Benz was mede-eigenaar van de West-Indische Handelscompagnie, voorheen ter Laag.[3] In 1925 wordt voor het eerst de toevoeging 'Benz & Co.' gebruikt.[4]. Hij was eveneens mede-eigenaar van de Nederlandsche Mijnexploratie en Exploitatiemaatschappij.[5] Aan de Lawa, in het binnenland op de grens met Frans-Guiana, werd Benzdorp naar hem vernoemd. Dat dorp beleefde in de jaren 1905-1910 zijn hoogtepunt in de goudwinning in Suriname.[6] Het lag in de bedoeling van gouverneur Cornelis Lely dat Benzdorp via de Lawaspoorweg met Paramaribo verbonden zou worden.[7]
Benz vertegenwoordigde vanaf 1934 Sarakreek Goudvelden NV, die aan de Lawa de terreinen van Savitsky[8][9] ter grootte van 120 km² had overgenomen,[10] en vanaf september 1939 was hij daarnaast commissaris van J.F.D. Haenen NV.[11][12] Hij was stemgerechtigd voor het grootbedrijf bij de Kamer van Koophandel en Fabrieken.[13]
Op 5 oktober 1922 werd hij erkend als consul van Noorwegen in Paramaribo[14] en op 4 april 1939 als viceconsul van het Verenigd Koninkrijk met goedkeuring van de Britse consul in Caracas.[15] Zijn zoon, Charles Henry Benz, volgde hem in april 1956 op als Brits viceconsul[16] en in 1962 als consul van Noorwegen.[17]
Benz was gehuwd met Edith Amy Ewens.[2] Hij woonde met zijn gezin aan de Kromme Elleboogstraat 9, dat bekend is gebleven als het Benz-huis.[18] In 1955 werd hij benoemd tot Ridder in de Orde van Oranje-Nassau.[19]
Bronnen, noten en/of referenties
C.F.A. Bruijning en J. Voorhoeve, 'Encyclopedie van Suriname' – 'Benzdorp', pag. 57-58, Elsevier, Amsterdam – Brussel, ISBN 9010018423, 1977