Geep

De geep (Belone belone), in de volksmond ook wel groengraat genoemd, is een straalvinnige vis uit de familie Belonidae. De geep wordt gemiddeld ongeveer 45 cm lang. Het dier heeft opvallend lange kaken en de rugvin bevindt zich dicht bij de staart. Het lichaam is lang en slank. Een ander opvallend kenmerk is de blauwgroene kleur van de graten. Vissoorten zoals geep – die vooral in het voorjaar gevangen worden – worden ook wel meivis genoemd.

Gepen

Geep IUCN-status: Niet bedreigd[1] (2012)
Taxonomische indeling
Rijk: Animalia (Dieren) Stam: Chordata (Chordadieren) Superklasse: Osteichthyes (Beenvisachtigen) Klasse: Actinopterygii (Straalvinnigen) Orde: Beloniformes (Geepachtigen) Familie: Belonidae (Gepen) Geslacht: Belone
Soort
Belone belone (Linnaeus, 1761)
Verspreiding.
Synoniemen
Lijst Belone acus Risso, 1827 Esox belone Linnaeus, 1760 Belone cornidii Günther, 1866 Belone gracilis Lowe, 1839 Belone linnei Malm, 1877 Belone longirostris Schinz, 1822 Belone rostrata Faber, 1829 Belone undecimradiata Budge, 1848 Belone vulgaris Valenciennes, 1846 Belone vulgaris Fleming, 1828 Hemiramphus balticus Hohnbaum-Hornschuch, 1843 Hemiramphus behnii van der Hoeven, 1843 Hemiramphus europaeus Yarrell, 1837 Hemiramphus obtusus Couch, 1848 Macrognathus scolopax Gronow, 1854 Belone belone belone (Linnaeus, 1761) Belone belone euxini Günther, 1866 Belone belone gracilis Lowe, 1839 Belone bellone (Linnaeus, 1760)
Afbeeldingen op Wikimedia Commons
Geep op Wikispecies
(en) World Register of Marine Species
Portaal    Biologie Vissen

Leefwijze

De geep is een trekkende zeevis die voorkomt in de Noordzee, het oosten van de Atlantische Oceaan en de Middellandse Zee. Het is een oppervlaktejager; hij jaagt in de bovenste waterlaag op kleine vissoorten zoals jonge haring en kabeljauwachtigen.

De vis kan circa 90 cm lang en 1,3 kg zwaar worden en is gemiddeld 45 cm lang. Gepen leven 's winters in scholen in open water, ten westen van Groot-Brittannië en trekken in maart-april de Noordzee in waar ze in ondiep water paaien in de maanden mei en juni. De eitjes worden met een soort draden aan planten bevestigd.^[2]