Hommius werd geboren in een deftige Friese familie. Zijn vader is Hummo Sixti Homminga, zijn moeder is Anna Fetsesdr Schierhusius, zij kwam uit hetzelfde geslacht waaruit ook Viglius van Aytta gesproten was.[3]. Zijn 1e huwelijk was met Johanna Cuchlinus, dochter van Johannes Cuchlinus, de eerste regent van het statencollege. Zijn 2e huwelijk met Hester van Hertsbeek[4]. Hij studeerde vanaf 1593 aan de Universiteit van Franeker bij Sibrandus Lubbertus, trok in 1595 naar de hugenotenstad La Rochelle en voltooide zijn studies vanaf 1596 in Leiden.
In 1599 werd hij predikant te Dokkum en al snel afgevaardigde van de provinciale synode van Friesland. In 1602 was hij legerpredikant te Warmond en predikant te Leiden.
Het conflict rond Arminius
In Leiden werd Hommius vrijwel meteen betrokken bij de geschillen rond Arminius en Gomarus, beiden hoogleraar theologie aan de Leidse universiteit. Hommius koos hierin duidelijk partij tegen Arminius en de remonstranten, zoals zijn aanhangers genoemd werden. Hij publiceerde verschillende strijdschriften en verslagen van conferenties, die hij met remonstrantse leiders als Johannes Wtenbogaert hield. Toen de remonstranten in 1617 de politieke macht in Leiden naar zich toe wisten te trekken werd Hommius de leider van een praktisch zelfstandige contraremonstrantse gemeente. Nadat Maurits de macht had gegrepen en de remonstrantse troepen had afgedankt, werd er een internationale synode uitgeschreven om het kerkelijke conflict af te handelen.
Hommius werd in 1618 afgevaardigd naar deze Synode, die in Dordrecht werd gehouden. Hij was daar een van de twee scriba's. In deze functie werd hij verantwoordelijk voor de uitgave van de Dordtse Leerregels en de acta van de synode. Ook diende hij zorg te dragen voor een vertaling van de gereformeerde belijdenisgeschriften in het Latijn. Deze taak leverde hem in 1620 - na aanbieding van de Acta van de Dordtse Synode aan de Engelse koning Jacobus I - een eredoctoraat van de Universiteit van Oxford op.
Regent van het Statencollege en Bijbelvertaler
Van 1619 tot 1640 was Hommius regent van het Statencollege, een instelling voor onvermogende theologiestudenten in Leiden. Hij volgde Gerardus Joannes Vossius op, die was afgetreden als regent in de nasleep van de bestandstwisten. Om regent te kunnen worden, werd Hommius op 22 oktober 1619 door Johannes Polyander aan de Leidse universiteit tot doctor in de theologie gepromoveerd .
Hommius werd betrokken bij de Statenvertaling van het Nieuwe Testament en de apocriefe boeken, eerst als revisor, later als vertaler. Hij kreeg het beheer over de originele manuscripten, de zogenaamde autographa, die in Leiden werden bewaard. Tevens fungeerde hij als secretaris voor de revisoren, waardoor de eindredactie op zijn schouders rustte. In 1632 deed hij het voorstel om het aantal bursalen (beursstudenten) van het Statencollege te verminderen, aangezien er inmiddels meer studenten dan vacante predikantsplaatsen in Holland waren. In 1640 bedankte Hommius als regent en werd opgevolgd door Jacobus Revius. Hij overleed twee jaar later.
Bronnen, noten en/of referenties
Het boek, waaraan Hommius ook een eigen uitleg toevoegde, verscheen vanaf de derde druk uit 1617 onder deze titel. De eerste twee edities uit 1602 en 1606 heetten Het schat-boeck der christelycke leere, ofte uytlegginge over den catechismus ende verclaringhe der besonderste hooftstucken der christelijcke religie. De laatste editie van dit Schatboek verscheen in 1989, terwijl Hommius' toevoeging in 2008 los verscheen onder de titel Tafelen bij de Catechismus der christelijke religie.
P.J. Wijminga, Biografie van Festus Hommius
Samme Zijlstra, Het geleerde Friesland, studenten ca. 1380-1650