Mensenrechten in Iran
Uit Wikipedia, de vrije encyclopedia
De mensenrechten in Iran begonnen pas in de 19e eeuw echt in dit land door te dringen. Sinds de 20e eeuw wordt er in Iran regelmatig gestreden voor de toepassing van deze rechten. Gedurende meerdere eeuwen was de sharia de enige wet in Iran tot aan de Iraanse constitutionele revolutie van 1906, die het resultaat was van een sterk opgekomen nationalisme. De Pahlavi-dynastie was het eerste moderne Iraanse regime dat openlijk afstand nam van de sharia, omdat deze wet in de praktijk ontoereikend was gebleken voor het nemen van juridische beslissingen. Mohammed Reza Shah Palavi gaf Iran een wat moderner rechtssysteem, waarin bepaalde fundamentele mensenrechtenprincipes golden.
Niettemin is vrijheid in Iran niets nieuws, want met de mensenrechten is het gedurende de hele geschiedenis van Iran erg op en neer gegaan. Reeds in de Oudheid was er onder de Achaemeniden-dynastie sprake van zowel godsdienstvrijheid als van individuele rechten en een min of meer gelijkwaardige positie van vrouwen ten opzichte van mannen. Deze vrijheden waren grotendeels het resultaat van de in de 6e eeuw v.Chr. door koning Cyrus II doorgevoerde hervormingen. Nadat het toenmalige Perzische Rijk in de 7e eeuw door de Arabieren was bezet, bleef er echter weinig van deze oude vrijheden over.
In de loop van de 20e eeuw kende Iran een aantal politieke en sociale omwentelingen, waardoor grondrechten anders werden toegepast. De meest democratische periode die Iran tot nu toe heeft gekend was aan het begin van de jaren 50 onder premier Mossadegh. Daarna volgde er onder shah Mohamed Reza Pahlavi opnieuw een terugval, die nog werd versterkt door het islamistische bewind van Khomeini dat volgde op de Iraanse Revolutie van 1979, waarbij de Iraanse islamitische republiek werd gesticht.[1] Tussen 1997 en 2005 kende Iran een korte periode van hervorming, waarin bepaalde vrijheden opnieuw werden doorgevoerd. Sinds het aan de macht komen van Mahmoud Ahmadinejad en ayatollah Ali Khamenei zijn deze hervormingen echter weer grotendeels teruggedraaid. Sindsdien is het Iraanse regime doorgegaan met het beperken van de vrijheid van meningsuiting, het niet respecteren van de Universele verklaring van de rechten van de mens, het uitvoeren van martelpraktijken, verminkingen en de doodstraf. Dit ondanks de vele internationale kritiek, diverse beslissingen van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties en de Mensenrechtencommissie van de Verenigde Naties.
Sinds 2005 is volgens rapporten van Amnesty International in Iran zowel het aantal verrichte executies als het aantal mensen dat willekeurig gevangen is gezet weer sterk toegenomen. Volgens rapporten van onder andere de Internationale federatie voor de mensenrechten (FIDH) voltrekt Iran na China de meeste executies, en kent het van alle landen ter wereld de meeste executies per hoofd van de bevolking.[2]
Anderzijds lijkt de Iraanse gemeenschap zich de laatste jaren juist te moderniseren. Er worden tegenwoordig om de paar jaar verkiezingen gehouden, waarvan de legitimiteit echter geregeld wordt bestreden, zoals de laatste keer bleek uit de postelectorale protesten waarbij mensenrechtenorgansiatis van een "electorale mascarade" spraken.[3]