Gliacel
Uit Wikipedia, de vrije encyclopedia
Gliacellen (Oudgrieks: γλία glía = lijm[1]) zijn cellen die in het zenuwstelsel voorkomen en de neuronen verzorgen. Lang werd gedacht dat de verhouding gliacellen/zenuwcellen ongeveer 10:1 was. Uit recent onderzoek is gebleken dat dit niet juist is. Er zijn evenveel gliacellen als zenuwcellen.[2] In tegenstelling tot de neuronen zijn gliacellen in staat zich te delen. Gliacellen vervullen een zevental functies:
- Het ondersteunen van het hersenweefsel; ze zorgen voor stevigheid en behoud van structuur. Tevens scheiden ze groepen neuronen van elkaar.
- Oligodendrocyten in het centrale zenuwstelsel en schwanncellen in het perifere zenuwstelsel maken myeline aan om de axonen te beschermen en de elektrische geleiding te verbeteren.
- Het opruimen van afval na neuronale verwonding of celdood.
- Het bufferen van de concentratie kaliumionen in de extracellulaire ruimtes. Sommige verwijderen neurotransmitters die vrijkomen bij synaptische transmissie.
- Tijdens de ontwikkeling van de hersenen wijzen sommige gliacellen de weg aan migrerende zenuwcellen en geven aan in welke richting de axonen moeten groeien.
- Bepaalde gliacellen helpen de bloed-hersenbarrière in stand te houden.
- Gliacellen voorzien de zenuwcellen van voedingsstoffen.
Hoewel gliacellen voornamelijk als homogene populatie werden gezien wordt de laatste jaren steeds meer duidelijk over regionale verschillen. Zo kunnen gliacellen in de witte stof van het brein een andere morfologie hebben vergeleken met gliacellen van dezelfde soort in de grijze stof (onder andere astrocyten en oligodendrocyten laten dit zien), verschilt de expressie van bepaalde oppervlaktereceptoren, en verschilt de reactie op kwetsuren van de hersenen[3].