Geschiedenis van Kralingen
Uit Wikipedia, de vrije encyclopedia
De geschreven geschiedenis van Kralingen gaat terug tot 1244, in welk jaar sprake is van een zekere Hugo van Cralingen. Latere kronieken melden dat een van zijn voorvaderen, mogelijk Heer Gilles van Voorschoten, de heerlijkheid Cralinghe verwierf als beloning voor bewezen diensten aan de bisschop van Utrecht. De oudst bekende ambachtsheer is Ogier van Cralingen. Aan het eind van de 14e eeuw viel de heerlijkheid toe aan de familie Van de Lecke en in 1657 aan de minderjarige Johan Willem du Faget. Diens voogd verkocht het gebied in 1668 aan de stad Rotterdam voor 88.000 karolus guldens.[1] Inbegrepen waren het Slot Honingen (de ruïne die restte na de Tachtigjarige Oorlog) en de Kapel van Kralingen met grafstede in de Sint-Laurenskerk. De polder zelf lag in de huidige wijk Prinsenland.
Het oude dorp Kralingen lag aan de Veenweg, die liep van de begraafplaats Oud Kralingen tot aan de Kralingse Plas. Het veen in de omgeving van Kralingen werd in eerste instantie als landbouwgrond gebruikt. Toen de vraag naar turf als brandstof in de 17e eeuw begon toe te nemen, nam het turfsteken in Kralingen een hoge vlucht. Het veen werd tot ver onder de waterspiegel weggebaggerd, waardoor een groot aantal veenplassen tussen Kralingen en Nieuwerkerk aan den IJssel ontstonden.
Door de turfwinning kwam Kralingen op een smalle strook land tussen de plassen te liggen. In de 18e eeuw verplaatste het centrum van het dorp zich naar het kruispunt van de Oudedijk, de 's-Gravenweg, de Kortekade en de Hoflaan. Het oorspronkelijke dorp raakte ontvolkt. Halverwege de 19de eeuw werden de plassen (behalve de Kralingse Plas) weer drooggelegd en ontstond de Prins Alexanderpolder. De oude Veenweg verdween toen volledig.
In 1795 werden Schout en Schepenen van de ambachtsheerlijkheid als gemeentebestuur aangesteld. Veel welgestelde Rotterdammers hadden in die tijd een buitenplaats in Kralingen. Bekende voorbeelden waren het eerder genoemde Honingen, Rozenburg, Jericho en Woudestein. Het wapen van Kralingen zoals de gemeente voerde, een opvallende achtpuntige rode ster op gouden schild, is ontleend aan de heraldische tekens van de familie Van Cralingen.