Hueting werd in 1947 op 19-jarige leeftijd als dienstplichtig soldaat uitgezonden naar Nederlands-Indië. Hij was onder andere gestationeerd op Oost-Java en betrokken bij de aanval op Jogjakarta in december 1948. Tijdens zijn uitzending was hij ooggetuige van executies en mishandelingen van gevangengenomen Indonesiërs.[1]
In de jaren vijftig benaderde Hueting Het Parool, de Nieuwe Rotterdamsche Courant en Propria Cures, maar de redacties van die bladen wilden zijn verhaal niet publiceren. In mei 1968 promoveerde Hueting op een proefschrift waarin hij zich afvroeg waarom Nederland nooit de oorlogsmisdaden tijdens de politionele acties in Nederlands-Indië heeft onderzocht. In december 1968 kwam het verhaal verder in de aandacht door een uitgebreid interview in de Volkskrant.[2] Een maand later werd hij in het televisieprogramma Achter het Nieuws door Hans Jacobs geïnterviewd. Hueting was de eerste en lange tijd ook de enige militair die naar buiten trad over begane misdrijven tijdens de politionele acties.[1][3]
Het interview op televisie leidde tot hevige reacties en bedreigingen richting Hueting, Jacobs en redacteur Herman Wigbold. Achter het Nieuws besteedde een aantal vervolguitzendingen aan de kwestie. Dit leidde tot een politieke discussie.[4] Het kabinet-De Jong besloot tot een onderzoek waarvoor Hueting in april 1969 geïnterviewd werd door E.J. Korthals Altes, lid van de Hoge Raad. Zijn getuigenissen werden echter niet gebruikt, omdat ze eerder nergens waren vastgelegd. In juni 1969 verscheen de Excessennota, die hoofdzakelijk gebaseerd was op archiefonderzoek. Premier de Jong concludeerde dat 'zich excessen hebben voorgedaan' maar vond tevens dat 'de krijgsmacht zich als geheel correct heeft gedragen'. Begin juli vond er een debat in de Tweede Kamer plaats, waarin oppositieleider Joop den Uyl opriep tot een parlementaire enquête. Dit voorstel kreeg geen meerderheid.[1]