Glossopteris

geslacht uit de familie Glossopteridaceae Van Wikipedia, de vrije encyclopedie

Glossopteris

Glossopteris[1][2] is een geslacht van uitgestorven zaadvarens, dat de afmetingen van een boom kon bereiken. In nauwe zin is het een vormgeslacht, dat slechts op de bladeren van toepassing is. Tegenwoordig wordt de naam echter vaak voor de hele plant gebruikt.

Snelle feiten Taxonomische indeling, geslacht ...
Glossopteris
Fossiel voorkomen: Carboon - Perm
Thumb
Fossiele bladeren van Glossopteris browniana, Artis, Amsterdam
Taxonomische indeling
Rijk:Plantae (Planten)
Clade:Pteridospermatophyta* (zaadvarens)
Orde:Glossopteridales † / Arberiales
Familie:Glossopteridaceae
geslacht
Glossopteris
Brongn. 1828 ex Brongn. 1831
Afbeeldingen op Wikimedia Commons
Portaal    Biologie
Sluiten

Glossopteris is binnen de orde Glossopteridales het beste bekende geslacht. Glossopteris groeide tijdens het late Carboon en het Perm (300 - 250 miljoen jaar geleden) verspreid over Gondwana, het zuidelijke deel van het toenmalige supercontinent Pangea. Gondwana lag in die tijd rond de zuidpool, en de plant groeide op hoge breedtegraden.

Kenmerken

Samenvatten
Perspectief

Glossopteris was een houtige, zaaddragende boom- of struikgrote plant. De plant groeide vermoedelijk in zeer drassige bodem, vergelijkbaar met het tegenwoordige geslacht Taxodium. De grootste exemplaren konden vermoedelijk rond de dertig meter hoog worden. Dit is echter onzeker, omdat volledige exemplaren nooit gevonden zijn. De planten hadden waarschijnlijk zeer wijd uitgroeiende takken, als bij een kerstboom. Dit omdat ze voorkwamen op hoge breedtegraden, waar bomen veel oppervlak moeten hebben om genoeg licht op te vangen voor fotosynthese.

In tegenstelling tot naaldbomen, de tegenwoordig dominante boomsoort op hogere breedtegraad, had Glossopteris geen naalden maar langwerpige bladeren van twee tot dertig centimeter lang. In de herfst verloor de plant deze bladeren, en de fossielen ervan worden in dikke, seizoensgebonden pakketten gevonden. Uit de boomringen is bekend dat de boom tijdens het voorjaar en de zomer groeide, en tijdens de winter vrijwel niet.

Het binnenste van de stam bestond uit zachter materiaal, lijkend op dat bij de tegenwoordige apenboomfamilie. De zaden en het pollen groeiden in structuren die gedeeltelijk vast zaten aan de bladeren of (bij andere soorten) de bladoksels. Over de platte, zaaddragende structuren zijn de meningen verdeeld: sommige paleontologen menen dat het megasporofyllen (zaaddragende bladeren) waren, anderen zien er cladodieën in, bladachtige stengels die geen functie van bladeren hadden. Het is onbekend of Glossopteris één- of tweehuizig was.

Taxonomie en evolutie

Loading related searches...

Wikiwand - on

Seamless Wikipedia browsing. On steroids.