Fusarium graminearum
schimmel uit het geslacht Fusarium (ongeslachtelijke fase) / Uit Wikipedia, de vrije encyclopedia
Fusarium graminearum (ongeslachtelijke fase) is een schimmel uit het geslacht Fusarium. De geslachtelijke fase wordt Gibberella zeae genoemd. De soort is een gevreesde plantenziekte op granen en grassen, die verwelking en fusariose (bijvoorbeeld een afrijpingsziekte bij gewone tarwe en gerst) veroorzaakt.[1]
Fusarium graminearum | ||||||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Fusarium graminearum macroconidiën | ||||||||||||||
Taxonomische indeling | ||||||||||||||
| ||||||||||||||
Soort | ||||||||||||||
Fusarium graminearum Schwabe (1839) | ||||||||||||||
![]() | ||||||||||||||
Fusarium graminearum op mais | ||||||||||||||
![]() | ||||||||||||||
Een gezonde tarwe aar (links) en een met Fusarium graminearum geïnoculeerde aar (rechts) | ||||||||||||||
|
Macroconidiën worden relatief weinig gevormd, het meeste nog op de weinig gevormde, oranje sporodochiën (kussenvormig mycelium). Ze zijn allemaal even groot en hebben dezelfde vorm. Ze zijn slank, sikkelvormig tot bijna recht en dikwandig. Ze hebben 5 - 6 tussenwanden en een spits toelopende topcel. De cel aan de basis is voetvormig. De vorming van chlamydosporen is wisselend en worden vaak in de macroconidiën gevormd. Ze zitten in hoopjes of in een ketting. De chlamydospore is bolvormig met een iets ruw oppervlak.[2]