Resolutie 2366 Veiligheidsraad Verenigde Naties
resolutie van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties / Uit Wikipedia, de vrije encyclopedia
Resolutie 2366 van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties werd op 10 juli 2017 unaniem aangenomen door de VN-Veiligheidsraad. De door het Verenigd Koninkrijk opgestelde resolutie richtte een politieke missie op om toe te zien op de uitvoering van het vredesakkoord dat in Colombia was gesloten met de rebellenbeweging FARC.[1]
Resolutie 2366 | ||
---|---|---|
Datum | 10 juli 2017 | |
Nr. vergadering | 7997 | |
Code | S/RES/2366 | |
Stemming | voor 15 onth. 0 tegen 0 | |
Onderwerp | Colombiaanse Burgeroorlog | |
Beslissing | Richtte de VN-verificatiemissie in Colombia op. | |
Samenstelling VN-Veiligheidsraad in 2017 | ||
Permanente leden | ||
Niet-permanente leden | ||
De Colombiaanse president Juan Manuel Santos en FARC-leider Timoleón Jiménez, ook Timochenko genoemd, ondertekenen het eerste vredesakkoord op 27 september 2016. Dit akkoord werd bij een volksraadpleging op 2 oktober door een nipte meerderheid van 50,22% afgewezen. |
Landen noemden de ontwapening van de FARC "historisch", en prezen ook de inzet van de Colombiaanse president Juan Manuel Santos om vrede te sluiten. De Franse vertegenwoordiger François Delattre noemde het een succesverhaal voor Colombia en voor de Verenigde Naties. Er was echter nog een lange weg af te leggen; onder meer betreffende de amnestiewet.[1]
De Colombiaanse minister van Buitenlandse Zaken María Ángela Holguín Cuéllar zei dat de bevolking de voordelen van vrede meer en meer inzag, en het een kans gaf. Op het platteland, waar de mensen veel harder waren getroffen door het conflict, waren die voordelen nu al merkbaar. Ze zei ook dat het vredesproces in Colombia het eerste was waar ook de slachtoffers van het conflict bij betrokken waren geweest.[1]
De herintegratie van de duizenden voormalige rebellen in de maatschappij zou een van de moeilijkste taken worden. Speciaal VN-vertegenwoordiger Jean Arnault zei dat zij in onzekerheid waren over hun veiligheid en hun toekomst.[2]