Loading AI tools
knaagdier uit de familie muisachtigen Van Wikipedia, de vrije encyclopedie
De Mongoolse renmuis[bron?] of Mongoolse gerbil (Meriones unguiculatus) is een knaagdier uit de onderfamilie woestijnratten van de familie Muridae dat voorkomt in Mongolië en omgeving. Mongoolse renmuizen worden soms ook Mongoolse woestijnmuizen, Mongoolse zandmuizen of Mongoolse woestijnratjes genoemd.
Mongoolse renmuis IUCN-status: Niet bedreigd[1] (2016) | ||||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Taxonomische indeling | ||||||||||||
| ||||||||||||
Soort | ||||||||||||
Meriones unguiculatus (Milne-Edwards, 1867) | ||||||||||||
Afbeeldingen op Wikimedia Commons | ||||||||||||
Mongoolse renmuis op Wikispecies | ||||||||||||
|
Mongoolse renmuizen zijn vriendelijke, sociale, relatief intelligente, levendige en vooral nieuwsgierige dieren. Deze eigenschappen, plus het feit dat Mongoolse renmuizen ook overdag actief zijn, maken ze erg geschikt als huisdier.
De Mongoolse renmuis komt zoals de naam al zegt uit Mongolië. Ze leven daar in halfwoestijnen en steppengebied. Het is een biotoop waar strenge, extreme omstandigheden heersen. Ze hebben maar weinig vijanden, doordat er maar weinig dieren kunnen leven in die gebieden. Toch hebben ze er een paar, zoals slangen en roofvogels. Om hieraan te kunnen ontsnappen hebben Mongoolse renmuizen een goed springvermogen. Ze kunnen wel 1 meter ver en 50 cm hoog springen
Ook hebben Mongoolse renmuizen een aantal eigenschappen die kenmerkend zijn voor woestijndieren. Ze kunnen heel goed horen. Heel belangrijk is natuurlijk dat ze ook heel goed water vast kunnen houden. Dit water slaan ze op in vetcellen. Met het weinige water dat ze kunnen opnemen zijn ze heel erg zuinig. Renmuizen plassen daarom maar heel weinig en produceren heel droge ontlasting.
In 1866 stuurde de Franse pater Armand David vanuit Noord-China een aantal "gele ratten" naar het Musée d'Histoire Naturelle in Parijs. Daar werden ze door de wetenschapper Milne-Edwards in 1867 Meriones unguiculatus genoemd. Meriones was een Griekse krijger met tanden op zijn helm en unguis is het Latijnse woord voor nagel. De wetenschappelijke naam zou dus vertaald kunnen worden als "geklauwde krijger".
De Mongoolse renmuis heeft als huisdier nog maar een vrij korte geschiedenis. In 1935 werden er in oostelijk Mongolië en Mantsjoerije een twintigtal fokparen gevangen. Deze dieren worden gezien als de voorouders van de Mongoolse renmuizen die tegenwoordig als huisdier gehouden worden. Er werd succesvol met deze dieren gefokt buiten Mongolië en in de jaren 30 van de 20e eeuw werden ze geïmporteerd in Japan en in 1954 in de Verenigde Staten. Vanuit de Verenigde Staten werden een aantal paartjes in 1964 naar Groot-Brittannië gestuurd. Vanuit deze landen hebben de Mongoolse renmuizen zich verspreid over heel veel landen, waaronder Nederland en België.
Ze werden in het begin vooral voor wetenschappelijk onderzoek gebruikt waar men zich realiseerde dat het heel geschikte huisdieren zouden zijn. Ook nu nog worden ze gebruikt in laboratoria voor onderzoek naar het verouderingsproces, bacteriële en virale ziekten, gedrag, kanker, tandheelkunde, medicijnen, endocrinologie, neurologie en parasitologisch onderzoek.
Mongoolse renmuizen zijn, zonder de staart, 110-135 mm lang. De staart heeft een lengte van 95-105 mm. Ze hebben een gewicht van 60-85 gram en in geval van overgewicht tot 120 gram. De mannetjes zijn 10-20 % zwaarder dan de vrouwtjes. In het wild is er geen verschil in het gewicht tussen de mannetjes en vrouwtjes en wegen de volwassen renmuizen gemiddeld 60 gram. Het lichaam is slank en het dier zit strak in zijn vel. De kop van een Mongoolse renmuis is kort en breed, met een spits toelopende snuit. De achterpoten hebben een lengte van 28-32 mm en zijn dus vrij lang, waardoor de renmuizen goed kunnen springen en gemakkelijk rechtop kunnen staan. De voorpootjes zijn veel kleiner. Nog een kenmerk is de lengtegroef op de bovenste voortanden.
Mongoolse renmuizen hebben een volledig behaarde staart met een pluimpje aan het uiteinde. De wildkleur van de Mongoolse renmuis ontstaat doordat de haren op de rugzijde een leigrijze basis, een gelige kleur in het midden en zwarte punten hebben. De haren op buik zijn crèmewit met een leigrijze basis. De scheidingslijn tussen de rug en buikkleur verloopt vrij scherp. Het crèmewit van de buik loopt door tot aan de kin. Bij de haren op de keel, kin en aan de binnenzijde van de voorpoten loopt de crèmewitte kleur, zonder leigrijze basis, door tot op de huid. De kleine, ovale oortjes steken net iets buiten de vacht uit en hebben een lengte van ongeveer 14 mm. Ze zijn leigrijs van kleur. De rand van de oorschelp is aan de binnenkant sterk met crèmegele haren bezet. Aan de buitenkant zijn ze bezet met gele haartjes. Zowel rondom de oren als rondom de zwarte ogen bevindt zich een smalle ring van crèmewitte haren. De nagels zijn donkerbruin tot zwart, waardoor ze erg opvallen. Ook zijn de voetzolen van de achterpoten behaard, met uitzondering van een kleine plek. De vacht moet een zijdeachtige glans hebben. Deze glans wordt veroorzaakt door de olieachtige afscheiding van een klier die op de buik van een renmuis zit. Zowel mannetjes als vrouwtjes hebben zo'n klier waarmee ze geurmerken kunnen afgeven aan objecten en soortgenoten of zichzelf tijdens het poetsen door er over te wrijven. Zo verspreiden ze deze substantie, die feromonen bevat. Feromonen zijn geurhormonen, deze geven elke renmuis haar eigen, unieke geur.
Doordat de Mongoolse renmuis al een hele tijd als huisdier gehouden wordt zijn er al vele verschillende kleurvormen gefokt. Er zijn diverse soorten haarkleuren (zwart, algerijn, duifgrijs, lilac, bont, siamees, geel en wildkleur) ontstaan en soms zijn zowel de rug als de buik van dezelfde kleur, zoals bij de zwarte renmuis. De buik heeft dus altijd een crèmewitte kleur of dezelfde kleur als de rug. Ook kunnen ze nu rode ogen hebben en lichtere nagels (albino).
Mongoolse renmuizen hebben een lichaamstemperatuur van 37,4 tot 39 °C en een hartslag van 260 tot 600 keer per minuut. De ademhalingsfrequentie bij Mongoolse renmuizen is 70 tot 120 keer per minuut.
De gemiddelde levensverwachting van Mongoolse renmuizen is 3 jaar, met een maximum van ongeveer 5 jaar.
De Mongoolse renmuis is geen uitgesproken nachtdier, zoals de meeste woestijndieren. Ze blijven wel in hun hol tijdens de heetste en koudste gedeelten van de dag, maar wisselen daar periodes af van slapen en wakker zijn. Ze slapen steeds een paar uurtjes en zijn dan weer een paar uurtjes wakker. Ook in gevangenschap doen ze dit nog steeds.
Als een groep Mongoolse renmuizen in gevangenschap gehouden wordt, wat niet aan te raden is, ze worden best per twee gehouden, zal het mannetje niet alleen het dominantste vrouwtje dekken, maar vaak ook de andere vrouwtjes in het verblijf. Er zullen ruzies ontstaan wat helaas vaak zal leiden tot de dood. Ook meerdere mannetjes bij één vrouwtje zal niet goed gaan.
In de vrije natuur eten Mongoolse renmuizen voornamelijk de zaden, stengels en wortels van kruiden of kruidachtige planten. Van sommigen planten eten ze ook de bladeren en de bloemen. Naast dit plantaardig voedsel eten Mongoolse renmuizen ook soms insecten. Renmuizen in het wild hebben weinig water nodig en hebben dus geleerd om er zuinig mee om te gaan. Het vocht dat ze nodig hebben, halen ze uit de planten en ook drinken ze de ochtenddauw. Voor Mongoolse renmuizen in gevangenschap zijn er tegenwoordig goede renmuisvoeders te koop in de meeste dierenspeciaalzaken.
Renmuizen moeten vaak aan iets knagen om de tanden scherp te houden.
Seamless Wikipedia browsing. On steroids.
Every time you click a link to Wikipedia, Wiktionary or Wikiquote in your browser's search results, it will show the modern Wikiwand interface.
Wikiwand extension is a five stars, simple, with minimum permission required to keep your browsing private, safe and transparent.