Bij deze vorm van aandrijving (Zie voorbeeld:) wordt de kracht van de motor, via de versnellingsbak, middels een korte aandrijfas overgebracht naar een reductiebak die, met een centraal differentieel in één tandwielhuis geïntegreerd is. Vervolgens wordt de kracht richting de linker- en rechterzijde van het voertuig geleid naar de daar geplaatste verdeelkasten en dan naar de achterwielen of, in het terrein, ook naar de voorwielen. De voorwielaandrijving wordt in/uitgeschakeld in de verdeelkasten.
Dit type aandrijving is door DAF toegepast op meerdere typen militaire voertuigen:
Bij de YA-328 en de YA 126 is het centrale differentieel hooggeplaatst in het chassis tussen twee reservewielen, die vrijdraaiend zijn gemonteerd en daardoor dienen als 'steunwielen'. Hierdoor kan de truck bij het nemen van hobbels of kuilen in het terrein nooit met de onderkant vastlopen.
Wanneer één wiel grip verliest gaat de aandrijving niet alleen naar dit doordraaiende wiel (de weg van de minste weerstand), maar naar de hele zijde waar dat wiel zit. De andere wielen aan die zijde krijgen gewoon nog aandrijving.
De hierdoor bereikte grote terreinvaardigheid is dan ook een van de eigenschappen die voertuigen voorzien van dit type aandrijving kenmerkt.
Doordat de aandrijflijn langs de zijkanten van het voertuig loopt, kunnen geen steekassen worden gebruikt. De wielen worden aangedreven via zogenaamde "wormkasten"[4], waarin zich zogenaamde wormen en wormwielen bevinden die van een bronslegering gemaakt zijn. Deze slijten overmatig en bovendien kan geen minerale of synthetische smeerolie worden gebruikt maar moet speciale, plantaardige olie worden gebruikt.
Het noodzakelijke, grote aantal kruiskoppelingen in de aandrijfassen maakt het systeem meer onderhoudsgevoelig dan een conventionele aandrijving.
De Trado-conversie voor terreinvoertuigen, ook (mede) ontwikkeld door Hub van Doorne
De naam H aandrijving is afgeleid van het feit dat de vorm van schematische tekening op een de letter H (in bijgeplaatst schema op zijn kant geplaatst) lijkt.
Bij een conventionele 6x6-aandrijving heeft elke aangedreven as zijn eigen differentieel en bij een aangedreven tandemstel ook nog eens een langs-differentieel. Een voertuig met conventionele aandrijving zou er dus vier nodig hebben.