Loading AI tools
Serie motorfietsen van AJS Van Wikipedia, de vrije encyclopedie
De AJS Model 3 was een serie motorfietsen die het Britse merk AJS produceerde van 1925 tot 1929.
AJS Model 3 | ||
---|---|---|
Algemeen | ||
Merk | AJS | |
Categorie | Toermotor | |
Productiejaren | 1925-1929 | |
Voorganger | AJS Model B | |
Motor | ||
Motortype | Zijklepmotor | |
Bouwwijze | Staande eencilinder | |
Koeling | Lucht | |
Boring | 74 mm | |
Slag | 81 mm | |
Cilinderinhoud | 348,4 cc | |
Brandstofsysteem | Carburateur | |
Ontstekingssysteem | Lucas-magneet | |
Prestaties | ||
Vermogen | 3½ pk[1] | |
Aandrijving | ||
Primaire aandrijving | Ketting | |
Koppeling | Enkelvoudige droge plaat | |
Versnellingen | 3 | |
Secundaire aandrijving | Ketting | |
Rijwielgedeelte | ||
Frame | Open brugframe | |
Voorvork | Parallellogramvork | |
Achtervork | Star | |
Remmen | Trommelremmen |
AJS was haar productie in 1910 begonnen met de Modellen A en B. Het Model A was aanvankelijk het spaarmodel zonder versnellingsbak. Het Model B was het sportmodel met twee versnellingen dat ook in de dat ook in de Junior TT van 1911 werd ingezet. De productie van het Model A eindigde in 1912, maar het Model B bleef in verschillende uitvoeringen in productie en werd als "TT Model" zeer succesvol in de TT van Man van 1920, 1921 en 1922. In 1924 leverde AJS vier uitvoeringen van de machine: Het zijklep-toermodel B1, de kopklep-sportmodellen B3 en B4 en het zijklep-sportmodel B5. Al deze modellen hadden inmiddels drie versnellingen, maar het Model B5 had als enige nog een velgrem in het voorwiel, terwijl de andere modellen al trommelremmen hadden.
In 1925 veranderde er niet zo zeer iets aan de motorfietsen, maar wel aan de type-aanduiding. AJS introduceerde een jaarlijkse wijziging waarbij letters werden gebruikt. In 1925 was dat de letter "E", gevolgd door het typenummer. Het AJS Model B werd zo E3. Het Model B1 werd AJS Model E4, het Model B3 werd AJS Model E7, het Model B5 werd AJS Model E5 en het Model B4 werd AJS Model E6. In de volgende jaren bleven de cijfers gelijk, maar de letters veranderden: in 1926 G, in 1927 H, in 1928 K, in 1929 M, in 1930 R, in 1931 S en in 1932 T.
Het Model E3 uit 1925 was nog steeds tamelijk eenvoudig. Net als de modellen E4 en E5 had het een 350cc-zijklepmotor. Het Model E5 was het standaard sportmodel, het Model E4 het luxe sportmodel en het Model E3 werd aangeprezen als "De Luxe Touring". Het had dan ook treeplanken in plaats van voetsteunen en een hoger stuur. Het had drie versnellingen, een Amac-carburateur en een Lucas-ontstekingsmagneet. De boring bedroeg 74 mm, de slag 81 mm. De cilinderkop werd op zijn plaats gehouden door een klem met beugels die in het carter geschroefd zaten. Terwijl het Model E5 nog een velgrem in het voorwiel had, kreeg het Model E3 trommelremmen in beide wielen. De vering werd verzorgd door een parallellogramvork en het achterframe was ongeveerd. De ontstekingsmagneet zat aan de voorkant van het motorblok en werd vanaf de uitlaatnokkenas aangedreven door een kettinkje. Het open brugframe had een dubbele bovenbuis met een flattank. Daarin zat ook het oliereservoir. De machine had een total loss-smeersysteem met het handpompje op de tank. Het schakelquadrant met hefboom zat rechts naast de tank, de koppeling was handbediend. Achter op de drieversnellingsbak zat de kickstarter. Zowel de primaire- als de secundaire aandrijving werden verzorgd door Renolds-kettingen. Beide wielen hadden een wielstandaard en het achterwiel kon snel in- en uitgebouwd worden. Verlichting werd niet geleverd, maar kon wel als accessoire besteld worden. Gas en voorontsteking werden geregeld door manettes op het stuur, de koppeling met een stuurhendel links, de voorrem met een stuurhendel rechts, de schakelhefboom zat rechts naast de tank en de achterrem werd met de linkervoet bediend. Het Model E3 werd verkocht als "3½pk-model"[1]. Het voorgaande Model B1 was nog verkocht als 2¾pk-model.
Voor het Model G3 in 1927 konden klanten tegen extra betaling een oliepompje bestellen. Dat werd door de uitlaatnokkenas aangedreven en was slechts een aanvulling op de total loss-handsmering. Die bleef behouden en de olie werd ook niet teruggevoerd naar de tank, zoals bij het latere dry-sumpsysteem.
Bij het Model H3 uit 1927 werd de bediening van de koppeling gewijzigd en de cilinderkop was nu bevestigd met kopbouten die rechtstreeks in het carter zaten. Ook kreeg de machine nu een Amal-carburateur. Dat was logisch, want de eerdere leveranciers Amac en Binks waren samen met Brown & Barlow samengesmolten tot AMALgamated carburettors. Verder waren er voor zover bekend geen wijzigingen. Bij het Model K3 uit 1929 was het oliepompje mogelijk standaard geworden.
In 1929 ging het erg slecht met AJS. Voor het derde jaar op rij kon men geen dividend uitkeren en de Midlands Bank besloot de lopende lening te beëindigen. Die lening kon worden afbetaald, maar AJS hield nauwelijks werkkapitaal over. Om te overleven moesten alle modellen worden gemoderniseerd, om te beginnen met de zadeltank die al in 1924 door Howard Davies was uitgevonden en die snel opgang deed. Het Model M3 kreeg zo'n tank, maar niet het bijpassende frame[2]. De parallellogramvork werd gewijzigd en de motor kreeg nu eindelijk zijn dry-sump smeersysteem, met een olietank onder het zadel. Voor een Smiths-snelheidsmeter en een stuurdemper moest extra worden betaald. De standaard-uitvoering kostte 48 pond.
In 1930 was de modellenlijn drastisch beperkt. Er waren nog maar drie 350cc-modellen: Het Model R4 als luxe zijklepper, het Model R6 als sportieve kopklepper en het Model R5 als standaard-zijklepper. Het Model 3 verdween.
Seamless Wikipedia browsing. On steroids.
Every time you click a link to Wikipedia, Wiktionary or Wikiquote in your browser's search results, it will show the modern Wikiwand interface.
Wikiwand extension is a five stars, simple, with minimum permission required to keep your browsing private, safe and transparent.