Jaarrente
Uit Wikipedia, de vrije encyclopedia
Een jaarrente was in de middeleeuwen een jaarlijks inkomen dat men kreeg uitbetaald van een derde, een particulier, een overheidsinstantie, een kloostergemeenschap, een kerk of een of andere corporatie. Een dergelijke rente kon geschonken zijn,[1] als vergoeding voor bewezen diensten[2] of door ouders aan hun kinderen, maar meestal ‘kocht’ men de rente. Bijna altijd werd dan een onroerend eigendom, een huis of een stuk grond, als borg voor de jaarlijkse betaling ingebracht maar de borg kon ook bestaan uit bepaalde inkomsten, bijvoorbeeld tolrechten op een brug. Die kooprente met een onroerend goed als onderpand stemt bijna perfect overeen met de hedendaagse hypotheeklening op een punt na: de rentekoper (kredietverstrekker) had niet het recht het betaalde (uitgeleende) kapitaal op te eisen.
Rentes waren vanaf de Middeleeuwen tot in de vroegmoderne tijd vermogensbestanddelen zoals kapitaal. Als bij het overlijden van de ouders een van de dochters een jaarrente krijgt toegewezen dan bedoelt men hiermee een eeuwigdurende kooprente op een bepalend onroerend goed, die werd overgedragen op de dochter om haar toe te laten onafhankelijk van anderen in haar levensonderhoud te voorzien.