Keizer Napoleon III vroeg voor de wereldtentoonstelling van Parijs in 1855 aan de Kamer van Koophandel van Bordeaux om een classificatie van de beste wijnen van de Bordeaux, die daar geëxposeerd zouden worden. De Kamer, bang om zich in een wespennest te steken, schoof de opdracht door naar een genootschap van wijnhandelaren. Die
hebben daarop gereageerd door een systeem in het leven te roepen, waarbij châteaux geclassificeerd werden op basis van reputatie en handelsprijs van de wijnen. Het resultaat was de Classificatie van Bordeauxwijnen van 1855.
De beste wijnen (met als uitgangspunt: hoe hoger de prijs, hoe beter de wijn) werden verdeeld in 5 groepen van premier cru tot cinquième cru. Alle rode wijnen kwamen uit de Médoc, behalve Château Haut-Brion die uit de Graves kwam. Van de zoete witte wijnen, die toen veel belangrijker waren dan tegenwoordig, werden alleen Sauternes en Barsac geclassificeerd.
De classificatie werd tot nog toe slechts tweemaal gewijzigd: in 1856 werd Château Cantemerle 5e cru, en in 1973 werd Château Mouton-Rothschild van deuxième cru tot premier cru gepromoveerd, na intriges en interventies die in noordelijke delen van Europa als "typisch Frans" werden ervaren, zonder dat dit wat zegt over de intrinsieke kwaliteiten van deze wijn.
Er zijn nooit wijzigingen in de classificatie geweest als gevolg van groei of krimp van de wijngaarden, wat enigszins merkwaardig is waar "terroir" een essentieel begrip is.
Er wordt al lang over gediscussieerd een nieuwe classificatie te maken, die meer recht doet aan de kwaliteitsverbeteringen (en -verslechteringen) die sinds 1855 zijn opgetreden. Ook enige wijnen die nu als cru bourgeois worden geclassificeerd hebben enige grand cru's qua kwaliteit voorbij gestreefd.
In de Bordeaux-gebieden Graves en Saint-Émilion worden alternatieve classificaties gevoerd.