk geëxploiteerd. Behalve de Hillers beschikte de GPLV over de vastvleugelige Taylorcraft Auster, Piper PA-18 Super Cub en De Havilland Canada DHC-2 Beaver. De GPLV verzorgde luchtwaarnemingen voor artillerie-eenheden van de Koninklijke Landmacht. De bemanning bestond uit een vlieger van de luchtmacht en een waarnemer van de landmacht. Daarnaast werden de Hillers ingezet voor transporttaken en voor gewondentransport. De H-23B toestellen waren tweezitters. Daarnaast kon op de skids (het onderstel) aan beide zijden een brancarddrager met overkapping bevestigd worden voor gewondentransport.
Van september tot december 1959 werden twee Hillers (O-19 en O-22) ingedeeld bij Vliegtuigsquadron 8 (VSQ 8) van de MLD.[2]
Ondanks dat de Hiller niet geschikt was voor het uitvoeren van reddingsoperaties boven water, werden in 1956 twee H-23B's op Vliegbasis Leeuwarden gestationeerd. Bij gebrek aan een hijsinstallatie werd een touw gebruikt, dat naar beneden werd geworpen in de hoop dat de drenkeling zich kon vastklampen. Ook werden beproevingen gedaan om mensen met een 'schepnet' uit het water te vissen. Na een oefening met de MLD en de Koninklijke Noord en Zuid-Hollandse Redding Maatschappij in 1958, concludeerde het Commando Luchtstrijdkrachten dat de Hiller in geen enkel opzicht voldeed aan de eisen die aan Sea Air Rescue helikopters werden gesteld en verzocht werd om over te gaan tot de aanschaf van zes reddingshelikopters van het type Aérospatiale Alouette II.[2]
De Hillers vlogen van 1955 tot 1965 bij de KLu bij 298, 299 en 300 squadron, waarna het type werd vervangen door de Aérospatiale Alouette III. Op 11 augustus 1965 vond de laatste vlucht met een Hiller H-23B plaats.
In het Nationaal Militair Museum (NMM) in Soesterberg staat een Hiller H-23C (8A-336). Het toestel heeft uitsluitend bij 299 squadron dienst gedaan, maar staat daar ten onrechte met het embleem van 298 Squadron.[2]
Seamless Wikipedia browsing. On steroids.