Top Qs
Timeline
Chat
Perspective
reizen
From Wiktionary, the free dictionary
Remove ads
See also: Reizen
Dutch
Pronunciation
Etymology 1
From Middle Dutch reisen, from Old Dutch *reison, from Proto-West Germanic *raisōn.
Verb
reizen
- to travel
- We reizen graag naar verre landen om nieuwe culturen te ontdekken.
- We love to travel to distant countries to discover new cultures.
- Tijdens de vakantie reizen we meestal naar warme bestemmingen.
- During the holidays, we usually travel to warm destinations.
- Zij reizen vaak voor hun werk en hebben daardoor veel van de wereld gezien.
- They travel often for their job and have seen much of the world as a result.
Conjugation
(Proscribed but common)
Derived terms
- aanreizen
- achternareizen
- afreizen
- bereizen
- binnenreizen
- doorreizen
- heenreizen
- inreizen
- meereizen
- misreizen
- nareizen
- omreizen
- ontreizen
- opreizen
- overreizen
- reiziger
- rondreizen
- terugreizen
- toereizen
- uitreizen
- verreizen
- volreizen
- voorbijreizen
- voorreizen
- voortreizen
- voortsreizen
- vooruitreizen
- wegreizen
Related terms
Descendants
Etymology 2
See the etymology of the corresponding lemma form.
Noun
reizen
Remove ads
German
Etymology
Middle High German reizen, Old High German reiʒen, Proto-Germanic *raitijaną
Pronunciation
Verb
reizen (weak, third-person singular present reizt, past tense reizte, past participle gereizt, auxiliary haben)
Conjugation
1Rare except in very formal contexts; alternative in würde normally preferred.
Derived terms
Related terms
Further reading
Remove ads
Wikiwand - on
Seamless Wikipedia browsing. On steroids.
Remove ads