Remove ads
taal Van Wikipedia, de vrije encyclopedie
Het Etruskisch was de taal die door de Etrusken gesproken werd, in het gebied dat tegenwoordig (delen van) de Italiaanse regio's Toscane, Lazio en Umbrië omvat. De staatkundige naam van dit gebied was Etrurië. Uit gevonden teksten blijkt dat de taal in elk geval werd gesproken tussen de 7e en de 1e eeuw v.Chr. De laatste inscriptie in het Etruskisch die we heden kennen, staat op een grafsteen van een haruspex (priester) uit de tijd van de regering van keizer Augustus.
Etruskisch | ||||
---|---|---|---|---|
Vitaliteit | 0. dood | |||
Uitgestorven in | 50 n.Chr. | |||
Taalfamilie | ||||
Alfabet | Etruskisch alfabet | |||
Taalcodes | ||||
ISO 639-3 | ett | |||
|
Taalkundigen slagen er niet in de Etruskische taal te classificeren, maar het Etruskisch is in géén geval verwant met de andere talen van Italië (Keltisch, Latijn, Oskisch of Umbrisch). Het behoort niet eens tot de Indo-Europese taalfamilie en evenmin tot de Semitische talen van het Oosten. Het enige vergelijkingspunt vormt de tekst op de zogenaamde Stele van Lemnos. Lemnos is een eiland in het noorden van de Egeïsche Zee. Deze stele — gevonden in Kaminia — is, op enkele stukken van eigennamen op vaasscherven na, de enige tekst die we bezitten in het Lemnisch. Wel stelt men vast dat de gebruikte namen, grammaticale uitgangen en telwoorden in de tekst nauw verwant zijn met het Etruskisch uit Italië. Als eenvoudig voorbeeld volstaat het een leeftijdsaanduiding te citeren: de tekst van Lemnos spreekt over iemand die "sivai avis šialchvis", waarvoor in het Etruskisch de parallelle formule "zivas avil šealchls" bestaat (“leefde 40/60 jaar”). Het is dan ook geopperd dat het Lemnisch geen aparte taal zou zijn, maar een lichtjes afwijkende vorm van het archaïsch Etruskisch. Niet alle geleerden zijn het daar echter over eens. Het is ook mogelijk dat het Etruskisch van Lemnos en het Italische Etruskisch al uit elkaar gegroeid waren vóór de introductie van het alfabet, dat door beide Etruskische volken onafhankelijk van elkaar gebeurd zou zijn, wat de verschillen in lettertekens, lettervormen en woordvormen zou kunnen verklaren.
Het Etruskische alfabet is een van de Oud-Italische schriften en ontleend aan het West-Griekse alfabet van de Griekse stad Cumae in Zuid-Italië. Men vindt zogenoemde model-alfabetten op een aantal voorwerpen zoals het schrijftablet van Marsigliana d'Albegna of het Galassi-vaasje, een inktpotje gevonden in het beroemde Regolini-Galassi-graf te Cerveteri. Wanneer men dit Griekse alfabet vergelijkt met enkele schrijfoefeningen (ook op het Galassi-vaasje) of met werkelijk bestaande teksten, merkt men dat de Etrusken het Griekse alfabet slechts ten dele echt gebruikten. Zo ontbreken in het praktische alfabet de stemhebbende medeklinkers B en D. Verder wordt de klinker O nooit gebruikt en ten slotte zijn er enkele afwijkingen bij de lettervormen. De meeste teksten worden van rechts naar links geschreven.
Om iets over de uitspraak te weten, gaat men uit van het feit dat het Etruskische alfabet een tussenstap was tussen dat van de Grieken en dat van de Romeinen en men dus voor de meeste letters die eenzelfde uitspraak hebben in het Grieks en het Latijn, ook een gelijkaardige uitspraak mag verwachten voor het Etruskisch. Daarnaast beschikt men over een aantal tweetalige Etruskisch-Latijnse opschriften en over een aantal schriftvarianten binnen het Etruskisch zelf, die ons informatie verschaffen over de uitspraak.
Het Etruskisch kent de volgende letters en klanken:
|
ac-: maken, doen; acil: werk; aïs(er): god; am-: zijn; apa: vader; ati: moeder; avil: jaar; car-: doen, bouwen; cel: aarde; clan: zoon; flere: godheid; lautn: familie; lup-: sterven; malena: spiegel; mul-: schenken nefts: kleinzoon; puia: vrouw; sech: dochter; spur: stad; šuth: begraven, plaatsen; sval: leven; tin: dag; tular: grens; tur: geven; thi: water; ušil: zon; vinum: wijn; zich: schrijven.
Het Etruskisch lijkt in elk geval een agglutinerende taal. Enkele feiten uit de morfologie:
Voor het Etruskisch zijn er twee meervoudsvormen bekend. Men gebruikt de uitgang -r voor levende wezens (bijvoorbeeld clenar ‘zonen’, aiser ‘goden’) en de uitgang -(ch)va voor levenloze zaken (vb. flerchva ‘offers’).
Een onderscheid tussen mannelijk en vrouwelijk is alleen te bekennen bij eigennamen (bijvoorbeeld Larth (m); Larthi (vr)).
Adjectieven eindigen op -u, -na of -ch (bijvoorbeeld aisiu ‘goddelijk’, spurana ‘stedelijk’, apana ‘vaderlijk’, Rumach ‘Romeins’).
We kennen voor het Etruskisch vijf naamvallen:
a. nominatief-accusatief = basisvorm: vb methlum ‘stad’, apa ‘vader’, Rasna ‘Etrusken/Etrurië’, Larth, Tute, Vel. De nominatief-accusatief wordt gebruikt voor het onderwerp en het lijdend voorwerp, het naamwoordelijk gezegde en de aanspreking.
b. locatief: -i/-th (i): bijvoorbeeld methlum-th ‘in de stad’. De locatief wordt gebruikt voor de plaatsbepaling en voor de bepaling van middel.
c. genitief: I. (vocaal)+s: apa-s ‘van de vader’; II. (vocaal)+l: Rasna-l ‘van Etrurië’. De genitief wordt gebruikt voor de bijvoeglijke bepaling (bezitsaanduiding) en soms voor het meewerkend voorwerp.
d. ablatief: I. gepalataliseerde genitief (Rasnes, Tuteis); II. genitief + s: Larthals. De ablatief wordt gebruikt voor het handelend voorwerp en de afstamming in familierelaties.
e. pertinentief: I. genitief + i (apasi); II. genitief + e (Larthiale). De pertinentief wordt gebruikt voor het meewerkend voorwerp en bij passieve werkwoordsvormen ook voor het handelend voorwerp.
Daarnaast zijn er ook achtervoegsels zoals -ri (bijv. methlumeri) om aan te duiden ten voordele van wie iets gebeurt.
We kennen persoonlijke voornaamwoorden voor de eerste persoon enkelvoud (ik): mi (accusatief: mini, mine) en voor de 3de persoon (hij, zij): un (?)
Daarnaast zijn een aantal aanwijzende voornaamwoorden bekend: 1. ika/ica (arc); eca/ca (rec); 2. ita (arc); eta/ta (rec); 3. (i)ša (doet ook dienst als een soort van lidwoord), bijvoorbeeld Arnthališa ‘die (zoon) van Arnth’.
1 = thu; 2 = zal; 3 = ci; 4 = huth of ša; 5 = mach; 6 = ša of huth; 7 = semph (?); 8 = cezp (?); 9 = nurph (?); 10 = sar; 20 = zathrum.
Vanaf 30 neemt men de eenheden met het achtervoegsel -alch (vb.: 30 = cealch)
Bij optelling zet men tientallen en eenheden naast elkaar (vb. cealch ci = 33); vanaf 7 telt men af naar het volgende tiental (vb. ci-em-cealch = 27 = 3 van 30).
Van de werkwoorden weten we dat getal en persoon niet worden aangeduid. We kennen verder de volgende vormen:
a. basisvorm = imperatief: vb. tur ‘geef’
b. necessatief (drukt "moeten" uit): -ri: vb. acasri ‘moet gedaan worden’
c. indicatief praesens: stam-e: vb. ture ‘geeft’; actieve aorist: stam-c-e: vb. turce ‘gaf’; passieve aorist: stam-ch-e: vb. farthnache ‘werd voortgebracht’; perfectum: stam-u/ve: bijvoorbeeld mul-u ‘is gegeven’, ali-q-u ‘was geschonken’, ten-v-e ‘heeft uitgeoefend’; duratief: stam-th: vb. tenthce ‘oefende uit’.
d. conjunctief: stam-a: vb. tura ‘geve’
e. participium: 1. stam-as: vb. acnan-as ‘gemaakt hebbend’; 2. stam-th-as: vb. svalthas ‘levend’
f. medio-passieve of causatieve vormen: morfeem -n- : vb. zich-un-ce ‘liet schrijven’
Na het Grieks en het Latijn is het Etruskisch de best gedocumenteerde taal uit de oudheid met zo’n 12 000 teksten. Andere Italische dialecten als het Venetisch of Oskisch moeten het vaak stellen met enkele tientallen tot enkele honderden teksten. De 12 000 Etruskische teksten echter zijn op een na allemaal epigrafische teksten, waarvan het merendeel (zo'n 10 000) grafteksten is, te vinden op urnen en sarcofagen, maar ook op grafwanden en –pilaren. Alle Etruskische inscripties zijn (en worden nog steeds) genummerd bijeengebracht in het Corpus Inscriptionum Etruscarum (CIE). M. Pallottino selecteerde 942 belangrijke inscripties, die (zonder vertaling) werden gebundeld onder de titel Testimonia Linguae Etruscae, afgekort TLE (1954, hernieuwde uitgave in 1968). Voorts kunnen nog genoemd worden Thesaurus Linguae Etruscae (ThLE) en de concordantie Etruskische Texte. Editio Minor (1991) onder redactie van H. Rix.
De meeste van die grafteksten bevatten alleen eigennamen. Ze zijn van het type Vel Umrana Veluša (V. Umrana, (zoon) van Vel). Soms wordt de leeftijd vermeld. Dit is het geval met Larthi Cracnei Larisal ril XXV. Gelukkig waren er enkele belangrijke Etrusken die met enige flair ook graag hun familie en politieke carrière vermeldden op hun graf. Het beroemdste voorbeeld is dat van Laris Pulenas uit Tarquinia: L(a)ris Pulenas Larces clan Larthal papacs Velthurus nefts prums Pules Larisal Creices an cn zich nethšrac acasce (L. Pulenas, zoon van Larce, neefje van Larth, kleinzoon van Velthur, achterkleinzoon van Laris Pule de Griek, die dit voorspellingsboek maakte). Maar ook de “Magnate” uit dezelfde stad verdient vermelding: Velthur Partunus Larisališa clan Ramthas Cuclnial zilch cechaneri tenthas avil svalthas LXXXII (Velthur Partunus, zoon van Laris en Ramtha Cuclni, oefende de functie uit van zilch cechaneri, (stierf) op leeftijd van 82 jaar).
Naast de funeraire teksten wordt een belangrijk deel van de opschriften ingenomen door votiefteksten op giften, vooral beeldjes. Een voorbeeld daarvan vinden we in de Bibliothèque Nationale te Parijs, waar de Apollo van Ferrara wordt bewaard. Op zijn been laat Fasti Rufris ons weten dat ze het beeldje aan de godheid heeft gewijd omwille van haar zoon. Maar uiteraard is het allerberoemdste votiefopschrift te lezen op de Arringatore, een beeld gevonden in de omgeving van Perugia en heden ten dage te bewonderen in het Archeologisch museum van Florence: Aulesi Metelis Ve Vešial clensi cen fleres Tece Šansl tenine tuthines Chišvlics (Vanwege Aule Meteli, (zoon) van Vel en Veši, wordt dit (beeld) gewijd aan de godheid Tec Šans (?) door het dorp Chisuli).
Op vazen en spiegels vinden we dan weer verklarende opschriften, waarbij de tekst probeert duidelijk te maken wat er op de afbeelding te zien valt. Doordat we op die manier vele mythologische figuren leren kennen met hun Etruskische naam, terwijl hun afbeelding ons al duidelijk maakt om wie het gaat, spreken we hier ook over iconografisch tweetalige teksten. Een voorbeeld is de ziener Chalchas (met vleugels) op een spiegel uit Vulci.
Een andere belangrijke categorie vormen de bezittersopschriften, die ons een aantal woorden perfect duidelijk hebben gemaakt doordat Grieken, Romeinen en andere Italische stammen dezelfde (voor ons wat vreemde) gewoonte hadden om op kostbare (graf)giften de bezitter te vermelden. Meestal gaat het om potten en vazen, een zeldzame keer ook om sieraden zoals bij de gouden fibula uit het archaïsche Chiusi: mi Arathia Velavesnas zamathi Mamurke mulvenike Turšikina (ik ben het gouden voorwerp (?) van Arath Velavesna; Mamurke Turšikina gaf het.).
Als laatste categorieën kunnen we nog de munten en grenspalen vernoemen. Bij die laatste is zeker de grenspaal uit Cortona van een enorm belang. Daarop staat de grens van Etrurië vermeld als tular Rasnal.
Alle tot hier toe behandelde documenten zijn tamelijk korte teksten met bijgevolg een zeer beperkte woordenschat en eenvoudige grammaticale structuren. Ingewikkelder, maar ook interessanter wordt de studie van de enkele langere of om een andere reden opmerkelijke teksten.
Op het internet zijn de meeste Etruskische teksten te vinden bij het Etruscan Text Project:[1]
Hier als voorbeeld enkele kortere teksten met vertaling:
[M]urinas an zilath amce mechl rasnal (graf) (Murinas die praetor was van het Etruskisch gebied).
Felsnas La Lethes svalce avil CVI marce Capue tleche Hanipaluscle (graf) (Larth Felsnas (zoon) van Lethe leefde 106 jaar, verbleef in Capue en deed dienst (?) bij de (soldaten) van Hannibal).
mi Larices Telathurnas šuthi (urne) (ik (ben) het graf van Larice Telathurna).
itun turuce Venel Atelinas Tinas Cliniiaras (schaal) (dit gaf Venel Atelinas aan de Dioskuren).
Velias Fanacnal Thulfthas alpan menache clen cecha tuthines Tlenacheis (op beeldje "jongen van Montecchio") (Van Velia Fanacnei voor Thufltha is het geschenk gemaakt vanwege haar zoon door het district Tlenache).
Tute Larth anc farthnache Tute Arnthals Hathlials Ravnthu zilchnu cezpz purtšvana thunz lupu avils esals cezpalchals (graf) (Tute Larth die geboren is Tute Arnth en Hathli Ravnthu, zeven maal praetor geweest, eenmaal bij het college van de "purths", gestorven op 72 jaar).
Velthur Partunus Larisališa clan Ramthas Cuclnial zilch cechaneri tenthas avil svalthas LXXXII (sarcofaag) (Velthur Partunus, zoon van Laris en Ramtha Cuclnei, praetor van de senaat geweest, 82 jaar levend).
Laris Aule Larisal clenar sval cn šuthi cerichunce apac atic sanišva thui cesu clavthiethurasi (grafpilaar) (Laris en Aule, zonen van Laris hebben tijdens hun leven dit graf laten bouwen; de vaderlijke en moederlijke resten(?) liggen hier; voor de (familie van) de Claudii).
Seamless Wikipedia browsing. On steroids.
Every time you click a link to Wikipedia, Wiktionary or Wikiquote in your browser's search results, it will show the modern Wikiwand interface.
Wikiwand extension is a five stars, simple, with minimum permission required to keep your browsing private, safe and transparent.