Schenking (Nederland)
Nederland / Uit Wikipedia, de vrije encyclopedia
Een schenking in Nederland is een overeenkomst om niet, die ertoe strekt dat de ene partij, de schenker, ten koste van eigen vermogen de andere partij, de begiftigde, verrijkt.[1] Een schenkingsaanbod geldt als aangenomen wanneer de begiftigde deze na er van kennis te hebben genomen niet direct heeft afgewezen.[2] Om deze reden noemt men een schenking wel een "eenzijdige overeenkomst".[3]
Schenking is geregeld in het Boek 7 van het Nederlandse Burgerlijk Wetboek in titel 3 (de artikelen 175 t/m 188).
De Wet van 18 april 2002, houdende vaststelling van de Invoeringswet Boek 4 en Titel 3 van Boek 7 van het nieuwe Burgerlijk Wetboek, vierde gedeelte (aanpassing van de wetgeving aan het nieuwe erfrecht en schenkingsrecht) bepaalde dat werd ingevoegd titel 7.3, zoals vastgesteld in de Wet van 18 april 2002 tot vaststelling van titel 7.3 (Schenking) van het nieuwe Burgerlijk Wetboek. Voor wat betreft laatstgenoemde wet dateert het wetsvoorstel van 1981 (!).[4], dat grotendeels ontleend is aan het voorontwerp van Boek 7 van het nieuwe Burgerlijk Wetboek, gepubliceerd in 1972, met name de derde titel daarvan, ontworpen - onder de eindredactie van mr. F. J. de Jong - door mr. K. Wiersma.[5]
De bepalingen van titel 3 zijn van overeenkomstige toepassing op andere giften dan schenkingen, voor zover de strekking van de betrokken bepalingen in verband met de aard van de handeling zich daartegen niet verzet. Als gift wordt aangemerkt iedere handeling die er toe strekt dat degeen die de handeling verricht, een ander ten koste van eigen vermogen verrijkt. Zolang degene tot wiens verrijking de handeling strekt, de prestatie niet heeft ontvangen, noch daarop aanspraak kan maken, worden handelingen als bedoeld in de eerste volzin niet beschouwd als gift.