Tijdens de Franse Revolutie ontvluchtte een groep monniken het Normandische klooster La Trappe. Zij kwamen terecht in de Kempen waar ze een kleine boerderij, genaamd Nooit Rust, toegewezen kregen van de bisschop van Antwerpen. De hoeve deed tot 1836 dienst als klooster, waarna zij officieel een abdij werd en de nodige gebouwen werden opgericht (kerk, klooster, gastenkamers). Sindsdien is het complex nog verder uitgebreid met onder meer een nieuwe koeienstal en brouwerij, toegevoegd in de jaren 30 van de twintigste eeuw. De abdij wordt nog steeds regelmatig gemoderniseerd. Ze telde begin eenentwintigste eeuw 24 paters en broeders. De abdij voorziet in het onderhoud van haar leden door verschillende activiteiten: een boerderij, een kaasmakerij, een bierbrouwerij en het ontvangen van gasten.
Bijzondere jaartallen:
1794: stichtingsdag 6 juni 1794 - op 17 juli vlucht naar klooster Marienfeld in Harsewinkel in het Prinsbisdom Münster voor de revolutionaire Franse troepen
1811: tussen augustus en oktober vertrekken de monniken uit hun opgeheven klooster. De gebouwen ontsnappen aan confiscatie, omdat ze eigendom zijn van baron de Caters. Drie monniken blijven ter plekke.
1814: terugkeer van de monniken en herneming van het religieuze leven
1822: wettig bestaan en verkrijging van bescherming [1]
1836: Westmalle wordt abdij en hoofd van een Belgische congregatie van trappisten