Eysink
auto- en motorfietsmerk uit Nederland Van Wikipedia, de vrije encyclopedie
Eysink was een Nederlandse auto-, fietsen- en motorfietsenfabriek. D.H. (Dick) Eysink begon in 1886 de Amersfoortse Rijwiel-, Automobiel- en Machinefabriek. Zijn zoons Menno en August bouwden in 1897 de eerste Nederlandse auto. Vanaf 1906 heette het bedrijf Eysink Fabrieken NV, Amersfoort, en van 1951 tot 1956 ARI (Amersfoortse Rijwiel Industrie).
Eysink motor met mitrailleur in het NMM |
Van deze Eysink 100 cc (ILO) uit 1934 bestond een heren... |
... en een damesmodel |
Eysink Jubileum met Villiers-blok uit 1939 |
Eysink 10/12HP in het Louwman Museum |
Beginperiode
Eysink startte als een traditionele herstelplaats van stoom- en andere werktuigen met daarnaast toestellen voor acetyleenverlichting. Circa 1896 werd gestart met de fabricage van eigen rijwielen waarvoor in 1897 een klein rijwielfabriekje werd opgericht. Dat werd de volgende jaren snel uitgebreid, onder meer in 1899 met een galvaniseerinrichting. In 1902 werkten er 2 volwassen mannen en 3 jongens, na omzetting in een nv in 1906 ging het snel. In 1912 telde de personeelsbezetting 52 mannen en 38 jongens.
Motorfietsen
Samenvatten
Perspectief

Er werden vanaf 1900/1901 op basis van de Belgische Minerva-hulpmotortjes in eigen beheer gemaakte motortjes in de fietsframes gehangen. In 1904 kwam er een liggende twin die echter minder goed verkocht werd. Men was meer succesvol met een lichte herenmodelmotorfiets, speciaal aanbevolen voor artsen. Rond 1911 had Eysink zelfs een speciaal damesmodel in het modellengamma, naast een 7pk-V-twin.
In 1913 behaalde August Eysink op een motor van eigen fabricaat in de prestigieuze Engeland-Holland Run als enige Nederlandse deelnemer zonder strafpunten een gouden medaille. Daarnaast behaalde Eysink nog een zilveren medaille en de door Het Motorrijwiel uitgeloofde beker.
Op basis van dit model Eysink bouwde men een legermotor met de Oostenrijkse Schwarzlose mitrailleur op het stuur waarvan een behoorlijk aantal aan het Nederlandse leger werd geleverd. De in 1913 ten behoeve van de Compagnieën Wielrijders ontwikkelde motor met mitrailleur bleef tot 1930 in productie.
Tijdens de Eerste Wereldoorlog werd als gevolg van de slechte aanlevering van grondstoffen de productie van auto's en motoren beperkt. Men legde zich toe op de fabricage van onderdelen voor alle merken auto's en motoren, hetgeen mogelijk was doordat men beschikte over een uitgebreid machinepark. In 1921 kwam Eysink uit met een nieuw model in de vorm van een liggende paralleltwin van 4 pk die tot 1929 in productie zou blijven. Er werden vanaf 1930-1931 motoren van ILO, New Hudson, JAP, Python (Rudge) en Matchless gebruikt.
In deze jaren werden er vele sportieve successen geboekt, onder meer door Dick Jr. Hij zou ook steeds meer verantwoordelijk worden voor de ontwikkeling van motorfietsen. In 1935 had Eysink modellen van 60 tot 1150 cc in het programma. In het jubileumjaar 1936 (het vijftigjarig bestaan van de fabriek) verscheen de beroemde 125 cc Jubileum, een zogenaamde “onder de zestiger”. Deze machine, voorzien van een 125cc-Villiers-tweetaktblok, zou een groot succes worden. Dick Renooy won er nog in 1948 de TT Assen mee.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog lag de productie stil. In 1948 kwam Eysink terug met 125cc- en 200cc-Villiers-blokken. In de jaren vijftig probeerde Eysink met 98 en 250cc-scooters een faillissement te voorkomen. In 1951 ging het bedrijf echter toch failliet, werd meteen – als Amersfoortse Rijwiel Industrie – weer heropgericht maar sloot in 1956 definitief de poorten. Er schijnt in 1961 nog een 125cc-model met Minarelli-motor gemaakt te zijn. Hierna ging men zich concentreren op bromfietsen met Anker M48-motortjes.
Renata
Dick Eysink, die door een meningsverschil ontslag had genomen, opende in 1951 in Soest een fabriek van gemotoriseerde tandems en sportieve bromfietsen, die hij Renata noemde. Later kocht hij de merknaam Eysink terug en produceerde brommers onder eigen naam. De fabriek werd enkele jaren later opgeheven omdat met name de concurrentie uit Duitsland en Japan te groot werd. Dick junior ging zich bezighouden met de import van Benelli-motoren.
Auto
Samenvatten
Perspectief
Eysink staat bekend als de eerste Nederlandse autoproducent (1897) en was ook het eerste Nederlandse automerk dat alles volledig zelf maakte, inclusief motoren. In 1897 kwam de eerste Eysink auto op de weg.[1] Na een stilstand in de productie werd er in 1907 weer geadverteerd met auto's. Men profiteerde van het stilvallen van de productie bij Spyker.
Tot rond 1910 werden vooral grote auto's gebouwd, totdat bleek dat kleine auto's beter verkochten.[1] Eysink probeerde het in die markt, maar was eigenlijk al te laat. Hun meest bekende auto was de zogenaamde Bébé, een kleine auto, vlak voor de Eerste Wereldoorlog. De oorlog bleek financieel gunstig voor Eysink. Er was vrijwel geen import meer van buitenlandse auto's, en orders van het Nederlandse leger zorgden voor veel werk. Tegen 1917 verminderde het aantal orders, maar na het einde van de oorlog herstelde de productie zich weer.
Na 1918 werden steeds meer goedkope Amerikaanse auto's geïmporteerd, waarmee Eysink niet kon concurreren.[1] De hoge prijzen dwongen Eysink uiteindelijk om de automobielproductie te beëindigen. Na de oorlog werden er nog maar enkele auto's gebouwd, en sinds die tijd maakte Eysink alleen nog maar fietsen en motorfietsen.
Eysink heeft in totaal ongeveer 330 automobielen geproduceerd, waarvan er maar één bewaard is gebleven. Deze is in de jaren 1980 gerestaureerd door Toncar en is te bezichtigen in het Louwman Museum.[2]
Hoogtepunten in de sport
Wikiwand - on
Seamless Wikipedia browsing. On steroids.